Yesno
Door Heike Geißler, op Sat Mar 13 2021 23:00:00 GMT+0000Ik schrijf razend graag afwijzingen. Ik zou ook u een afwijzing kunnen schrijven, dus voor u een afwijzing formuleren die u dan kunt gebruiken. Beroepsmatig, binnen het politieke systeem van uw land, binnen de commentaarblokken op sociale media. Ik ben altijd te vinden voor een afwijzende tekst. Ik bezig die niet professioneel, maar erg gepassioneerd; ik ben niet de enige die afwijzende teksten schrijft, maar heb geen geweldig uitgebouwd netwerk op dat vlak.
Ik geloof in de macht van de schriftelijke afwijzing. Haar manco is wel dat ze zich distantieert van concrete actie, die als het ware afwijst. Of vergis ik me?
Ik wijs altijd weer al mijn inspanningen af om van gedachten te wisselen met degenen die niet van gedachten willen wisselen.
Ik verzamel kasseien, waar ik die ook vind. Ik pak altijd alleen de kleine voor de voetpaden, niet de grote voor de straten. In hun afwezigheid zijn mijn kasseien aanwezig op betogingen. Ze maken de samenleving uit die mij lief is, op elk ogenblik uit te breiden met iedereen om wie ik razend veel geef.
Ik keur kasseien en liefde goed, zojuist werd er op het nippertje nog een goedkeuring van geweldloosheid in mijn brievenbus gestoken, ik had de herinnering nodig.
Ik wijs altijd weer al mijn inspanningen af om van gedachten te wisselen met degenen die niet van gedachten willen wisselen.
Ik wijs af: het kapitalisme (je kunt er niet onderuit om dat herhaaldelijk af te wijzen), ik zweer mijn behoefte af om het met iedereen te kunnen vinden (dat begint stilaan te werken), mijn angst om iemands tegenstander te zijn. Ik wijs klimaatverandering af, omdat die me klein krijgt. Ik wijs werkijver en tijdsdruk af, ik onderschrijf mijn interesses altijd. Ik zweer zitten achter bureaus af en de sociale media ook, maar onderschrijf wel landschappen en de beslissingen in het voordeel van landschappen, stadslandschappen, die uitnodigend zijn en waarop je geen prijs kunt plakken. Ik wijs de huidige invulling van onze publieke ruimte af, want die is er geen: het is er een waarin de meeste (denkbare, nood- zakelijke …) gebruiksvormen onmogelijk gemaakt, ja zelfs gesanctioneerd worden. Ik onderschrijf een publieke ruimte die je, als een vlag op de maan, kunt planten in welke setting dan ook en die dan ontegenzeggelijk aanwezig is. Ik onderschrijf aanmatigingen, ik wijs aanfluitingen af, maar wil binnenkort graag als aanfluiting aanwezig zijn. Tegelijkertijd wijs ik slechts de aanmatigingen af van sommige politici en van de schimmige productie van toxisch geld.
Ik zweer de behoefte af om me van mijn beste kant te laten zien.
Ik schrijf mijn droom van een eigen huis af, omdat ik (het toch niet kan betalen) niet in een eigen huis wil zitten, geconsolideerd en onttrokken aan de strubbelingen van het heden. Ik wil absoluut wel in een eigen huis zitten, geconsolideerd en onttrokken aan de strubbelingen van het heden. Ik zweer vermoeidheid niet af, maar wel de oorzaken van vermoeidheid. Ik zweer de behoefte af om nu uit te leggen wat ons zo moe maakt. We weten het allemaal. Ik zweer de behoefte af om me van mijn beste kant te laten zien. Ik zou willen zeggen: Goededag, vandaag ben ik present met mijn slechtste eigenschappen. Ik schrijf de haastig door mij gekochte blouse af, waaraan voor altijd haast vastkleeft, en de aanleiding ertoe, die uiteindelijk niets meer bleek dan een flets publiekelijk gebeuren. Ik zweer al het gescheld af dat mijn kinderen en mijn man van mij hebben moeten horen, maar voor de rest onderschrijf ik bijna elk gescheld en zou ik kunnen zeggen dat ik nu meedraai in de uitscheldindustrie. Ik bedenk scheldwoorden en kom al scheldend vooruit. Hier ben ik, aan het schelden met recht en reden, want daarginds zijn: de mannen met de zeis, de apostelen van de apocalyps, de missionarissen van waanzin en bedrog, de dagverdelgers, de fulltimedemonen.
Ik zweer hen en een heleboel anderen af, dadelijk weet ik hoe ze allemaal heten. Ik zweer het af om binnen de perken te blijven en gun mezelf een leugen.
Billy Nomates zingt hier trouwens ondertussen op de achtergrond:
No is the greatest resistance
No to your nothing existence
No I don’t think it looks better
Yes we are stronger together
Billy Nomates brengt me tot een meester in de afwijzende beschikking.
Het volstaat al om liever niet te denken. Een volgende stap is zeker niet.
Een in Duitsland zeer bekende en bedrijvige auteur, communist, rad van tong, werd door een kunsttijdschrift via e-mail gecontacteerd om een bijdrage te schrijven. De e-mail was zeer uitvoerig, lichtte toe in welke richting zijn artikel zou kunnen gaan, hoeveel woorden het moest tellen, hoeveel ze hem konden betalen. De verantwoordelijke redactrice had wel wat tijd en moeite in die e-mail gestoken. Zijn antwoord was even kort als onbeschoft en indrukwekkend: liever niet.
Mijn medelijden met de redactrice buiten beschouwing gelaten: ik bewonder zijn antwoord. Het is een scherp en precies wapen. Je kan het uittesten. Je kan het bij je hebben, door de binnenstad banjeren en liever niet zeggen. Het volstaat ook al om liever niet te denken. Een volgende stap is zeker niet. Onderweg zijn met zeker niet, op pad zijn met zeker niet. Je eigen aanwezigheid beschouwen als zo’n aanfluiting van de werkelijkheid, die wanneer nodig of te pas of te onpas zeker niet zegt. Dat is de bumpersticker die ik geloof, de sticker die ik nodig heb. Kan je op een SUV, slechte gesprekken, de EU-politiek etc. plakken. Ik neem aan dat ik hier niet met nog meer voorbeelden moet komen.
Tot slot toch een ja. Met dezelfde vriendin die me die anekdote over die auteur vertelde, was ik een paar jaar geleden in Haus der Kunst in München. Ik weet helemaal niet meer hoe de tentoonstelling heette, herinner me alleen nog de duizelingwekkend volle muren, een teveel aan kleuren, en daarbovenop nog veel bezoekers en een ongastvrije sfeer. In de zaal tussen de tentoonstellingsruimtes op het gelijkvloers stond de Electric Dress van Atsuko Tanaka, geen licht te geven. Natuurlijk wilden we die zien oplichten. Om het kleed te ontzien liet men het niet meer continu schijnen. We kwamen de tentoonstellingsruimtes uit, keken reikhalzend uit naar het kleed. Ik stelde voor: We tellen tot 100, dan geeft het licht. We gingen op het kleed af en telden tot 100. Toen we bij 100 waren aanbeland, gaf het kleed geen licht. We waren teleurgesteld en draaiden ons om.
Toen lichtte het kleed op, bijna zoals een gigantisch feest.