Voor ons, door ons: MMK's ‘Crip Time’ vanuit een gehandicapt perspectief
Door Lisa Jansen, Eline Pollaert, op Fri Jul 01 2022 07:07:00 GMT+0000Handicap is een gebrek. Althans, zo ziet de wereld het − inclusief de kunstwereld. Lisa Jansen en Eline Pollaert weten echter wel beter. In een samenleving die niet-aflatende fysieke en mentale prestaties verwacht, trekt iedereen vroeg of laat aan het kortste eind. Ze bezochten samen de tentoonstelling Crip Time en reflecteren over hun eigen ervaring en wat de samenleving kan en moet leren van gehandicapte kunstenaars.
De tentoonstelling Crip Time, die van 18 september 2021 tot en met 30 januari 2022 te zien was in het Museum für Moderne Kunst in Frankfurt, geeft vrij baan aan een nieuwe wereld. Een wereld waarin onderlinge afhankelijkheid de norm is, waarin gezondheid een collectieve kwestie is, en waarin kwetsbaarheid wordt gevierd. Een wereld geschapen door kunstenaars die zelf gehandicapt, ziek en gek zijn. In plaats van onze lichamen en geesten te plooien naar de onverbiddelijke klok, plooien zij met ‘crip time’ de klok naar onze behoeften. Niet wij moeten worden gefixt, maar de samenleving. Wat betekent het voor twee gehandicapte kunstliefhebbers om deze visie tot leven te zien komen?
Welkom in het wereldrijk van handicap
Bij binnenkomst in het museum verwelkomt London ons, de hond van kunstenaar Emilie Louise Gossiaux. Twee versies van London, gemaakt uit papier-maché, staan op hun achterpoten tegenover elkaar, de voorpoten uitgestoken. Alsof ze je uitnodigt haar poten vast te pakken en een wals in te zetten. De twee hondfiguren lijken een sfinxachtige rol te vervullen als wachters van het crip-wereldrijk (crip als geuzennaam, afgeleid van de Engelse term ‘cripple’ oftewel kreupel). Tussen hen in een meter of twee aan lege ruimte, genoeg om vrije doorgang te bieden aan ieder die het rijk wil betreden. Ware het niet dat om daar te komen, je eerst een trapje op moet. Wij nemen de lift.
Een paar meter verderop, tref ik − Lisa − London weer aan. Dit keer getekend in pen op herkenbaar, roomkleurig papier met afgeronde hoeken aan één kant van het vel. Ik denk aan mijn Moleskine-agenda vol met afspraken en dingen die moeten, de pagina’s zijn gemaakt van precies dit materiaal. Tot mijn ogen zich vullen met tranen. Het werk van Gossiaux dwingt me in het hier en nu te zijn. Hond London kijkt me over haar schouder aan. Haar lijf is opgebouwd uit slechts een paar zwarte lijnen balpen op papier, maar het is alsof ze me recht aankijkt.
Binnen de crip-community staat het concept wederzijdse afhankelijkheid vaak centraal. We zijn namelijk allemaal in meer of mindere mate van elkaar afhankelijk.
Ik denk aan mijn eigen hond Mila, aan hoezeer ze mijn door handicap en validisme verkleinde wereld vergroot. Aan hoe ik er niet enkel probeer te zijn voor haar, maar zij merkbaar ook voor mij. Aan hoe we zonder woorden met elkaar communiceren en precies lijken te snappen wat de ander bedoelt. Aan hoe we samen een taal hebben gevonden. Uit de tien tekeningen van Gossiaux spreekt eenzelfde band tussen haar en London. Soms gaan de mens- en hondfiguren zelfs zo in elkaar op dat er slechts één figuur overblijft.
Gossiaux is blind en London is haar geleidehond. Maar uit Gossiauxs werk waarin London centraal staat, blijkt dat de labrador nog zoveel meer is dan dat. Binnen de crip-community staat het concept wederzijdse afhankelijkheid vaak centraal. We zijn namelijk allemaal in meer of mindere mate van elkaar afhankelijk. Bij ons, gehandicapte mensen, is dat gewoon wat zichtbaarder. Die wederzijdse afhankelijkheid geldt óók voor (nog) niet-gehandicapte mensen, al toont de samenleving het graag anders. Onafhankelijkheid is een farce. Er is alleen samen.
De uitdrukking crip time drukt de unieke manier uit waarop wij als gehandicapte mensen tijd ervaren.
De tekeningen London licks my hand (London likt mijn hand) en In between tall mountains (Tussen hoge bergen) verbeelden allebei liefdevolle, alledaagse taferelen tussen mens en hond. De laatstgenoemde brengt een lach op mijn gezicht, omdat ik de natte hondentong die kietelend tussen Gossiauxs tenen verdwijnt herken. Some things are meant to be (Sommige dingen zijn voorbestemd) toont twee handpoten die elkaar in het midden ontmoeten, met daarboven de zojuist genoemde woorden — de balpen vlekt op sommige plekken. Ik zucht diep. Sommige dingen zijn voorbestemd. Zo is het.
Veelkleurig zwart
De titel van de tentoonstelling, Crip Time, beklemtoont voor mij – Eline – een belangrijke dagelijkse ervaring. De uitdrukking crip time drukt de unieke manier uit waarop wij als gehandicapte mensen tijd ervaren. Voor mensen zoals ik gaat die soms langzamer, soms juist sneller. Dagelijkse handelingen uitvoeren en navigeren doorheen ontoegankelijkheid kost meer tijd, terwijl aandoeningen onze levensduur soms verkorten. Het concept crip time is ook een lens waarmee ik het werk van Derrick Alexis Coard bekijk, van wie twintig tekeningen ophangen in de tentoonstelling.
Al in zijn tienerjaren bracht Coard, vanwege zijn schizoaffectieve stoornis, veel tijd door op gesloten psychiatrische afdelingen. Zulke opnames zetten je leven letterlijk op pauze; anderen bepalen het ritme van de dagen. In 2017 stierf Coard op 36-jarige leeftijd aan een hartaandoening. De tijd was hem te snel af. Of toch niet? De hoekruimte van de eerste verdieping van het MMK is gevuld met Coards kleurrijke portretten van Zwarte mannen met volle baarden en krachtige gelaatstrekken. Geen zelfportretten, maar wel uitdrukkingen van zijn ervaringen die gestold zijn in de tijd. Zíjn tijd. Crip time.
Een van de tekeningen bestaat, net zoals Coards andere werken, uit een portret van een Zwarte man. Met trefzekere lijnen en eenvoudige vlakken schetst hij frontaal een gezicht met volle lippen, rechte neus en grote baard. Het gezichts- en hoofdhaar van de man zijn diep donkerblauw, de rest van het gezicht rood, groen, oranje, roze, geel en lichtblauw. De afgebeelde man heeft een neutrale blik. Hij kijkt me recht aan, met een ontspannen en ietwat vermoeide uitdrukking in zijn ogen. In de zijlijn van het A4-papier staat: ‘David Alexis Coard, 2015. This Black Man is Somebody.’
Al kijkend naar dit portret, realiseer ik me dat Coard de menselijkheid van zichzelf én andere Zwarte mannen terugclaimt. Zij zijn oververtegenwoordigd in het Noord-Amerikaanse rechtssysteem – zelf woonde hij zijn hele leven in Brooklyn, New York. Zwarte mannen worden vijf keer zo vaak veroordeeld als witte mensen. Twee op de vijf gevangenen is gehandicapt, met name cognitieve beperkingen en psychiatrische aandoeningen komen vaak voor. Het rechtssysteem is gekant tegen Zwarte gehandicapte mannen. Coard is zich daarvan bewust. Met zijn portretten geeft hij zichzelf en anderen zoals hemzelf niet alleen een gezicht, maar eist hij ook erkenning voor het bestaansrecht van Zwarte gehandicapte mannen in al hun complexiteit.
Deze ruimte is van ons
Als gehandicapt, neurodivergent en dik persoon is mijn – Lisa’s – relatie tot musea op zijn minst gecompliceerd te noemen. Ik voel al lang een afstand tot kunst, ben bang dat ik niet ‘slim’ genoeg ben om het te begrijpen en voel me niet welkom in de tentoonstellingsruimtes. Curatoren hebben een ander lichaam dan het mijne in gedachten wanneer ze hun tentoonstellingen inrichten, zowel qua fysiek kunnen als qua omvang.
Ik denk dat het werk Do you want us here or not? (wil je ons hier of niet?) van Shannon Finnegan daarom zo bij mij resoneert. Op diverse plaatsen in het museum staan bankjes van diens hand. Ze bieden de bezoekers een rustplaats in de Crip Time-expo. De bankjes zijn diep kobaltblauw en dat is geen toeval. Blauw is de universele kleur van toegankelijkheid. Denk aan het rolstoelpictogram: een wit stokfiguurtje in een rudimentaire rolstoel tegen een felblauwe achtergrond. De bankjes zijn allemaal versierd met een leus in het kenmerkende handschrift van Finnegan: ‘Het was moeilijk om hier te komen. Rust als je het hiermee eens bent.’ Of: ‘Deze tentoonstelling vraagt me te lang te staan. Zit als je het hiermee eens bent.’ Op één bankje spellen de witte letters: ‘Ik wil graag meer tijd met dit kunstwerk, maar al dit staan doet pijn. Zit als je het hiermee eens bent.’ Ik neem plaats.
Ik zie de bankjes van Finnegan als een vorm van crip-protest. Ze claimen een stukje van een vijandelijke, ontoegankelijke ruimte als het onze.
Het was dankzij dit bankje van Finnegan dat ik de hierboven beschreven werken van Coard in alle rust kon bekijken. Normaal gesproken roept mijn lichaam constant om verlichting: een zitting, een leuning. Het ongemak dat mijn lichaam ervaart door constant te lopen en dan weer stil te staan, verhindert me om het tentoongestelde rustig in me op te nemen. Dat ik nu een zaal vol kunstwerken in alle rust kon observeren vanaf mijn bankje, voelde onwennig en als thuiskomen tegelijkertijd.
Ik zie de bankjes van Finnegan als een vorm van crip-protest. Ze claimen een stukje van een vijandelijke, ontoegankelijke ruimte als het onze. Maar ik merk ook de ironie van hun aanwezigheid en mijn blijdschap erom. Ik had deze tentoonstelling niet zo kunnen ervaren als deze bankjes er niet hadden gestaan. Tegelijkertijd zouden ze overbodig zijn als het museum voldoende zitgelegenheid in de tentoonstelling had geboden. Hetzelfde zou je kunnen zeggen over de gehele tentoonstelling: heeft deze niet enkel bestaansrecht omdat de ruimte van het museum de onze nog niet is?
Een zee van blauw
Net als Shannon Finnegan verwijst Chloe Pascal Crawford naar de kleur blauw in haar installatie For the 12 disabled people in Lebenshilfehaus (Area of Refuge) (Voor de 12 gehandicapte mensen in Lebenshilfehaus (Toevluchtsoord)). Ik – Eline – stap een ruimte binnen van slechts een paar vierkante meter, die via enkele treden toegankelijk is. Of niet, want rolstoelen, rollators en andere loophulpmiddelen kunnen de trap niet af. Tegenover de trap hangt een gekromde veiligheidsspiegel, waarin bezoekers met mobiliteitsbeperkingen de ruimte toch kunnen zien. Deze barrière is een bewuste keuze. Crawford speelt in haar werk vaker met de (on)toegankelijkheid van de wereld om ons heen. Ze maakt duidelijk dat toegankelijkheid ons allemaal aanbelangt.
De muren van Crawfords installatie zijn tot 1,5 meter hoogte beschilderd met azuurblauwe golven. De witte muren en het trappetje doen me denken aan een zwembad. De titel verraadt echter dat ik me niet in een onschuldig pierenbadje bevind. Toen Duitsland, België en Nederland in juli 2021 werden getroffen door de grootste overstromingen in decennia, verdronken in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts twaalf gehandicapte mensen in een verzorgingstehuis. De vloedgolf sloeg zo snel toe dat de enige aanwezige medewerker niemand meer kon redden op de begane grond.
De titel van de installatie emotioneert me. Dit is een herdenkingsmonument voor een tragedie die slechts een half jaar eerder heeft plaatsgevonden. Ontoegankelijke architectuur is letterlijk een kwestie van leven en dood. Bij noodsituaties, (natuur)rampen en in tijden van oorlog laat de samenleving gehandicapte mensen als eerste achter. Ontoegankelijkheid is geweld. Area of Refuge is daarmee een aanklacht tegen de onverschilligheid van onze samenleving.
Voor ons, door ons
De verhalen die de kunstenaars in Crip Time vertellen zijn universeel. De World Health Organization heeft berekend dat 1 op de 5 mensen gehandicapt is. Iedereen die maar lang genoeg leeft, wordt geconfronteerd met veranderende fysieke en mentale mogelijkheden. Onze samenleving stigmatiseert ziekte en handicap. Net zoals de geuzenterm crip, claimt de tentoonstelling de rijkdom en veerkracht van de gehandicapte ervaring. We vormen gemeenschappen met eigen culturen, geschiedenissen en filosofieën. Onze lichamen en geesten herbergen zowel trauma’s als trots. Ze zijn broedplaatsen van innovatie en creativiteit. Crip Time is een mijlpaal en een baken van hoop, zowel voor gehandicapte mensen als voor (nog) niet-gehandicapte mensen.
In een kunstwereld die steeds meer spreekt over het belang van ‘diversiteit’ en ‘inclusie’, houdt Crip Time een spiegel voor.
Voor ons, Lisa en Eline, was dit de eerste keer dat we als kunstliefhebbers een plek bezochten die bewust voor ons was ingericht. Waar een fundamenteel onderdeel van wie we zijn niet alleen werd getolereerd, maar werd erkend en zelfs gevierd. Dit besef brengt ons vreugde maar tegelijkertijd ook verdriet. Na ruim twee jaar overleven in een pandemie waarin gehandicapte mensen keer op keer als ‘dor hout’ worden achtergelaten, gaf deze tentoonstelling letterlijk ademruimte. Om die ervaring ook nog eens te delen met een crip-geliefde was niets minder dan vormend. In een kunstwereld die steeds meer spreekt over het belang van ‘diversiteit’ en ‘inclusie’, houdt Crip Time een spiegel voor. Het is onze diepe wens dat de tentoonstelling een stap zet op weg naar een nieuwe wereld. Een wereld die gehandicapte lichamen en geesten erkent als hoeders van tijdloze wijsheid.