Wordt lokaal het nieuwe normaal? Tuesday Talk VII voor u samengevat
Door Redactie rekto:verso, op Thu Jun 18 2020 22:00:00 GMT+0000Als gevolg van de coronacrisis staat de cultuursector voor cruciale maanden. En dus faciliteren rekto:verso, Kunstenpunt en State of the Arts elke dinsdagavond een online debat rond een prangende vraag. Voor de zevende Tuesday Talk op 16 juni luidde die vraag: wordt lokaal het nieuwe normaal? Wij vatten de belangrijkste inzichten voor u samen.
Onze luchthavens gingen dicht, onze verbeelding situeerde zich op wandelafstand, onze nabije omgeving werd de enige uitlaatklep. De lockdown wierp beslist nieuwe vragen op over de relatie tussen het lokale en het internationale. Moet onze kunst haar waarde weer meer gaan zoeken in onze achtertuin? Wat betekent gemeenschapsvorming in verhouding tot het internationale? De zevende Tuesday Talk bevraagt de rol van kunst(beleid) in de lokaliteit, in een Vlaanderen dat steeds rechtser stemt.
Moderator Wouter Hillaert spreekt erover met Haider Al-Timimi (bezieler Kloppend Hert & artistiek leider Theater Antigone), Geert Buelens (hoogleraar Letterkunde Universiteit Utrecht) en Liv Laveyne (artistiek directeur De Grote Post). Ook het jonge Gentse theatercollectief Zuidpark, culturele lockdownleveranciers met het YouTube-kanaal Quarantaine TV, schuift aan – hetzij vermomd achter een Samsonpop. Bekijk hun gesprek of lees hier onze samenvatting.
1. Naar een culturele New Deal?
Hoe kunnen kunstenaars corona overleven? Die vraag gaapt onder het gros van onze Tuesday Talks. In Knack lanceerde Geert Buelens een overlevingsplan dat ook raakt aan een ander heet hangijzer: de maatschappelijke verankering van kunstenaars. Hij bepleitte een culturele New Deal, naar het beroemde herstelprogramma van Amerikaans president Franklin D. Roosevelt na de Grote Depressie. Dat werkgelegenheidsproject uit 1933 garandeerde ook kunstenaars een inkomen, als zij in ruil daarvoor hun talenten ter beschikking zouden stellen van de gemeenschap. ‘Die aanpak moet niet het nieuwe normaal worden, maar kan een weg zijn om kunstenaars in een acute crisis voor het precariaat te behoeden.’
‘De autonome kunstenaar is ook een fase in de kunstgeschiedenis die nu misschien al voorbij is.’
Buelens’ voorstel stelt ook de vraag naar de rol van kunstenaars voor lokale gemeenschappen. ‘In Roosevelts tijd waren er nog geen subsidies. Toen die opkwamen in de jaren 1930 verdween het gemeenschapsidee naar het achterplan ten voordele van de artistieke autonomie. Zo’n situatie zien kunstenaars vaak als ideaal, terwijl elke situatie die daarvan afwijkt achterlijk zou zijn. Die vanzelfsprekendheid wil ik ter discussie stellen. De autonome kunstenaar is ook een fase in de kunstgeschiedenis die nu misschien al voorbij is. Vandaag kunnen ook andere aspecten een rol spelen bij de beoordeling en subsidiëring van kunst.’
Het engagement van kunstenaars zou wel in andere noden voorzien dan bij de New Deal destijds, toen kunstenaars in functie van een Amerikaans cultureel onafhankelijkheidsstreven naar de meest afgelegen dorpen trokken om les te geven. ‘Vooral de idee dat de culturele gemeenschap verder gaat dan kunstenaars en hun besognes, vind ik inspirerend. Ook vandaag zie je trouwens dat het onderscheid tussen kleine gemeenten en grote steden wordt onderuitgehaald. In de Nederlandse discussies over subsidieverdeling gaat meer aandacht uit naar wat zich buiten de randstad voltrekt. Dat is cultureel en politiek gesproken een belangrijke ontwikkeling, want het zijn vaak die buitengebieden die zich achtergelaten voelen door de elite.’
‘Die tegenstelling tussen autonomie en maatschappelijke dienstbaarheid klopt niet’, zegt Zuidpark. ‘Voor een groot deel is die dienstbaarheid vandaag trouwens al gerealiseerd: er zijn muziekleraren en sociaal-cultureel werkers. Sectoren als zorg en onderwijs zijn ook noodzakelijker dan kunst als het op directe dienstverlening aan de gemeenschap aankomt.’
‘In een rechtser wordende wereld moeten we ook als kunstenaars de verantwoordelijkheid nemen om in de gemeenschap te staan en thema’s als Black Lives Matter aan te pakken.’
De meest voor de hand liggende kritiek aan een New Deal zou zijn dat ze cultuur instrumentaliseert. Of is dat achterhaald? ‘Het is gemakkelijk om de angstkaart te trekken’, reageert Haider Al-Timimi, ‘Maar in een rechtser wordende wereld moeten we ook als kunstenaars de verantwoordelijkheid nemen om in de gemeenschap te staan en thema’s als Black Lives Matter aan te pakken. Niet om een politieke stem uit te brengen, maar om bruggen te bouwen, tussen mensen bij wie dat niet langer mogelijk lijkt.’
2. Lokaal werken als denkpiste
Vaak worden cultuurcentra als die bruggenbouwers beschouwd, omdat ze alleen al geografisch het ankerpunt vormen tussen het producerende veld en de gemeenschappen. Zijn er vandaag nieuwe uitdagingen in die wisselwerking? ‘Cultuurcentra nemen naast louter spreiding ook al enkele jaren andere functies op’, zegt Liv Laveyne, die bij De Grote Post aan de bron zit. ‘Dat is hun eigen behoefte, maar gebeurt ook omdat artiesten en het publiek vandaag meer dan een passieve relatie willen aangaan. Nu kunnen we inhoudelijk wel die switch maken, maar een houdbaar economisch model daarvoor ontbreekt vooralsnog. De nieuwe realiteit van co-creatie en inclusiviteit vraagt niet langer om een traditioneel model, gestoeld op uitkoopsommen en ticketing.’
Misschien heeft de coronacrisis die zoektocht versneld, oppert Laveyne. ‘Vandaag moeten we op verminderde capaciteit draaien terwijl de productiekosten dezelfde blijven. Die realiteit leert ons hoe fragiel het kaartenhuis in aanbod en afnemers is. We moeten op zoek naar een model dat zowel artistiek als financieel gunstig is. Gezelschappen zullen meer moeten doen dan jaarlijks twee voorstellingen op onze drempel proppen. Maar ook cultuurcentra denken beter na over verankering, niet zozeer via lokale projecten, maar via lokale trajecten. We hoeven het warm water niet zelf uit te vinden, maar kunnen de rol opnemen van bruggenbouwer naar stedelijke partners over de sectoren heen. In het beste geval zijn we dan een match maker naar kunstenaars en hun plannen toe.’
Ook cultuurcentra denken beter na over lokale verankering, niet zozeer via lokale projecten maar via lokale trajecten.
Het cultuurbeleid geeft lokaal alvast alle autonomie aan de steden en gemeenten. Staat die tendens ten dienste van de lokale participatie? ‘Dat is een dubbeltje op zijn kant. Momenteel is er geen decretaal kader meer voor het statuut van een cultuurcentrum. Dat houdt een gevaar in, want het gemeentegeld voor cultuur kan evengoed voor de rioleringen bestemd worden. Het voordeel is dat cultuurcentra nu wel kunnen zijn wat ze willen zijn. En dat is geen gesloten werkplek, maar een open ruimte voor kunstenaars om een duurzame band op te bouwen met een publiek.’
Haider Al-Timimi is de visie van Laveyne genegen. ‘Voor Kloppend Hert is lokaal al lang normaal: we hebben altijd met, voor en in de gemeenschap gewerkt, via participatieve praktijken, maar ook via de thema’s in onze voorstellingen waarvan we vinden dat die een debat waard zijn in welke gemeenschap dan ook. De vraag is hoe je daarmee een ander publiek dan de ‘eigen parochie’ kunt aanspreken. Ik voel de noodzaak om dat te onderzoeken. Misschien versnelt corona dat onderzoek, want we kunnen niet meer in de black box spelen. Ik geloof ook dat we ons door de crisis nog meer met de gemeenschap zijn gaan identificeren en nog intensiever thema’s zullen aanpakken die door de kraken van de crisis komen.’
3. Kraken om kunst te maken
‘De vraag naar een toegankelijke theaterruimte zonder toegankelijk theater is paradoxaal’, vindt Zuidpark. ‘Mensen zijn verbaasd dat niet iedereen staat te springen voor een muziekloze danssolo van anderhalf uur. In het linkse, kosmopolitische bewustzijn dat je vaak terugvindt in het theater schuilt enerzijds iets superieurs en anderzijds het voortdurende slachtofferschap van de ongehoorde kunstenaar. Wanneer wij het kunstenveld horen weeklagen, voelen wij dan ook plaatsvervangende schaamte voor het blinde privilege. Volgens ons moet het kunstenaarschap de buitenpositie van de avant-garde of countercultuur verkiezen.’ En daaraan verzaken volgens Zuidpark vooral theatermakers: het zijn ‘verwende dagboekpoëten’ of ‘cosplayers van de meest decadente soort’.
‘Wanneer wij het kunstenveld horen weeklagen, voelen wij dan ook plaatsvervangende schaamte voor het blinde privilege.’
Het collectief oppert een hypothese: ‘Na de Koude Oorlog sloegen we een derde weg in, die van het kapitalisme. De welvaart die het westen in de jaren 1990 overspoelde, heeft door middel van subsidies de subversieve angel getrokken uit de kraakbeweging. Het gevolg was de inclusiviteit van kunstenaars in de burgerlijkheid. Acteurs mochten collectieven starten, huizen kopen, reisjes maken, ze werden oerdegelijk en doorsnee. Maar het laatste decennium toonde zich de onhoudbaarheid van zo’n gesubsidieerd kunstenveld. De economische voorspoed was niet van eeuwige duur en het kunstenveld verloor meer en meer zijn legitimiteit bij de kiezers.’
Wat stelt Zuidpark als alternatief voor? ‘Het is nu al vermoeiend om met zoveel schrijfwerk slechts één tiende kans op een subsidie hoog te houden. Veeleer dan een pragmatische tijdelijke oplossing vraagt deze crisis om een paradigmaverschuiving.’ Net als Laveyne kijkt het collectief dan naar alternatieve economische modellen. ‘Voor ons is ruimtelijkheid een groot probleem. We moeten onze huur betalen, daarnaast tijd vinden voor onze artistieke praktijk en hebben ook niet genoeg middelen om een werkruimte te onderhouden. Mark Fisher schreef dat de kunsten in de jaren 1980 veel grassroots-explosies zagen omdat de huurprijzen laag waren en het kraken nog niet in de illegaliteit was beland.’
‘Wij zien zowel economisch als maatschappelijk kansen in een herinterpretatie van de kraakscene. Wie kraakt, werkt van de bodem naar boven toe. Je moet een alliantie sluiten met een gemeenschap en participeert vanzelf in een woonweefsel. Kraken is ook een manier om met een commerciële tactiek het antikapitaal te verkopen. We behoren tot een generatie die het woord ‘kapitaal’ weer in de mond durft te nemen, maar dat tegelijkertijd ook herziet. Extinction Rebellion en Black Lives Matter gebruiken technieken die historisch verwant zijn met reclame, maar hun commerciële ingesteldheid dient wel een ander doel.’
‘Extinction Rebellion en Black Lives Matter gebruiken technieken die historisch verwant zijn met reclame, maar hun commerciële ingesteldheid dient wel een ander doel.’
‘Verder merken we ook dat de kunsten neerkijken op populair entertainment of de digitale wereld. Wij vinden de manier waarop Studio 100 een publiek aanspreekt inspirerend. Onze generatie luistert en kijkt de zogenaamde ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur door elkaar. Wij houden van variétéshows, introduceren dat in ons werk en spreken zo ook een publiek aan dat zich daarmee vereenzelvigt. Ten slotte kan het theater grote stappen zetten wat betreft digitalisering. Bij fenomenen als crowdfunding of platformen als Patreon, waar particulieren mecenas kunnen worden van online content creators, zie je een breed publiek voor subversieve content. Een versmelting tussen die twee werelden is noodzakelijk voor het voortbestaan van theater.’
‘We vertrekken vaak vanuit een top-down idee waarbij elitaire kunst tegenover de massa komt te staan’, zegt Liv Laveyne. ‘Maar de massa bezit ook veel kenmerken van de avant-garde. Veel codes bij wat we de linkse culturele elite noemen, zoals de parameters om een creatie te beoordelen, zijn vast. Bij groepen die zulke codes niet kennen, kan daarom net heel avant-gardistisch gedacht worden. Zij brengen een andere benadering mee dan die van de kunstenaar.’
‘Ik zie het niet gebeuren dat we de publieke sector volledig compenseren met guerilla-reclametechnieken.’
‘Maar als voor brede cultuursubsidies geen draagvlak is, vormen crowdfunding en Patreon slechts een deel van de oplossing’, denkt Buelens. ‘In de Verenigde Staten zijn cultuursubsidies haast volledig afgebouwd en zijn crowdsourcing en crowdfunding dominanter, maar vergeet niet dat veel culturele figuren daar zijn groot geworden via Europese subsidies en festivals. Ik zie het dus niet gebeuren dat we de publieke sector volledig compenseren met guerilla-reclametechnieken.’
‘Qua digitalisering valt wel nog veel te ontginnen’, zegt Al-Timimi. ‘Een praktijk als filmpiraterij heeft toch een poot vanonder het establishment gezaagd dus met zo’n guerillastijl counter je wel degelijk een systeem. Ook moeten we blijven inzetten op een regering die gelooft in cultuur en die erin wil investeren, want daarmee gaat ook een verantwoordelijkheid gepaard.’
4. Antwoord op verrechtsing
En daar toont zich een probleem, want in Vlaanderen stemt stilaan een meerderheid voor partijen die weinig op hebben met een breed gesubsidieerde cultuur. Dringt een imagoverandering voor de kunsten zich op, zoals Zuidpark aangeeft? Moeten cultuurhuizen dat deel van de bevolking niet in gesprek brengen met de sociaal kwetsbare groep aan de andere kant van het spectrum?
‘Na de verkiezingsuitslagen vorig jaar ontstond bij Transfo Collect een enorm verlangen om met z’n allen een bus te huren, naar Ninove te gaan en te praten met de mensen daar’, zegt Al-Timimi. ‘Zoiets kan waardevoller zijn dan eender welke bekroning. Met Studio Shehrazade, een voorstelling over homoseksualiteit in een Arabische context, kregen we goede reacties en zelfs een selectie voor Het TheaterFestival. Maar die keer dat we in een school speelden, aan het publiek vroegen of iemand bezwaar had tegen het huwelijk op de scène en dan zagen hoe iedereen de zaal verliet, is misschien de enige keer dat we écht een verschil maakten. Dat is de reden waarom we meer in de gemeenschappen moeten werken.’
‘Een theaterbus naar Ninove sturen is mooi, maar de problemen zijn natuurlijk ook sociologisch, ecologisch en economisch van aard’, tempert Buelens. ‘Hetzelfde geldt voor mensen in armoede of mensen met een migratieachtergrond. Zij hebben andere zorgen dan wie in culturele kringen vertoeft, maar ze bezitten wel een artistieke en sociale gevoeligheid. Bovendien willen ze net als iedereen gehoord worden. En daarin kunnen kunstenaars een rol spelen. Onlangs bracht Steve Earle Ghosts of West-Virginia uit, een plaat die hij maakte met lokale mijnwerkers die voor Trump hadden gestemd. Hij nam hun levens, herinneringen en gevoelens van verlies ernstig en gaf hen het gevoel dat hun stem telde.’
‘In al die jaren bij Jong Gewei (de jongerenwerking van Kloppend Hert, red.) heb ik nooit iemand overtuigd door te zeggen dat hij een goede acteur zou worden. De beste rekruteringstool is de inhoud. Maak jongeren die zich outcasts voelen duidelijk dat theater een medium is om een verhaal te vertellen – niet zoals in kwade Facebookposts, maar met verbeelding. De hiphopcultuur is ontstaan met een tag op de muur, waarmee een gemeenschap wilde zeggen: wij bestaan. Ik geloof heel erg in die manier van participatie, zeker bij jongeren vandaag, waaronder velen al de ideeën aanhangen van Extinction Rebellion of de klimaatbeweging. Ouderen overtuigen die voor Vlaams Belang stemmen, lijkt me al heel wat moeilijker.’
‘Ik lig niet wakker van de vraag waarom we Vlaams Belang-stemmers niet in onze zaal krijgen, wel van de vraag waarom we hen niet bereiken’
In het Oostende van De Grote Post stemde vorig jaar 20% voor Vlaams Belang. ‘Ik lig niet wakker van de vraag waarom we die mensen niet in onze zaal krijgen, wel van de vraag waarom we hen niet bereiken’, zegt Laveyne. ‘Voor de superdiverse realiteit vandaag kunnen we onze ogen niet langer sluiten. Oostende telt enerzijds tweedeverblijvers met veel geld en anderzijds mensen met een migratieachtergrond die het minder breed hebben. Maar wie in armoede leeft, denkt niet eerst aan een participatief project. Wij moeten het verschil maken door actief in een werking te kruipen. Daarom is verankering zo belangrijk, en die kun je bereiken door een verregaande samenwerking met sociaal-artistieke en andere organisaties op te bouwen.’
‘Het mag niet onze pretentie zijn om met ons werk gemeenschappen te veranderen’, zegt Zuidpark. ‘Maar er zit wel een onontgonnen kracht in hoe jonge mensen zich vandaag verenigen, vanuit een breed gedragen en gemeenschappelijk politiek verlangen dat zich daarom niet in dezelfde esthetieken moet uiten. In zo’n collectief proces zit op zich al een grote kracht.’
5. Internationalisering op lokaal niveau
‘Waar komt het kraakpand?’, vraagt Wouter Hillaert zich af. ‘Ooit zochten kunstenaars hun heil in Berlijn of een biënnale in Rio de Janeiro, maar wordt dat vandaag niet beter Ninove?’ Buelens is kritisch voor het geautonomiseerde biënnalecircuit. ‘Het is één van de grote pijnlijke ironieën dat de kunsten de mond vol hebben van circulaire economie maar simultaan zo’n gigantische voetafdruk achterlaten door van de ene naar de andere jetset te reizen.’
Als je de superdiverse bevolking niet laat zien op plaatsen waar rechtse kiezers in overtal zijn, draag je ook als kunstenveld een verantwoordelijkheid.
‘Even legitiem als een wereldtournee ondernemen moet het zijn om lange tijd in één wijk te werken zonder presentatiemoment’, zegt Al-Timimi. ‘Er is veel internationaal in het lokale dat we niet zien. Met Kloppend Hert trad ik in op alle usual suspects in de grote steden, maar nauwelijks in cultuurcentra. We tonen graag dat er een superdiverse bevolking is die mee investeert en inspireert, maar als je die niet laat zien op plaatsen waar rechtse kiezers in overtal zijn, draag je ook als kunstenveld een verantwoordelijkheid. Zal het iets uithalen als we met de bus naar die regio’s trekken? Misschien niet, maar ik heb het gevoel dat sommige groepen zich nog steeds te weinig bewust zijn van elkaars bestaan. De Syriërs en Libanezen zijn hier al een paar jaar, het is aan de receptieve huizen om ervoor te zorgen dat die mensen zichtbaar zijn en deel van de samenleving.’
‘Ik ga akkoord dat het verre onbekende gewoon om onze hoek ligt en dat zowel creërende gezelschappen als receptieve huizen verantwoordelijk zijn om links te leggen’, zegt Laveyne. ‘En voor die ontmoeting ben ik verschillende strategieën genegen. Je kunt anarchie creëren door mensen te schofferen, maar ook door met een kiezel in de stroom die volledige stroom te verleggen. Cruciaal is niet zozeer wat je presenteert, maar hoe je in je werking een lokale dimensie injecteert. Kijk naar 30CC en Schouwburg Brugge, die hun doelpubliek een deel van de programmatie laten bepalen. Bij De Grote Post organiseren we, net als BUDA, langere trajecten tussen residenten en een vast testpubliek, maar spelen we ook bij mensen thuis. Zo ga je een andere band met je publiek aan dan alleen voor de duur van een voorstelling. Dat is wat telt: een duurzame dialoog creëren.’