We gaan het publiek toch niet betuttelen?
Door Chokri Ben Chikha, op Mon Feb 05 2018 09:00:00 GMT+0000Mia Vaerman stoorde zich bij rekto:verso aan te veel woede op de planken, vooral richting het publiek. Ik ben het met haar eens dat er grenzen zijn aan het uitspelen van een slachtofferrol op theater. Maar dan moeten we ook van de toeschouwer geen slachtoffer maken. Theater moet één groot spel blijven. Kunstenaars hebben beschikking over zoveel strategieën om meer lucht te brengen in het hele diversiteitsdebat.
In haar artikel ‘Nobele woede op de planken’ verzette Vaerman zich tegen een boze uitval van acteur Mourade Zeguendi in De Waarheidscommissie, een voorstelling van ons gezelschap Action Zoo Humain. Ze vond die typerend voor wel meer woedende uithalen naar een (wit) publiek, zonder de gewenste ruimte voor weerwoord. En inderdaad, in elke opvoering kwam Mourade tussen vanuit het publiek, waarbij hij uitvoer tegen zowel de spelers op scène als tegen de zaal. En ja, hij had het over hedendaags racisme. Had hij minder boos moeten zijn?
We zijn bij Action Zoo Humain niet geïnteresseerd in een publiek dat achterover leunt.
Vaerman bleek zo gefocust op juist deze ene scène dat ze vele andere nuances jammerlijk over het hoofd zag. Zo haalt ze verschillende versies van De Waarheidscommissie door elkaar: de voorstelling die ze zag in Mechelen, ging niet over de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913, wel over die in Antwerpen van 1894. Ook is het vreemd dat ze abstractie maakt van de basisvorm zelf van de voorstelling: bewust kozen we voor de verzoenende dramaturgie van een waarheidscommissie, in plaats van voor de bestraffende modus van een tribunaal.
Net zoals de Waarheids- en Verzoeningscommissie vanaf 1995 in Zuid-Afrika per definitie verschillende stemmen en waarheden aan het woord liet, was ook onze voorstelling absoluut meerstemmig. Zoals in al het werk van Action Zoo Humain kwam er woede in, maar ook berusting, verzoening, zelfkritiek. Waarom één moment uit zijn juiste context rukken en daar je hele betoog aan ophangen? Het is alsof je van Spike Lees Malcolm X alleen de opening zou bekijken, waarin Malcolm X de blanken aanklaagt terwijl de Amerikaanse vlag in vlammen opgaat. Dan zie je inderdaad alleen razende woede, die geen ruimte laat voor een tegenstem.
Toeschouwers zijn niet dwaas
Maar goed, laat het ons liever hebben over de veel interessantere kwestie die Vaerman op tafel legt: die strategie van ‘Publikumsbeschimpfung’. Vaak wordt daar vooral met morele argumenten over gedebatteerd: ‘Dat doe je een publiek niet aan!’ Maar veel boeiender zijn de artistieke overwegingen achter die keuze om een publiek actief uit te dagen.
Zo zijn we bij Action Zoo Humain niet geïnteresseerd in een publiek dat achterover leunt. Het is geen avondje entertainment. Publikumsbeschimpfung is dan een handige artistieke strategie om mensen extra betrokken te houden – zeker omdat wij graag de grens opzoeken tussen fictie en realiteit – maar het is ook maar één van de vele strategieën die wij in elke voorstelling gebruiken. In De Waarheidscommissie was dat niet anders.
Wij zijn een van de weinige gezelschappen die de toeschouwer zoveel ruimte geven in het debat.
Vaerman verwijt ons dat ze geen kans kreeg op repliek, maar aan het slot lokten we bij het publiek juist een discussie uit over de vraag of we onze Congolese gasten hun paspoorten moesten teruggeven of niet. We maken het publiek helemaal niet monddood. Wij zijn juist een van de weinige gezelschappen die de toeschouwer zoveel ruimte geven in het debat.
De vraag is: hoe doe je dat? Volgens Vaerman mag het publiek niet hard aangepakt worden, omdat het van nature al welwillend is. Mijn overtuiging is veeleer: bepamper het publiek niet. Toeschouwers zijn niet dwaas. Het zijn ook vaak niet de zwaksten uit de samenleving die in theater zitten. Het gaat mij dan ook veel te ver om er slachtoffers van te maken. Mensen weten toch dat ze naar een live gebeurtenis komen, en dat die niet beoogt om achteraf alleen maar te kunnen napraten over de kleur van de kostuums? Onze bedoeling is een discussie over wat er buiten de muren gebeurt, in de samenleving.
Een ‘nee’ is een ‘nee’
Wat dat betreft, speelde Mourade in die bewuste scène zo’n typische Brusselse gast die op zeker moment in het nauw gedreven wordt door een expert, wanneer hij iets wil inbrengen over het Vlaamse integratiebeleid. Vanzelf begint hij rare sprongen te maken en steeds meer te fulmineren, ook tegen het publiek. Waarom? Als je zulke mensen geen stem geeft op het toneel, ga je aan censuur doen.
Als er dan één toeschouwer zo opgewonden raakt dat hij iets terugzegt, stapt die als kijker mee in het spel, en daar gelden andere regels. Als ik naar De Afspraak ga, kunnen ze mij daar ook liggen hebben. Dat is part of the game. Als je dat risico niet wil lopen, blijf je beter thuis.
Mourade kon in die situatie dus niet anders dan uitvaren tegen die ene toeschouwer, anders was hij uit zijn rol gevallen. Valt de hele voorstelling daar dan mee samen? Vaerman vermeldt niet dat we de acteur Mourade op het eind finaal uit de zaal zetten. Als ze Ghandi aanhaalt als een icoon van woedeloosheid, dan kan je met hem ook zeggen: ‘zoals het leven één geheel is’, geldt dat ook voor een voorstelling. Maar blijkbaar wordt het vandaag steeds meer de gewoonte om de zaken niet meer in hun geheel te bekijken, ook buiten de journalistiek.
Natúúrlijk bestaat er tussen spelers en publiek een ongelijke machtsverhouding.
Natúúrlijk bestaat er tussen spelers en publiek een ongelijke machtsverhouding. Als acteur heb je iets voorbereid, als bezoeker niet. Maar als je een bakkerij of een garage binnenstapt, weet de bakker of de garagist ook veel meer over zijn broodjes of over jouw auto dan jij.
Alleen, en dat is de misvatting, staan wij daar op scène zelf niet minder kwetsbaar in. Wij weten ook niet hoe het publiek zal reageren als we het rechtstreeks aanspreken, dat blijft een onzekere factor. Je kan je er ook heel onpopulair mee maken. En net dat maakt een tirade tegen het publiek zo spannend: het is een collectieve wake-up call. Daarom zou je van critici ook verwachten dat ze zulke momenten eerder aanmoedigen dan afstraffen. Te veel theatermakers blijven in hun comfortzone zitten.
Het kritische punt is of er misbruik gemaakt wordt van die macht. Dat komt voor. Dingen gooien naar mensen, bijvoorbeeld. De Finse filosoof en ex-theatermaker Esa Kirkkopelto vertelde me in 2007 in Helsinki dat hij ooit als student ooit zo ver ging om vanop het theater zijn fecaliën in het publiek te gooien. Hij werd uit de school gezet en juridisch vervolgd.
Zelf forceren wij onze toeschouwers nooit tot iets wat ze niet willen, we zullen ze nooit te kakken zetten. De kritische grens is dus dat je ze niet behandelt zoals je zelf niet behandeld wil worden als publiek. Als je iemand uit het publiek aanspreekt en die zegt ‘nee’, en het blijft ‘nee’ als we doorvragen, dan zullen wij dat respecteren. Een ‘nee’ is een ‘nee’.
Burgers boven consumenten
Alleen blijft het als kunstenaars wel onze job om met grenzen te experimenteren. Zo bespelen we aan het slot van onze nieuwe voorstelling Amnes(t)ie het publiek om collectief ‘sorry’ te zeggen. En als er dan één iemand niet meedoet, pik je die eruit. ‘Waarom zeg jij geen sorry?’ Het gebeurde me op een avond dat één man niets terugzei, ook niet na drie keer doorvragen. Achteraf klampte hij me aan en bleek hij een theaterdirecteur uit Parijs: ‘Tu n’as pas le droit de m’agresser comme ça!’ Terwijl ik toch maar gewoon zijn mening vroeg, en hij die gewoon niet wilde geven?
In essentie gaan zulke momenten voor ons niet om een aanval op het publiek, maar juist om de mondigheid van mensen. Velen laten zich in deze tijden veel te makkelijk manipuleren. Bij Amnes(t)ie waren er zelfs mensen die na een halfuur nog niet doorhadden dat het maar theater was, en niet een echte talkshow met de dochter van een collaborateur en de moeder van een Syriëstrijder. Mensen nemen nu eenmaal heel veel voor waar. Noem ons theater daarom liever een oefening in weerbaarheid. Bij Action Zoo Humain maken we mensen graag tot medeauteurs, die mee verantwoordelijkheid opnemen.
Het is zoals Ai Wei Wei provocerend zegt: ‘kunst die niet politiek is, is dode kunst’.
Het is zoals Ai Wei Wei provocerend zegt: ‘kunst die niet politiek is, is dode kunst’. Theater zal alleen relevant blijven als we die dialoog zoeken, voorbij het klassieke eenrichtingsverkeer. Net die wisselwerking is een bewijs van hoe ernstig we ons publiek nemen: niet puur als consument, maar als burger. Theater is immers een uitstekende plek waar je nieuwe vormen van samenleven kan onderzoeken. Hoe kan je dat anders doen dan de grens tussen scène en publiek over te steken? Je kan toch niet veilig op je eigen veldje blijven? Het theater krijgt al zo vaak het verwijt dat het te veel op zijn eigen terrein speelt.
De schattigheid voorbij
Waar ik het wel mee eens ben, is dat er op scène ook onvruchtbare woede kan bestaan. Kwaadheid om de kwaadheid is niet interessant, net zomin als puur therapeutische woede. Het probleem met woede is immers dat ze soms blind kan zijn. Terwijl ik verontwaardiging doorgaans interessanter vind, want veel bewuster, vervalt woede makkelijk in dezelfde retoriek als die die ze wil bekampen. Persoonlijke kwaadheid wordt op scène dus alleen vruchtbaar als je ze weet te theatraliseren, in al haar complexiteit, als door een prisma.
Maar als dat lukt, kan je die theatrale woede toch niet vragen om braaf te blijven? Of om het publiek niet te veel te confronteren? Nee, er is gewoon veel kwaadheid in deze samenleving, dus wordt die ook zichtbaar in de kunsten. Je moet die niet gaan wegstoppen.
Waar die woede vandaan komt? Er is niet méér woede dan vroeger, denk ik, maar wel meer mondigheid bij de tweede generatie. Veel mensen met migratieachtergrond durven nu gewoon sneller het risico te nemen om minder te pleasen. Er is meer zelfbewustzijn, minder angst om kansen mis te lopen door je mening te zeggen. Er wordt ook meer geluisterd, er staan meer media en uitgevers voor open. En dus zie je een reveil van mensen die opstaan en zeggen waar het op staat: Ico Maly, Hind Fraihi, Rachida Lamrabet, Rachida Aziz, …
Alleen hoop ik wel dat mensen de grote diversiteit binnen die groep willen blijven zien. Het zijn lang niet alleen kwade mensen, al is dat soms de perceptie. Dyab Abou Jahjah hanteert andere strategieën dan Hind Fraihi, steek ze alstublieft niet in één mandje. Elk hekelen ze op hun eigen manier het structurele onrecht.
Soms lijkt er wel een wedstrijdje aan de gang om wie het hardste te keer kan gaan.
De reactie is wel navenant, de verrechtsing neemt toe. Wat we nu zien in Amerika, is de backlash van de periode Obama: vele blanken voelden zich daardoor bedreigd en kozen opnieuw voor een blanke bullebak. In België is dat niet anders. Voor veel mensen is die zelfbewuste mondigheid nieuw en wellicht zelfs beangstigend. Meer dan ooit voelen ze zich geviseerd.
Dát is er aan het veranderen, ook in de kunsten. Toen wij begonnen met Union Suspecte, was een nieuw gezelschap nog iets schattigs: dat bracht wat meer kleur. Nu worden nieuwe stemmen en positieve discriminatie sneller gepercipieerd als een vorm van concurrentie, zeker in een sector als de kunsten waar iedereen het al zo moeilijk heeft. Angst en woede, dat is de bijzondere cocktail die we vandaag zien. Moeten we ons daar zorgen over maken?
Lucht brengen
In plaats van te moraliseren, zie ik drie andere uitdagingen.
Ten eerste: alles begint bij de dingen bij naam noemen. Woede en verzoening sluiten elkaar immers niet uit. Zelfs in de Waarheidscommissie in Zuid-Afrika konden er heel kwetsende dingen gezegd worden, tot tranen toe. Die werden niet gecensureerd, maar gewoon mee op tafel gegooid. Want als Mandela en Ghandi ergens voor stonden in hun poging tot verzoening, was het dat ze geen dingen onder de mat wilden schuiven. Alleen kan je dan niet zeggen: ‘Speak out, maar wel met de handrem op.’ Radicale verzoening begint bij consequent zijn. Het impliceert risico’s.
Ten tweede: hard beuken geeft je nog geen gelijk. Soms lijkt er wel een wedstrijdje aan de gang om wie het hardste te keer kan gaan, wie de meest kritische intellectueel is, wie het meest radicaal uit de hoek kan komen, ook onder mensen met een migratieachtergrond. Waar brengt ons dat? Het geeft steeds minder lucht aan het hele diversiteitsdebat, en desolidariseert de strijd. Daar ligt dus een leemte voor de kunsten. Kunstenaars hebben beschikking over zoveel strategieën, zoals het groteske, om meer lucht te brengen.
Ten derde: de hamvraag moet vooral blijven wat ons bindt, wat we gemeenschappelijk hebben. Net dat is wat Action Zoo Humain altijd heeft willen doen, in plaats van mensen aan te vallen en de boel te versplinteren. De grote uitdaging is om, zelfs als je kritiek hebt, toch solidair te blijven met elkaar. Daar lijken ze vandaag op rechts stukken beter in, bijvoorbeeld door elkaar te versterken op sociale media. Wij vangen elkaar te vaak vliegen af. Als we daar niet voorbij geraken, zullen we het niet halen. Boos of niet.