Film: een klant(on)vriendelijk medium
Door Peter Van Goethem, op Wed Apr 23 2014 07:12:04 GMT+0000Bestaat er in Vlaanderen een antwoord op de Hollywooddominante filmtaal waar de Vlaamse fictiefilm een patent op lijkt te hebben? Experimentele films als Drift (Benny Vandendriessche, 2013) en Questions (Herman Asselberghs, 2014) tonen aan wat het afwijken van populaire filmpaden in vorm, stijl en technisch comfort kan betekenen. Geen klantvriendelijk bioscoopbezoek op maat van de kijker, maar een denkoefening in beeld.
Tegen de achtergrond van recente succesverhalen – zoals Oscar-genomineerde films als Rundskop (2011), The Broken Circle breakdown (2012) en Death of a shadow (2012) – stijgt de vraag naar Vlaamse cinema. Een verregaande professionalisering in productie, realisatie en marketing bestendigt een verdere vermarkting. De bioscoopprogrammatie liegt er niet om. Wie vandaag een bezoek brengt aan een multicomplex mag een waaier aan Vlaamse fictiefilms verwachten. Ze laten de kijker toe een keuze te maken uit een handvol genres: van komedie (FC De Kampioenen: Kampioen zijn blijft plezant en Halfweg) en romantiek (Flying Home), tot biopics (Marina) en thriller (De behandeling en W. – Witse De Film).
Eigen aan de commercialisering van de Vlaamse film is het incalculeren van een paar winnaars die het verlies van de andere films compenseren. In de eerste helft van 2014 zijn het Marina (> 500.000 bezoekers) en FC De Kampioenen: Kampioen zijn blijft plezant (> 750.000 bezoekers) die het mooie weer maken, terwijl W. – Witse De Film, Flying Home en Halfweg het veel minder goed doen. Specifieke oorzaken zijn niet meteen aanwijsbaar, dat kan gaan van de zachte voorjaarstemperaturen tot de sterke concurrentie. Minder bezoekers betekent daarom nog niet noodzakelijk dat de film het bekijken niet waard is. Het gaat gewoon om klantvriendelijke films.
DE KLANTVRIENDELIJKE FILM
Wat dat inhoudt? Vlaamse fictie laat het publiek toe het gefilmde verhaal comfortabel te bekijken, waarbij de inhoud glamour wordt verleend door zich weinig met de werkelijkheid in te laten. Ook al is het verhaal gebaseerd op bepaalde (werkelijke) feiten of heikele thema’s (zoals in Marina of De Behandeling), de Vlaamse film zet fictie in om deze feiten te ontdoen van hun reële karakter. Wie als bezoeker huiswaarts keert, hoeft zich niet ongemakkelijk te voelen. Klantvriendelijk betekent dat de film een antwoord heeft geboden op de vragen die hij zelf stelde. Zelfs bij moeilijk verteerbare films worden verhaal en kijkervaring verzacht door een fictief slot.
Cameravoering en montage zijn in Marina en Flying Home zelfs onzichtbaar gemaakt, wat de films optimale toegankelijkheid verleent
In die klantvriendelijke aanpak kijkt de Vlaamse film graag overzee, om zich te bedienen van een terugkerende verhaalconstructie waarin Hollywood pionierde: de drie-act-structuur. Dat is de dramaturgie die in bovenstaande Vlaamse films overheerst. Ze gingen daarvoor graag te rade bij het paradigma van Nash, Oakey en scriptautoriteitSyd Field. Analoog aan Fields invloedrijke boek (Screenplay, 1979) hebben hun scripts een lineaire basisstructuur die de vertelling moet ondersteunen met een begin (ActI - de setup), een midden (ActII - de confrontatie) en een eind (ActIII - de resolutie). Fields paradigma vraagt om protagonisten en antagonisten met een vrij duidelijk psychologisch profiel. In De Behandeling staat rechercheur Nick Cafmeer tegenover zedendelinquent Ivan Plettinckx, in Halfweg komt de in een scheiding verwikkelde architect Stef tegenover geest Theo te staan. In FC de kampioenen zijn de kampioenen de protagonisten met de sjeik en Tartuffe als antagonist. Helderheid helpt.
Het beeld volgt de inhoud. Cameravoering en montage staan in dienst van de handeling. In Marina en Flying Home zijn ze zelfs onzichtbaar gemaakt, wat de films optimale toegankelijkheid verleent. Identificatie met de protagonist in bovenstaande fictiefilms is zodanig geconstrueerd dat de toeschouwer zich via het cameraoog moeiteloos het verhaal kan laten welgevallen. De logica en transparantie van deze films passen in de zorg dat de kijker weet wat hij van een film mag verwachten. Niet dat we kunnen anticiperen op wat we zullen zien. Wel wat we zullen ervaren – en belangrijker – dat we zullen ervaren. Wie volgens Field de regels volgt, stoomt een scenario klaar dat garant staat voor kwaliteit, als een voorwaarde voor degelijkheid.
DE KLANTONVRIENDELIJKE FILM
Wat als deze klantvriendelijkheid opgeschort wordt en de film in kwestie niet tegemoet komt aan de vraag naar klantvriendelijkheid? Wat als het medium zich toont aan de kijker vanuit het oogpunt van montage en camera? Wat als cola en popcorn geen effect meer hebben, als de regisseur ook geen antwoord heeft, de film het antwoord is door nog meer vragen te stellen? Wanneer verwachtingen opgeschort worden, wars van heldere structuur en plotontwikkeling, krijgt film in Vlaanderen de stempel ‘experiment’. Wat hun onvriendelijkheid inhoudt en welke consequenties eraan verbonden zijn, tonen twee kersverse experimentele Vlaamse films: Drift (2013) van Benny Vandendriesssche en de kortfilm Questions (2014) van Herman Asselberghs.
In Drift speelt performancekunstenaar Dirk Hendrikx de drifter. Geconfronteerd met het overlijden van zijn vriendin verliest hij de controle over zichzelf. De realiteit brengt weinig soelaas in de verwerking van zijn verdriet. Het Roemeense landschap is desolaat en kil. De geest van het verleden waait doorheen aftandse appartementsblokken en fabrieken. Hendrickx zien we in die verlatenheid met het hoofd in het zand, al drijvend op een luchtmatras, een koord rond de hals, … Fysieke gebaren in gratie van de loutering die maar niet komen wil.
Wanneer verwachtingen opgeschort worden, wars van heldere structuur en plotontwikkeling, krijgt film in Vlaanderen de stempel ‘experiment’
In Drift wordt Syd Fields paradigma zowat geheel overboord gegooid. Informatie over de protagonist is karig. Hij weigert de dialoog – wat identificatie onmogelijk maakt. De film wenst geen voyeurisme in de verwerking van ‘s mans verdriet over het verlies van zijn vrouw. De kijker wordt buitenspel gezet en kan enkel al meanderend toekijken hoe de drifter afscheid neemt van de realiteit. Wie structuur zoekt, is er – net als de drifter zelf – aan voor de moeite. Het is zijn naakte lichaam dat vertelt wat er verteld kan worden, binnen een structuur die enkel het desolate Roemeense landschap prijsgeeft. Samen met de zwervende honden is dat landschap de enige constante in de film, maar zijn realiteit lijkt incompatibel met de leefwereld van de man. Uiteindelijk slokt het hem op.
Kijken is beleven, maar vraagt ook om interpreteren, door hoe de film werkt. Woorden hebben geen verdienste in de film. Het zijn de beelden die spreken, omdat het camerawerk en de montage niet ondergeschikt zijn gemaakt aan het verhaal. De kijker wordt zich zeer bewust van de werking van de camera, aangezien de drifter beslist tot waar en hoe lang het verhaal zich uitstrekt. Het landschap kiest op haar beurt in hoeverre de drifter zich verliest – niet de camera die zich gedraagt alsof hij geen vat heeft op het verhaal, alsof hij zelf twijfelt.
Het resultaat is het strippen van het fictionele aspect in de film. Het landschap is werkelijk. Ontdaan van de filmillusie verkrijgt de film een documentair karakter. Hij definieert geen plaats in een bepaalde tijd, maar een ervaring in een gevoelloos landschap van kale bossen, sneeuw en honden. Deze ervaring komt tot stand zodra de drifter gescheiden wordt van zijn vrouw en van zichzelf. De realiteit waar hij tot dan toe in vertoefde, maakt plaats voor vervreemding van zijn bestaan, van zijn werkelijkheid.
In de zoektocht van de drifter naar loutering neemt de film geen standpunt of moreel oordeel in. Het landschap is een ruimte waarin de drifter zijn verwerkingsproces ondergaat. Symbolisch zijn de honden die zich voor de camera manifesteren. Net als de honden is de drifter op weg, weet niet waartoe en kent het verdere verloop niet. Het uiteindelijke commentaar, het laatste woord is aan de kijker, die het zonder begeleiding heeft moeten doen. In tegenstelling tot een drieactenstructuur vindt er geen afronding plaats. In de Vlaamse fictie eindigt het verhaal vaak na afloop van de film, in de experimentele film begint het dan pas.
HET VERHAAL ALS VRAAG
Waar Drift de kijker figuurlijk vragen stelt door wat er te zien is, bestaat Questions louter uit letterlijke vragen. Questions is een filmversie van de gelijknamige participatieve performance van Sirah Foighel Brutmann en Eitan Efrat, bestaande uit een gesprek dat uitsluitend in vraagvorm verloopt. Zeven willekeurige deelnemers zitten in een cirkel op een stoel in een lege ruimte. Enkele basisregels gaan het vragengesprek vooraf. Zo is het mogelijk dat de deelnemer een stilte van dertig seconden inlast, kan de gestelde vraag worden herhaald en dient elke vraag aan iedereen gericht te worden. De sessie is niet gerepeteerd en kent geen scenario. De allereerste vraag zet een gedachtestroom in beweging die uitmondt in een gesprek van vragen.
In de Vlaamse fictie eindigt het verhaal vaak na afloop van de film, in de experimentele film begint het dan pas
In Questions belichaamt niemand het gelijk, aangezien alle deelnemers evenwaardig zijn. Ook hier geen antwoord, aangezien de regels dit niet toelaten. Ook hier geen identificatie, we weten niet wie de kijker is. Die kan tegelijk iedereen en niemand zijn. Net als in Drift wordt de kijker aan zijn lot overgelaten. Dit gebeurt door de camera geruime tijd onscherp te laten. Krijgen we de deelnemers uiteindelijk toch te zien, dan lijkt hun rol veel onbelangrijker dan de vragen. De kortfilm is een kijkend luisterennaar opeenvolgende vragen als :‘What can a political image be? Can we be responsible for the future? Can we share responsibility for the future? Is politics something we do? Is politics something we undergo?’ De vragen monden uit in ethisch-filosofische kwesties die paradoxaal spontaan ontstaan door de opgelegde regels.
De verdienste aan dit heen-en-weer-spel is de finale vraag die Questions aan de kijker stelt: hoe betekenis geven aan wat er gezegd wordt, aan de weerkerende termen die in de vragen liggen vervat? Termen als verantwoordelijkheid, het beeld, het woord, politiek en democratie. Questions is een poging om deze begrippen of concepten te bevragen in hun betekenis, of er een nieuwe betekenisaan te geven. Of hoe het opschorten van de dialoog een dialoog juist kan bestendigen.
De inzet van fictie
Op het eerste gezicht hebben beide films inhoudelijk weinig met elkaar te maken. Toch voelen ze erg verwant in de manier waarop ze worden ingezet als denkoefening. Net dat onderscheidt de experimentele film van de huidige Vlaamse fictie. In Drift ontstaat die denkoefening door het beeld dat onderzoekt, in Questions door het onderzoekende woord, door het stellen van vragen. Terwijl de bekende Vlaamse fictiefilms zich beroepen op een paradigma waar ze dan hun verhaal aan ophangen, boren Vandendriessche en Asselberghs een benadering aan die bij de eerste niet gebonden is aan regels, vrij ingevuld kan worden en enkel rekenschap aflegt aan zichzelf. Questions stelt dan weer regels voorop die geen repetitie en scenario mogelijk maken.
Waar de Vlaamse fictie een verhaal wil vertellen, stelt de experimentele film vragen aan de kijker als verhaal
Waar de Vlaamse fictie een verhaal wil vertellen, stelt de experimentele film vragen aan de kijker als verhaal. Vooral de werkwijze verschilt. Voor de fictiefilms vertrouwt de regisseur op tal van (filmtechnische) middelen voor de vertaling van het hoe, het waar en het wanneer – vooraf zo goed als vastgeklonken in het script. Welke filmische middelen hij gebruikt, en hoe hij ze inzet, zal de uiteindelijke film opleveren en de originaliteit bepalen. Het is op dit punt dat hij zich kan manifesteren of kleur moet bekennen als regisseur. In de experimentele film dienen dezelfde keuzes gemaakt te worden, maar zet de regisseur ze in om het verhaal te onderzoeken, niet om het te bevestigen. Van anticipatie is geen sprake. Ontspanning wordt ingewisseld voor introspectie, het verhaal wordt geproblematiseerd. Juist dat maakt van Drift en Questions denkoefeningen, pogingen om bepaalde kwesties te bevragen. Niet de film geeft het inzicht, zoals in de meeste Vlaamse fictie, maar dat inzicht wordt aan de kijker gevraagd.
Of een film al dan niet klantvriendelijk is, hangt grotendeels af van de regisseur. De kijker kan nog steeds kiezen of hij al dan niet klantvriendelijk bejegend wil worden. Hij kan op beide oren slapen, de regisseur niet. Als maker draagt hij een verantwoordelijkheid voor de realiteit waarin hij zich begeeft. Welke realiteit wil hij dienen? De Vlaamse fictiefilm dient geen antwoord te bieden op de werkelijkheid door haar filmisch te vertalen, maar mag er ook eens, zoals de experimentele film, wat meer vragen over stellen.
Drift speelt op verschillende data in Brussel, Gent, Leuven en Kortrijk, en in de loop van de komende weken ook in andere Belgische steden. Meer info over de programmatie op www.driftthefilm.com.
Peter Van Goethem is documentairemaker.