Verslag Sectordag TAZ: moeder, waarvoor werken wij?

Door Redactie rekto:verso, op Wed Aug 07 2019 22:00:00 GMT+0000

Op maandag 5 augustus verzamelden zich op Theater Aan Zee in Oostende een 90-tal cultuurwerkers rond het werk-nummer van rekto:verso. Als steeds meer kunstenaars en cultuurwerkers het moeilijk hebben om rond te komen, wat gaan we daar concreet aan doen? Rond tien hoopgevende voorstellen voor meer ‘fair practice’ zochten zeven gespreksgroepen naar verdere stappen bij een rustige brunch. Een verslag...

Dit open informele ontmoetingsmoment 'Moeder, waarvoor werken wij?' gold als het jaarlijkse 'sectormoment' op Theater Aan Zee, deze keer op uitnodiging van curator Lucas De Man: ‘Hoe kunnen we concrete stappen zetten en actie ondernemen om de sociaal-economische positie van freelance cultuurwerkers te verbeteren?’

Samen met TAZ, Stichting Nieuwe Helden, Cultuurloket, Dutch Performing Arts en deBuren vond rekto:verso tien organisaties bereid om eerst kort hun constructieve idee voor te stellen en daarna ter bespreking met alle aanwezigen nader te verfijnen. Hieronder een verslag van de verschillende gesprekstafels rond verwante voorstellen:

Presentaties voorstellen:

  1. oKo: naar een charter fair practices in de kunsten
  2. GALM: een good practice code voor de muzieksector
  3. ACOD Cultuur & ACV: de cultuurcalculator & United Freelancers
  4. De Acteursgilde: verfijning Artikel 1bis
  5. Artists United: een gedeelde stem van kunstenaars bij het beleid
  6. State of the Arts: een klavertje vier van een factuur, een checklist, een afspraak en een akkoord
  7. VAV: een model-uitgavecontract tussen schrijvers en uitgevers: ook een werkbaar model voor andere sectoren?
  8. Globe Aroma: hoe werken met mensen in precaire situaties?
  9. Collective Wallet: kunstenaars delen één rekening
  10. Timelab: de kunstenmunt, geïnspireerd op Kenia

GESPREKSTAFEL 1: instellingen gaan fair practice


  1. oKo: naar een charter fair practices in de kunsten (Niek Verlinden)
  2. GALM: een good practice code voor de muzieksector (Tom Kestens)

Oko, de werkgeversorganisatie van 222 kunstorganisaties, heeft heel concrete plannen voor een charter fair practices tegen eind dit jaar (zie ook in het nummer 'over werk' van rekto:verso).

Tom Kestens van GALM, Genootschap Artiesten Lichte Muziek, pleit voor ofwel een strategisch platform voor overleg en kennisdeling tussen alle schakels binnen de muzieksector, ofwel een subsidieshift richting muzikant en zijn/haar entourage (zoals bij de podiumkunsten). Beide voorstellen leggen we ter discussie.

Knopen en drempels die tijdens het groepsgesprek genoemd worden:

  • Wordt de vrijheid van werkgever en werknemer niet beknot door een label?
  • Cao’s conflicteren met de commerciële attitude van sommigen
  • Gaat er wel genoeg geld om in de sector om fair practice integraal toe te passen? Iemand zegt: ‘De fair practice benadering van de overheid heeft nu wel tot gevolg gehad dat slechts 17% van de aanvragen in de vorige ronde projectsubsidies heeft gekregen.’
  • Volstaat een charter, een collectieve intentieverklaring? Iemand zegt: ‘Zonder label wordt deze fair practice code dode letter.’
  • Voor wie is het charter? Enkel voor gesubsidieerde spelers, of ook voor commerciële?

Een centrale spanning in de uitgesproken nood om op veldniveau collectieve afspraken te maken, is de vraag of artiesten zelf wel echt collegiale afspraken willen. Er blijft bij hen in hun dagelijkse praktijk tegenover organisaties veel ‘dankbaarheid om de kans’, wat een rem op het idee van fair practice kan worden. Een muzikant noemt een andere verklaring: ‘Als beginnend muzikant ken je je waarde niet zo goed.’

Iemand repliceert met deze oplossing: ‘We moeten stoppen met artiesten bang te maken dat ze kansen missen.’

Als creatieve oplossingen voor een aantal aangehaalde knopen worden genoemd:

  • Denk aan ‘the spirits of the game’ van de sport frisbee: een good practice in ‘attitude’.
  • Link ook de subsidiepolitiek aan de fair practice code.
  • In muzieksector moeten bookers samen afspreken wat wenselijk is (pricing, contracten…), en kunnen ze hun programmatie tegelijk niet ook meer intercommunaal gaan aanpakken?
  • Er is nood aan coöperatieve structuren waarin muzikanten een meerderheidsaandeel hebben (zoals in beheersvennootschappen).
  • Een Music Trust, waarin je de private spelers en ‘big artists’ doet investeren in R&D.
  • Een shift van infrastructuur (zalen, cc’s en dergelijke) naar producenten en makers.
  • De common ground tussen alle betrokken spelers moet worden aangescherpt.

De moderator en de groep onthouden drie inzichten uit het gesprek:

  1. Subsidies linken aan fair practice, zoals in Nederland, is een logisch vervolg/consequentie. Tegelijk moet berekend worden hoeveel extra middelen daarvoor nodig zijn in de sector. En bepaald worden wie hier de factuur gaat betalen: de consument, de overheid of de kunsten zelf? Minder productie zal ook meteen minder werk betekenen voor veel mensen.
  2. Van de zijde van artiesten moet een sterk signaal komen: ‘Yes, we want fair practice!’ Fair practice moet daarbij ook goed gedefinieerd worden. Het vergt solidariteit en collegialiteit.
  3. Er is nog werk.

Kim voor ACOD Cultuur

GESPREKSTAFEL 2: empower the freelancer


  1. ACOD Cultuur & ACV: de Cultuurcalculator & United Freelancers (Robrecht Vanderbeeken, ACOD & Ine Hermans, ACV)
  2. De Acteursgilde: verfijning Artikel 1bis (Johan Van Assche)
  3. Artists United: een gedeelde stem van kunstenaars bij het beleid (Servaas Le Compte)

Alle drie de indieners leggen nog even uit waarom ze hun voorstel hebben ingediend:

  • Artikel 1bis: de administratieve overlast moet naar beneden voor kortlopende opdrachten, in Nederlandse filmsector maken producenten zelfs geen contracten meer.
  • Vertegenwoordiging: de minister kan nu alle aanbevelingen gewoon naast zich neerleggen, in sociaal overleg zitten vooral usual suspects.
  • Freelancersaanbod bij vakbonden: is gegroeid vanuit nood in mediasector, waar steeds minder aandeel mensen een vast contract hebben.

Artikel 1bis

We bespreken een aantal juridische aspecten van Artikel 1bis – waarvan je nu gebruik kan maken als er sprake is van opdracht, artistieke activiteit en loon, zonder toepassing van het arbeidsreglement (geen arbeidsovereenkomst) maar wel met sociale bijdragen voor opdrachtgever en cultuurwerker. Bij gebruik van de 1bis valt de cultuurwerker dus onder de RSZ-wet.

  • Voordeel van gebruik 1bis: administratieve verlichting bij de aanwerving van een werknemer, met minder verplichtingen voor de opdrachtgever.
  • Gevaar, volgens sommigen in de groep: gebruik van 1bis dreigt het arbeidsrecht (en de bescherming ervan) uit te hollen.

Moet er niet eerder gezocht worden naar een andere manier van werken dan naar verfijnen van een concept als Artikel 1bis (dat ook niet veel wordt gebruikt in Vlaanderen)? Is zelfstandigenstatuut hervormen geen betere oplossing voor wat dit voorstel wil bereiken? Of hoe zou een hervormd Artikel 1bis er dan moeten uitzien? Iemand uit de groep roept op voor een betere juridische structuur die afgetoetst is op alle sectoren binnen de cultuur. Iemand anders pleit net voor minder regels. Het zou niet of-of, maar én-én moeten zijn: bredere keuze.

Slotsom: wat ook de uitkomst wordt, we moeten opletten dat er een juist evenwicht zit in de spanning tussen administratieve vereenvoudiging en het gevaar van flexibilisering.

Vertegenwoordiging van kunstenaars/cultuurwerkers

Enkele vermelde knopen/drempels/observaties

  • Versnippering van belangenbehartigers (vakbonden, vakverenigingen…): er wordt zelden met één stem gesproken, zijn vaak aparte lobby’s naast elkaar. Politiek krijgt nooit eenduidig beleidsadvies te horen.
  • Verschillende disciplines organiseren zich in eigen entiteiten (GALM, Acteursgilde, VAV…), dat schakel je niet zomaar uit, door grote verschillen tussen praktijken.
  • Er is weinig impact bij het beleid, enkel sociaal overleg heeft mandaat om druk te zetten op beleid – waarom dat niet versterken?
  • Commissie Kunstenaars heeft geen bevoegdheden, reikt enkel kunstenaarskaarten uit.
  • Wil de kunstenaar zich wel laten horen? Lijken vaak moeilijk te engageren. Op stakingen zie je kunstensector amper.
  • Nu wint vaak de luidste roeper, zowel in individuele onderhandelingen als op hoger niveau.
  • Voorstellen die uit het veld komen, zijn niet altijd juridisch spijkerhard onderbouwd.

Ideeën:

  • Een denktank of toets-bureau voor juridische onderbouwing van voorstellen
  • Vertegenwoordiging zou over de grenzen van de cultuursector moeten gaan, in andere sectoren zijn heel gelijkaardige besognes, en cultuur alleen weegt te licht (vakbonden hebben die sectoroverschrijdende binding al, werkgeversfederaties als VBO ook)
  • Een cultuurwerkersparlement: 1) identificeer aan de hand van 3-4 criteria wie cultuurwerker/kunstenaar is, 2) elk lid van cultuurwerkersparlement kan één of twee keer per jaar digitaal stemmen op pakweg 5 voorstellen, als referendum – ook 1 maal per jaar fysiek samenkomen?, 3) de bestaande partners kunnen beslissingen samen verder opvolgen en krijgen zo meer draagvlak bij beleid, 4) voordelen: meer betrokkenheid van onderuit, bestaande fracties kunnen behouden blijven, meer debat, 5) nadeel: aantal meer technische zaken moeten eerst beter uitgelegd worden, 6) belangrijk: focus voor eerste jaar op gedeelde belangen, niet op verschillen.

GESPREKSTAFEL 3: model-afspraken maken goede vrienden


  1. State of the Arts: een klavertje vier van een factuur, een checklist, een afspraak en een akkoord (Kobe Matthys, Katrien Reist)
  2. VAV: een model-uitgavecontract tussen schrijvers en uitgevers: ook een werkbaar model voor andere sectoren? (Carlo Van Baelen)

Vlaamse Auteursvereniging (VAV)

Uitgangspunt: De bepalingen betreffende het auteursrecht en de naburige rechten voor literaire schrijvers is complexe materie. In die mate dat men niet kan verwachten dat een (professioneel) auteur die vertrekt vanuit een artistieke en creatieve expressie er expert in kan zijn. Dat kan ertoe leiden dat de auteur onvoldoende zijn/haar rechten kent en kan verdedigen, waardoor hij/zij ook niet correct vergoed zou kunnen worden. De auteur heeft nood aan zakelijke begeleiding.

Voorstel: VAV wil een modelcontract opmaken waarin de rechten van de auteur standaard maximaal opgenomen worden. Om ervoor te zorgen dat dit afdwingbaar zou zijn, moet dit modelcontract een opschortende voorwaarde zijn voor het toekennen van subsidies. Indien een auteur niet werkt volgens de modelafspraken, kan hij/zij geen aanspraak maken op subsidies.

State of the Arts

Uitgangspunt: Kunstenaarsplatform SOTA weigert de standaardisatie van kunst in een 'creatieve industrie' en accepteert geen bedrijfsmodellen of -terminologie aangezien de processen, visies en waarden van kunst heel vaak afwijken van bestaande bedrijfs- en marktmodellen. Maar de kunstenaar heeft recht op correcte arbeidsvoorwaarden en vergoeding om te overleven en floreren in de hele wereld.

Voorstel: Geen standaardcontracten, maar good practices gebaseerd op 6 basisprincipes die inspireren, die richtlijnen en handvatten geven aan de kunstenaar om tot deze correcte vergoeding te komen.

Discussie:

Het zakelijke, juridische en fiscale aspect van kunstenaarschap is complexe materie en de kunstenaar/culturele ondernemer is in veel gevallen te weing zakelijk onderlegd.

  • Maar, zegt Lucas De Man: ‘de expertise bij sommige steunpunten is evenmin toereikend.’
  • Er moet meer ingezet worden op die zakelijke opleiding. Bij voorkeur peer2peer learning waarbij kunstenaars elkaar opleiden, gebaseerd op hun eigen fouten, goede & slechte ervaringen – eventueel gecombineerd met experts.
  • Een correct juridische en zakelijk kader creëren (cfr modelcontracten, fair practice charter, etc…) – al dan niet dwingend – is noodzakelijk
  • Er bestaat een soort van allergie tov ‘ondernemend denken’. Het regerende denkpatroon dat ondernemerschap synoniem is met neoliberaal denken en per definitie slecht, moet bijgesteld worden. (Lucas DM). Zo zal men ook de weerstand tov het zakelijke aspect kunnen wegnemen.
  • Door die mentale weerstand is er gebrek aan kennis en is men de zakelijke taal onmachtig en bevindt de kunstenaar zich in een zwakke onderhandelingspositie.

De financiële situatie van veel kunstenaars, cultuerele ondernemers en organisaties is precair. De subsidies slinken. Hoe zien we de toekomst?

  • Er is blijk van tal van acties, initiatieven – zie de presentaties op de sectordag – maar waar is de samenhang? Het lijken wel geïsoleerde eilanden van (gedeeltelijke) expertise.
  • We moeten uit de culturele cocon komen en de link durven leggen naar ‘andere werelden’. Zo kan je komen tot nieuwe ideeën over doelgroepen, inkomstenstromen, ruildeals, … Cfr. Theatervoorstellingen voor boeren o bankiers, ruildeals met advocatenkantoren, …
  • No more free coffee. De cultuurwerker/kunstenaar moet zich meer bewust worden van hun meerwaarde voor die andere wereld. Daar mag/moet een vergoeding tegenover staan. Er is zeker nog geld, maar het zal minder en minder via die subsidies komen.
  • Meer bescheiden naar binnen (onder peers), maar minder bescheiden naar buiten. Mondiger worden!

Opmerkelijke quotes/inzichten:

  • ‘De sectoren die het minst georganiseerd zijn, lijken ook deze die gemiddeld het laagst vergoed worden.’
  • ‘Diversiteit wordt dé norm. Wat hier gezegd wordt, klinkt zeer eenzijdig, wit/westers/hogere-middenklasse en het zal wel kloppen in jullie wereld. Maar de wereld waarin ik werk, is op en top divers en niet zo hokjes-denken gestuurd. Wat hier gezegd wordt is interessant maar gaat niet zozeer over ons.’
  • ‘We moeten een lans breken voor minder traditionele uitingen van cultuur. Spoken word, graffiti, … jongerencultuur in het algemeen.’

Algemeen: geen eensgezindheid over het al dan niet dwingend maken van charters, kaders, modelcontracten, …


GESPREKSTAFEL 4: werken in cultuur voor iedereen


  1. Globe Aroma: hoe werken met mensen in precaire situaties? (An Vandermeulen)

Voor kunstenaars en cultuurwerkers ‘van hier’ zijn vergoedingen, kunstenaarsstatuten en eerlijk gewaardeerd worden voor je werk al best complex, maar dat geldt nog meer voor veel mensen met creatieve talenten die in precaire sociale en/of economische omstandigheden leven. Wat kan de kunstensector voor hen betekenen? Verschillende betrokkenen steken de koppen samen.

Knelpunten:

  • Mensen in precaire situaties (nieuwkomers, asielzoekers, vluchtelingen, mensen zonder vast verblijf, mensen die leven in kwetsbare contexten) kun je niet altijd op een normatieve manier vergoeden (vanwege hun verschillende statuten).
  • Belangrijke vraag: ‘hoe’ vergoeden, maar ook ‘wanneer’ vergoeden Wanneer zijn mensen actief als kunstenaar? Wat is de rol van deelnemers aan een participatief of co-creatieproject? Staat hier een vergoeding tegenover, zo ja welke en hoe te vergoeden? Voor het complexe betalingsprobleem komt eerst de meer morele vraagstelling.
  • Alle betrokken spelers spreken van een voortdurende struggle for life / survival

Centrale spanning: er is nood aan problemen duidelijker benoemen en creatief aan de slag gaan met engageren van mensen in precariteit maar daarmee kan je ook je vingers verbranden, omdat er geen heldere betalings- en verzekeringsmogelijkheden bestaan.

Voorstellen:

  • Dialoog tussen betrokken soortgelijke spelers: uitwisselen van tips & tricks
  • Dialoog aangaan met sectoren buiten de kunstensector, met name welzijn, zorg…
  • Een soort charter/verbintenis waardoor hele sector opstaat wanneer één geëngageerde organisatie op de vingers getikt wordt
  • Problemen (vooral eerlijke vergoedingen) moeten gedeelde bekommernis worden van hele sector
  • Meer focus leggen op de individuele praktijk van betrokken kunstenaars (in plaats van te spreken over ‘deelnemers’)
  • Plafond vrijwilligersvergoeding optrekken
  • (Grote) artistieke spelers zouden idealiter zelf meer aan de slag moeten gaan met kwetsbare groepen in plaats van voortdurend kleinere organisaties te bevragen die met die groepen werken.
  • Een idee als de gedeelde Kunstenmunt of Collective Wallet werkt inspirerend om bijvoorbeeld het probleem ivm vergoedingen te compenseren. Samen verder uitdenken?
  • Koepelorganisaties moeten meer durven pleiten voor actie en een oplossing voor eerlijke vergoeding voor betrokken vrijwilligers. Tien jaar geleden werd de algemene regularisatie aangezet vanuit de cultuursector. Wat vandaag? Voor de organisaties rond de tafel is een nieuwe regularisatie evident, maar dat ligt vandaag moeilijker.
  • De eerlijke vergoeding, los van je statuut, zou een mensenrecht moeten zijn zoals het verblijfsrecht.

GESPREKSTAFEL 5: nieuwe manieren van geld


  1. Collective Wallet: kunstenaars delen één rekening (Ingrid Vranken & Elisa Demaré)
  2. Timelab: de kunstenmunt, geïnspireerd op Kenia (Evi Swinnen)

Evi Swinnen verduidelijkt nog even het idee bij TimeLab om een alternatieve kunstenmunt (zie nummer rekto:verso) te lanceren voor onderlinge diensten tussen kunstenaars, cultuurwerkers en organisaties die nu vaak niet vergoed worden (zoals feedback, hulp bij werk, opvang, huisvesting…).

Centrale ‘bank’ is een soort holding of coöperatieve, gedeeld door spelers in de kunstenwereld. Je koopt kunstenmunten (KM) met euro's, 1 euro is 2 KM. Als de KM's te lange tijd in je zak blijven, betaal je daarop een interest, het is dus de bedoeling dat de munt gaat rollen. Interest komt terug in de pot. Wordt beheerd met blockchain.

De groep toont zich enthousiast, maar werpt ook kritische vragen op, waarover twaalf kunstenaars zich dit najaar gaan buigen in een residentie bij Timelab:

  • ‘Ik heb als kunstenaar zo al geen geld over, mijn belangrijkste zorg is om mijn huur te betalen en eten te kopen, dat gaat niet met KM. Wat dan?’ Oplossing: KM enkel voor snelle transacties tussen spelers in de kunsten/cultuur. Iets wat bijna lijkt op ruileconomie. Maar er zit nog KM-geld tussen.
  • ‘Hoe vermijd je dat je in het wilde westen van kapitalisme terechtkomt waarin mensen elkaar naar beneden concurreren? (ik ontwerp jouw flyer voor een derde goedkoper dan die ander).’
  • Wat met mensen zonder papieren, worden die weer uitgesloten? (om bij te houden wie hoeveel KM heeft).
  • Het zou de bedoeling zijn dat dit ons ook anders naar geld doet kijken (‘Het uur tijd dat deze persoon net uittrok om mij een luisterend oor te bieden is echt wel iets waard, weet je wat ik geef hem 30 KM’ > willen we dat wel, alles financieel valoriseren? Wat vind ik ervan als men me daarvoor KM geeft?
  • Het betalen voor iets wat betaald zou moeten worden, is een probleem van de reële eurowereld, een alternatieve munt biedt daar geen antwoord op.

Alle deelnemers geven Evi Swinnen hun email, zij houdt mensen op de hoogte van de residentie. Er kunnen kritische vragen doorgemaild worden, aan het eind van de residentie krijgen we verslag. Wie zijn kritische vragen op bevredigende wijze beantwoordt ziet, stapt mee. Hoe ver kunnen we springen?


(c) VRT

GESPREKSTAFEL 6: fair practice en (jong werk op) TAZ

Iedereen gaat akkoord met het feit dat jonge makers op TAZ correct en volgens de cao moeten worden vergoed. Mats en Oshin, programmatoren Jong Werk van TAZ, delen enkele vragen met de groep, en omgekeerd:

  • Fair practice betalen betekent vermoedelijk minder projecten/makers. Hoe daarmee om te gaan? Hoe ‘jong werk’ te betrekken op een open manier?
  • Bij TAZ jong werk wordt dikwijls gesproken over ‘een selectie’. Is een programma geen beter woord?
  • Moet het label ‘jong werk’ geen andere naam krijgen?
  • Hoe zit het met onderscheid tussen ‘jong muziek’ en ‘jong theater’? Moeten we dit laten vallen? En hoe?
  • Hoe gaan we om met ‘de prijzen’?
  • Moeten we betere ‘nazorg’ bieden, en hoe moet dat er dan uitzien?
  • Hoe kunnen we het gesprek tussen makers beter faciliteren? En delen met een breder publiek?

Mogelijke antwoorden:

In de plaats van enkel ‘voorstellingen/eindresultaten’ te programmeren, zouden we ook mensen met (jonge/zich ontwikkelende) curatoriële praktijken kunnen programmeren. De vraag aan hen zou kunnen zijn: bezet een gebouw/stippel een route uit/… met een begin en een eind vanuit je eigen praktijk. Daarvoor krijg je een budget en nodig je zoveel mensen uit als je zelf wil. (Vraag is natuurlijk: wat is een overeenkomstig budget?). Deze mensen zouden we van bij het begin af (september) kunnen vragen, om een heel jaar samen en onderling in gesprek te kunnen gaan.

  • Gevolg: TAZ wordt minder een ‘prospectiefestival’. Aan de jonge curatoren wordt niet specifiek gevraagd om op prospectie te gaan om het veld in zijn geheel te kennen. Belangrijker is dat ze het gesprek/de curatoriële lijn die ze zelf al aan het uitzetten zijn verder uittekenen. De rest van het programma (5-6 voorstellingen) wordt dan geprogrammeerd door de programmator jong werk van TAZ.
  • Idee: In plaats van prijzen op het einde weg te geven, zouden we aan KBC, SABAM en Grote Post kunnen vragen om deze weg te schenken aan de curatoriële projecten. Op deze manier houden ze hun zichtbaarheid, maar verlaten we het idee van ‘jong werk als competitie’
  • Bijgedachte: meer en meer zin we een hybridisering van verschillende praktijken. Curatoren (op zich al een hybride praktijk) zouden niet alleen ‘theater- of podiumwerk’ kunnen programmeren, maar ook muziek, video, documentaire, stand up, e.d. In die zin zou het een beginnend antwoord zijn op het misschien al te rigide onderscheid tussen jong muziek en jong theater.
  • Extra bijgedachte: Er kan een switch gefaciliteerd worden in de perceptie van Jong Werk: niet als 'Jong Werk dat nog moet groeien naar volwassen werk', maar als een autonoom programma in zijn eigen recht.

Theater Aan Zee zou er ook kunnen/moeten zijn voor kunstenaars die al in het Jong Werk-programma staan. We zouden een lijst kunnen aanleggen van mensen met een betaalde baan (kunstwerkers, organisaties, kunstenaars, decorbouwers, kostuumontwerpers) die zich 'gratis' voor enkele momenten of dagen engageren om werk te ondersteunen, en zo een vorm van een herverdeling van middelen realiseren.
Moet dit platform trouwens enkel door TAZ worden opgericht, en enkel voor het Jong Werk op TAZ? Zouden we er geen sectorbreed platform voor kunnen oprichten, waarbij TAZ één van de partners is?

Mede geïnspireerd door dit gesprek, schreef Mats Van Herreweghe een column in de TAZette, de dagkrant van TAZ:

Beste lezer,

Bezig zijn met jong werk betekent voor een deel bezig zijn met verbeelden hoe kunst er in de toekomst kan uitzien. Sta me daarom toe jullie voor te stellen aan een aantal van mijn utopische ideeën voor het jong werk op TAZ.
Jong werk zou een plaats moeten zijn waar diverse artistieke praktijken in evolutie zich met elkaar verbinden, waarin op zoek wordt gegaan naar duurzame manieren van samenwerken en waarin nieuwe/radicale/utopische/poëtische verbeeldingen worden gecreëerd.
De manier waarop het jonge werk nu is vormgegeven, waarbij iedereen op de eigen locatie, eigen werk presenteert, is daarom nog niet helemaal toereikend.
Nu het einde van het festival stilaan aan de horizon verschijnt, lijken me daarom een aantal open vragen aan de orde: (1) Hoe creëren we een plaats waarbij niet alleen het resultaat maar ook het gesprek belangrijk is. Een architectuur die ervoor zorgt dat de één niet beter is dan de ander, maar waarbij we er allemaal met elkaar en voor elkaar zijn. (2) Hoe delen we dat gesprek met een breed publiek? (3) Hoe kunnen jonge kunstenaars meer verantwoordelijkheid krijgen in keuzes en artistieke beslissingen die in de eerste plaats hén aanbelangen? (4) Hoe zorgen we van bij het begin voor een gezond ecosysteem tussen jonge kunstenaar, ‘mid-career’ en verder? (5) Moeten we in die zin niet nadenken over een nieuwe naam voor het label ‘jong werk’. Bestaat er bijvoorbeeld geen breed toegankelijk synoniem voor praktijken ‘in transitie’?
Terwijl ik deze vragen opschrijf, zit ik in een park te kijken naar kinderen, pubers en in mijn verbeelding ook volwassenen en ouderen, die op een uit touwen geweven klimtuig aan het spelen zijn. ’t Is zo’n tuig dat we samen moeten bouwen, iets waar we kunnen aanbouwen en wat we kunnen ombouwen, als een uitnodiging om te spelen.

Zomerse Groeten,
Mats


(c) Teresa Zieba

GESPREKSTAFEL 7: een lege tafel voor vrijdenkers

Voor deelnemers die liever buiten de 10 voorliggende voorstellen denken, is er een vrijdenkerstafel. Globale vaststelling aan die gesprekstafel: het is moeilijk om out of the box te denken over ‘werk’, vaak komt de groep terug op obstakels rond geld, systemen, instituties… Het is lastig daarbuiten na te denken over eerlijke vergoedingen.

Knopen/drempels

  • Individualisme van de artistieke sector, gebrek aan onderling contact of gedeelde doelen
  • Interdisciplinaire karakter maakt het moeilijk gedeelde noden te omschrijven
  • Gebrek aan bewustwording bij de kunstenaars zelf: wat zijn we waard, wat kunnen we rekenen voor onze prestaties?
  • Twijfel/onenigheid over wat de rol van de overheid moet zijn in deze kwestie

Centrale spanningen

  • Grassroots versus top-down (cfr. rol van de overheid)
  • Kunstenaarschap versus perceptie van ‘vrijetijdssector’
  • Out of the box denken of eerder tweaken wat al bestaat – wat is de beste strategie?

Opgemerkte quotes

  • ‘Op zondag maak ik tekeningen, de rest van de week werk ik in Vooruit.’
  • ‘Vroeger was het contact met geld direct: je speelde en je ging rond met de hoed. Nu passeer je eerst langs elfendertig instituties en je hebt nog geen cent.’
  • ‘We hebben ons in de sector laten wegzetten als vrijetijdsbeoefenaars.’

Constructieve ideeën

Heel concreet idee: campagne van Gewaardeerd Werk (roots in de erfgoedsector) = bewustmakinscampagne vanuit de artiest zelf, niet vanuit de instituties, rond zijn eigen waarde

  • artiest kent een logo/label toe aan huizen/organisaties die hem ‘goed behandelen’ = breed, breder dan vergoedingen, het gaat over goed onthalen, omkadering, sfeer, …
  • doel = morele druk zetten op de andere huizen, mentaliteitswijziging – zie #MeToo maar dan omgekeerd: geen shaming, maar juist positieve waardering voor huizen die het wel goed doen
  • uitdrukkelijke grassroots-beweging, vanuit de artiesten zelf
  • next step: ook cultuurconsumenten bewust maken van precariteit, door bijvoorbeeld optie te voorzien bij boeken tickets om extra bij te betalen voor fair practise – win-win: er komen nieuwe fondsen vrij vanuit de consument zelf + die wordt op probleem van precariteit gewezen (cfr. klimaatneutraal varen bij Oerol)

Andere manier van categorisatie van subsidie-aanvragers: niet volgens disciplines (gebeurt bij ons al niet meer), maar volgens ‘profiel’ – verhouding tot de samenleving

  • een spectrum met in het ene uiterste zeer autonome makers, die zich volstrekt niet met samenleving (andere sectoren, bedrijfswereld, …) willen bemoeien, dan een middenmoot tussen overlap-sector-overschrijdend werken (cfr. Stichting Nieuwe Helden) en dan zij die zich mss op hun eentje wel kunnen redden
  • Terug naar de basisvraag: de noden, welke organisatie heeft het nodig om gesubsidieerd te worden, wat kan niet overleven zonder, wat kan zich wel (deels) op de markt redden?

Een groot Experimenteel Jaar in het aanvragen van subsidies (bij de volgende structurele ronde): het systeem van de Common Wallet toepassen binnen de subsidiepool, bijvoorbeeld van aanvragers uit theater: verschillende kunstenaars/kleine organisaties verbinden zich met elkaar tot clusters, en verbinden zich ertoe om samen aan te vragen, in te dienen en het gekregen geld te benutten zoals in de Common Wallet.

Conclusie

Veel van de problemen van precariteit gaan terug op basisvragen: wat is een kunstenaar/wat is kunst, wat is werk, en hoe zorgen we ervoor dat de arbeid van kunstenaars als werk wordt gezien?

‘Hoe zorgen we ervoor dat de blik op de kunstenaars vanuit de samenleving wordt gewijzigd, zodat zij opnieuw worden beschouwd als mensen die ook in de kern van de samenleving staan’?