Wat Vincent van Goghs brieven verzwijgen over de vergeten vrouw in zijn leven

Door Yves Saerens, op Tue Jul 28 2020 22:00:00 GMT+0000

Op deze dag, 29 juli, in 1890 overleed schilder Vincent van Gogh in verdachte omstandigheden. Een half jaar later liet ook jongere broer Theo het leven. Hun correspondentie vormt een ode aan complexe broederliefde maar schijnt ook een licht op de verknipte relatie met Sien Hoornik, de gewezen verloofde van Vincent. Waarom werd er op haar een karaktermoord gepleegd?

Verplaats jezelf even in een vrouw die niks anders kent dan bittere armoede en doffe ellende. Je hebt vier kinderen op de wereld gezet, waarvan de helft overleeft. Ternauwernood. Op je drieëndertigste wist je al: ‘Het kan toch op niets anders uitkomen dan dat ik in ’t water spring’ (brief VvG 379). Maar op een strenge winterdag kruist een idealistische goedzak je pad en plukt je van de straat. Er bloeit iets moois tussen jullie en zelfs meer: er ontvouwen zich concrete trouwplannen, weliswaar tegen wil en dank van beide families.

Een korte periode van gezinsgeluk breekt aan. Je was nooit gelukkiger en je zult het nooit worden. Tot het sprookje abrupt eindigt, na anderhalf jaar. Je ridder gaat zijn eigen weg, andere dromen achterna. Jij blijft achter met je kroost en je vervloekt jezelf omdat je niet genoeg hebt gevochten. Noch voor de relatie, noch tegen de schimmen uit je verleden.

Je zinkt weg, dieper dan ooit tevoren. Zorgen voor jezelf lukt niet, nog minder voor je kinderen. Ten einde raad zie je geen andere oplossing dan op jouw beurt alles en iedereen de rug toe te keren. Het zal nooit meer goedkomen. In 1904 haalt een vuilnisvisser jouw 54-jarige levenloze lijf uit een Rotterdams kanaal. Je hoopte in de dood rust te vinden, maar drie dagen na de teraardebestelling graaft men je stoffelijke resten alweer op ter identificatie. Stilte is je de daaropvolgende jaren evenmin vergund.

Geloof het of niet, je ex-verloofde, die fantast, wordt na zijn dood zowaar wereldberoemd. Alles wat zijn schoonzus Jo Bonger aanraakt, verandert in goud. Zelfs de brieven waarin hij jou vermeldt. Niet allemaal natuurlijk, alleen die schrijfsels die zij wilde aanraken. In 1914 publiceerde ze na een zorgvuldige selectie (ze heeft er 22 jaar werk in gestoken) in totaal zo’n zeshonderd brieven. Net genoeg om de illusie van volledigheid en objectiviteit te wekken, oftewel: alle brieven, behalve die waarin de familienaam Van Gogh te zware averij oploopt.

Je kunt het Jo moeilijk verwijten. Hoe zou je zelf zijn? Ze doet het slechts uit liefde. Liefde voor Vincent, Theo en kleine Vincent Willem. Een Duitse tijdgenoot, Friedrich Nietzsche, laat zich ontvallen dat wat uit liefde gebeurt, altijd buiten goed en kwaad om geschiedt. Hier moet jij Nietzsche tegenspreken. Elke liefde kent zijn prijs. In dit geval betaal jij het gelag. De weinige sporen die je (ongewild én onrechtstreeks) nalaat, vallen in handen van een entourage die vanuit een kleinburgerlijke moraal meedogenloos op je neerkijkt.

In het voorwoord van Jo's omvangrijke Vincent van Gogh: brieven aan zijn broeder noemt ze je zonder enige schroom of verdere nuance 'een ruwe, onbeschaafde, door de pokken geschonden vrouw met leelijke spraak en moeilijk karakter, die bittertjes drinkt en sigaren rookt, die een bedenkelijk verleden heeft en hem [Vincent, red.] nog bovendien in allerlei intrigues met haar familie betrekt.’ Noem het gerust een karaktermoord. Op basis van de opgenomen brieven word jij, Sien Hoornik, in latere literatuur over die onnavolgbare ridder met zijn schildersezel stereotiep afgeschilderd als zijnde lui, onbetrouwbaar, verdorven en drankzuchtig.

Kan een mensenleven tragischer aflopen?

Loving Vincent (2017)

Eerherstel?

Er zijn de voorbije honderd jaar gelukkig een paar voorzichtige aanzetten gegeven tot Siens eerherstel. Onderzoeksjournalist Ken Wilkie signaleerde in zijn boek Het dossier Van Gogh in 1978 verdacht defensief gedrag bij Theo en Jo’s zoon Vincent Willem, destijds bijgenaamd ‘De ingenieur’ van het Van Gogh Museum, toen het over Sien ging:

[...] Hij geloofde Sien niet, gewoon omdat zij een prostituee was. Dat, en ook zijn bevestigingen van de ‘losse’ moraal van de lagere klassen in Den Haag, leken nogmaals uitingen te zijn van het puritanisme dat hij ten toon gespreid had in onze discussie over Vincents ziekte. [...] De ingenieur, zo leek het mij, was een man die alles weigerde te erkennen wat hem niet aangenaam in de oren klonk.

Bovendien stelde Wilkie hiaten vast in van Goghs brievencollectie, vooral omtrent de periode met Sien. Voor archiefonderzoek trok Wilkie '[...] naar het Van Goghmuseum om de brieven door te nemen die Vincent geschreven had uit Den Haag en uit Drenthe, waar hij heentrok na Den Haag verlaten te hebben. Ik (Wilkie, red.) ontdekte dat daar meer brieven of stukken van brieven ontbraken, meer verwisselingen van datums voorkwamen dan in brieven van andere periodes. Dat was vreemd – de brieven waren anders voor het grootste deel uitstekend verzameld en geordend.'

Redder in nood

Vincent wierp zich in die brieven trouwens graag op als Sien Hoorniks redder. Hij faalde evenwel faliekant in zijn opzet. Kunsthistorica Carol Zemel stelde in haar essay ‘Sorrowing women, rescuing men: Van Gogh’s images of women and family’ (1987) daarbij vast dat: [...] this tale of fallen woman and domestic rescue was imagined, written and pictured by men. Bolstering van Gogh’s experience and his images, after all, are the voices of Michelet, Hugo, Zola, Fildes, Holl, and Hood, to name just a few. The voice we do not hear – or only very selectively, muffled through the letters – is Sien’s.

Drie passages van Vincent over Sien illustreren de misogyne fictionalisering rond vrouwelijk gedrag die Zemel identificeert:

  1. Michelet zegt terecht: une femme est une malade. (Brief VvG 342);
  2. […] hoe ik er toe kwam om op haar toe te passen wat de pastoor Bienvenu uit Victor Hugos Misérables gewoon was tegen leelijke, zelfs vergiftige beesten te zeggen: 'pauvre bête, ce n’est pas sa faute qu’elle est ainsi.' (Brief VvG 379);
  3. [...] vrouwen zooals zij, ten volle regtvaardigen ze ’t woord van Proudhon, la femme est la désolation du juste – om wat wij “la raison” noemen geven ze niet en handelen regtlijnig en schuldig er tegen in. (Brief VvG 388).

Als er één ding duidelijk naar voren komt uit de brieven, is het dat Vincent niet zo geweldig goed naar Sien heeft geluisterd als hij zelf beweerde. Daarom heeft hij nooit ingezien waarom ‘[z]ij tobt in zich zelf over veel dingen, [...] zóó tobt zij soms dat men er medelijden mee heeft’ (brief VvG 379). Enerzijds heeft hij haar niet willen begrijpen, want anders had hij haar niet verlaten. Anderzijds had niemand haar kunnen doorgronden, simpelweg omdat ze met zichzelf in de knoop lag. ‘Soms weet ik niet wat ik doe’, zegt Vincent bij monde van Sien (brief 417).

Met welke demonen worstelde Sien? Onverwerkt verdriet na het verliezen van haar eerstgeborene (dochter Maria) en haar eerste zoon (Willem)? De jongere dochter en zoon luisterden naar dezelfde namen. Leverde dat een innerlijke strijd op met verdrongen herinneringen, telkens als ze hen vernoemde? Zocht ze geheugenverlies in de drank, maar bracht die vooral verwarring?

In al die gevallen viel de zogenaamd onbetrouwbare aard van Sien te herleiden tot haar herinneringen. Aan het eind van hun relatie zet Vincent zelf deze hypothese kracht bij. Hij voorvoelde ‘[...] dat er in haar nog iets wakker zal worden [...]’ (brief VvG 381).

Valse volledigheid

Waarom er dan überhaupt brieven met Vincents trouwplannen werden vrijgegeven? Enerzijds om volledigheid te laten uitschijnen, zoals reeds gesuggereerd, en anderzijds omwille van andere informatie uit dezelfde brieven. Brief 227 staat bijvoorbeeld bol van Vincents vastberadenheid om Sien te huwen, maar vermeldt tegelijk: ‘Nu heb ik Xtien [Sien (Christien), red.] ontmoet, zooals gij weet zwanger, ziek, in de kou [...]’

Sien Hoornik door Vincent van Gogh

Deze passage bevestigt dat Sien zwanger was van Willem toen Vincent haar leerde kennen. Het veegt in een klap alle twijfels over Vincents vaderschap van tafel. Naar buiten hiermee, zullen Vincents erfgenamen hebben gedacht, ondanks een vurige liefdesverklaring van de domineeszoon aan het adres van een sekswerker.

Dat het Vincent menens was Sien te huwen, komt in meerdere brieven ondubbelzinnig aan bod. Details blijven desondanks achterwege. Logisch, niemand wilde ervan weten. Dat maakte Vincent niets uit: ‘[…] doch ook dan wil ik trouwen – zonder iemand er kennis van te geven, geheel in stilte.’ (Brief VvG 228).

Heeft Vincent zijn trouwbelofte bezegeld met een verlovingsring? Zo ja, misschien wel de zilveren ring met het gouden plaatje die Sien om haar rechtermiddelvinger droeg toen ze uit het water werd gevist, zoals wordt vermeld in De Maasbode van 23 november 1904. Dat zou een ferm statement harerzijds zijn geweest. Hoe zat het trouwens met de felle tegenkanting van Siens familie die Vincent ondervond? Of met Vincents ommezwaai van ‘houwen’ naar ‘spouwen’? Zelfs na veelvuldig herlezen van de brieven blijft de verbreking aanvoelen als een deus ex machina.

Drie maanden na zijn aftocht ziet Vincent Sien terug. Hij betoont daarna spijt en maakt klinkende ruzie met Theo over de dwingende manier waarop die op de breuk had aangestuurd. Vincent besluit:

‘En betreffende de vrouw [Sien, red.] en de kinderen, zij is aan mij gehecht en dat zelfs na de scheiding, en ik aan haar. En nu zou ik in eenig opzigt mij stilzwijgend of niet stilzwijgend verbinden tot haar te verlaten. Neen, daar zal ik mij nu eens geenszins toe verbinden.’

Kort daarna lezen we niks meer over Sien in zijn brieven. Het lijkt onwaarschijnlijk dat ze elkaar nooit meer hebben gezien of geschreven. Meer vragen dringen zich op: hoe kon iemand als Vincent, vastbesloten om het als schilder waar te maken, op het randje van obsessief af, zijn aandacht verdelen tussen zijn passie en zijn status als gezinshoofd? Dat hij de kinderen en Sien met heel zijn hart liefhad, staat buiten kijf. Maar volstond dat voor Sien? Vincent had immers nog een status: die van dertigjarige nietsnut. De geschiedenis leert dat hij als schilder bij leven nooit een gezin had kunnen onderhouden. Zou hij in staat zijn geweest zichzelf weg te cijferen voor haar kroost, of – zoals Siens het allicht zag – op zijn minst een van de vele kansen te grijpen die het leven hem in de schoot had geworpen?

Hoe meer onderzoek, hoe meer raadsels. Zo duikt Sien welgeteld een jaar na de onopgehelderde dood van Vincent illegaal op in Antwerpen. Vijf jaar eerder was Vincent diezelfde stad ontvlucht, zonder zijn schulden in te lossen. Is er een verband tussen hem, Sien en Antwerpen? De brieven blijven alle antwoorden schuldig. Op zich is dat geen probleem, ware het niet dat latere schrijvers een beeld van Sien hebben opgehangen zonder zichzelf dit af te vragen. Zij namen klakkeloos over wat er in de brieven stond – onvolledige info uit de tweede hand.

Vele zaken, waarvan we nooit het fijne zullen weten, hebben voor Vincents erfgenamen aanleiding gegeven tot het besmeuren van Siens nagedachtenis. In hoeverre dat terecht is, doet er net zomin toe als het bepleiten van kwaad opzet. Belangrijker is dat Siens slachtofferschap in deze kwestie eindelijk wordt erkend.