Verbonden dankzij verschil. Ruim tien jaar levenswerk van BOG.
Door Roos Euwe , op Fri Nov 15 2024 11:07:00 GMT+0000Om de tien jaar doen Judith, Sanne, Lisa, Benjamin, Anne en Roos – samen 'BOG.' – een poging om het leven te herstructureren in een theatervoorstelling. Ze werken aan dit levenslange kunstwerk als collectie, zonder de f, want die letter doet te veel denken aan vervlogen idealen en ‘alles samen’. De vraag is dan: hoe kan je verbonden zijn dankzij verschillen, balancerend tussen samen en alleen? Dramaturg Roos Euwe blikt terug, en vooruit.
Nu zijn we echt met elkaar verbonden tot de dood ons scheidt, dacht ik op 16 maart 2023. Het is de première van BOG.2 een nieuwe poging om het leven te herstructureren in Vlaams cultuurhuis de Brakke Grond in Amsterdam. Zittend naast zakelijk leider Anne kijk ik hoe Judith, Sanne, Lisa en Benjamin onze nieuwste voorstelling spelen. Of beter gezegd, hoe ze de voorstelling op dit moment belichamen. Dat ze, en wij daardoor ook, samen hier zijn. Ik luister naar hoe ze met precisie een volle tribune meenemen naar momenten in een leven, naar hoe leven kan voelen tijdens een zonnige namiddag thuis een boterham smerend voor een kind; of terwijl je aan je ouders vertelt dat je op vrouwen valt; of in paniek liggend op de grond probeert te ademen; of van buiten kijkt naar hoe iemand binnen in een zwembad baantjes trekt.
Dan herinner ik me hoe exact tien jaar geleden, op 16 maart 2013, in dezelfde zaal BOG. een poging het leven te herstructureren in première ging.
De première van BOG.2 voelt als een vreemde kromming in ruimte-tijd waarbij twee verschillende momenten elkaar raken. Een beetje zoals de vader en dochter in de film Interstellar via een Tesseract vanuit toekomst en verleden met elkaar kunnen communiceren. Een ervaring van tijd als iets ruimtelijks, niet lineair maar spiraalvormig – niet omdat de tijd dat is maar vermoedelijk omdat mijn menselijke, rationeel-westers opgeleide geest zoekt naar houvast in een continue verandering. Zoals het schip van Theseus, waarvan elke plank doorheen de jaren wordt vervangen, een rivier waarin continu andere waterdruppels stromen, of mijn lichaam waarvan bijna elke cel al meermaals is vernieuwd; hoewel alles verandert spreken we nog altijd van het schip, de rivier, een ‘ik’.
In onze eerste gezamenlijke voorstelling beschreven Judith, Sanne, Lisa, en Benjamin een of meerdere mensenlevens, van geboren worden tot sterven. Toen wist geen van ons dat die voorstelling zou uitgroeien tot een levenslang project waarin we elke tien jaar een nieuwe poging zouden doen om het leven te herstructureren tot de laatste van ons overleden zal zijn. Dat idee ontstond tijdens de tournee, vanuit het groeiende gevoel dat we, om recht te doen aan het leven dat continu verandert, niet slechts één keer een voorstelling over het leven kunnen maken. Elke tien jaar geven we onszelf dezelfde opdracht en een leeg papier en dito theaterzaal om een nieuw werk te maken. Een leegte die tot de nok gevuld is met het hier en nu. De tijd doet het werk en wij, ouder en veranderd, staan erbij stil om er opnieuw naar te kijken.
Elke tien jaar geven we onszelf dezelfde opdracht en een leeg papier en dito theaterzaal om een nieuw werk te maken.
Tijdens de première besef ik dat we dat idee nu daadwerkelijk uitvoeren. Ik besef ook dat ik, mocht ik de laatst levende zijn, alleen zal pogen het leven te herstructureren. En dat Judith, Lisa, Sanne, Benjamin en Anne tot nu toe de enige mensen zijn voor wie ik bewust heb gekozen om me levenslang mee te verbinden.
Hoe kunnen we verbonden zijn – niet ondanks maar dankzij onze verschillen? Hoe kunnen we trouw zijn aan onszelf, aan het leven en blijven herstructureren – niet ondanks maar omdat het leven continu in verandering is? Die vragen en gedachten lopen als een rode draad door onze maakprocessen, voorstellingen en onze samenwerking als collectie. Ze zijn ook terug te vinden in drie opeenvolgende aanvragen voor meerjarige subsidie: in 2016 schreven we dat we in ons werk ‘zoeken naar gezamenlijkheid’; in 2019 dat we ‘zoeken naar gezamenlijkheid ondanks onze verschillen’; in 2023 dat we ‘zoeken naar gezamenlijkheid niet ondanks maar dankzij onze verschillen’.
Deze tekst is een poging om vanuit mijn perspectief als dramaturg te herstructureren waarom BOG. dit levenslange kunstwerk maakt, wat er in de voorstellingen gebeurt en hoe we samenwerken. Je kan hieronder verder lezen of naar de interactieve versie gaan.
In 2015 of 2016 kregen we via het Fonds Podiumkunsten cursussen aangeboden over ondernemerschap. In een van die cursussen legde een communicatiestrateeg, die mogelijk Robert heette, uit dat je bij het presenteren van een project niet alleen altijd het waarom, hoe en wat moet benoemen, maar ALTIJD MOET beginnen bij het ‘waarom’ om de ander te overtuigen. Een stelling met de woorden ‘altijd’ en ‘moet’ in capslock nodigt uit om die stelling met een korrel zout te nemen. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik sindsdien, tijdens het schrijven van subsidieaanvragen en artikelen, best wel wat gehad heb aan die tip.
Als lezer van deze tekst heb je alle vrijheid om wat volgt in een andere volgorde te lezen dan gepresenteerd. Via zijpaden en hyperlinks kan je (ver)dwalen om later, met nieuw gelegde verbindingen, terug op dit pad terecht te komen – net zoals dat gaat in de werkprocessen van BOG., in mijn ervaring van het leven en tijdens het schrijven van teksten. (Of je drijft écht af omdat je luistert naar de live uitvoering van een 1000 jaar durend muziekstuk of het album Holiday van schntzl, het duo dat de muziek voor BOG.2 maakte en dat ik beluisterde tijdens het schrijven van deze tekst. In alle gevallen: veel plezier!)
Drijfveren, brieven
Wanneer we in januari 2023 starten met het schrijven en maken van BOG.2, blijken onze drijfveren niet alleen anders te zijn dan tien jaar geleden, we hebben ze ook anders onthouden. Keer op keer schreven we dat onze debuutvoorstelling voortkwam uit ‘een gedeeld verlangen naar overzicht. Alsof je in een opstijgend vliegtuig ineens de structuren van de chaotische stad herkent.’ Dat in dit werk ‘vier vierentwintigjarige theatermakers [proberen] een geheel mensenleven opnieuw in te delen en te overzien.’
Zoals bij elk maakproces schrijven we ook dit keer brieven aan elkaar. Judith vertelt dat ze, teruglezend in haar brieven van toen, dat verlangen naar overzicht niet had. Dat ze toen wel, en nu nog steeds, geïnteresseerd is in de beweging van in- en uitzoomen, en in het veranderen van perspectief. ‘Kan de “ik” ook even een dier zijn? Een plant? De aarde?’
Lisa merkt op dat ze niet meer het perspectief vanuit een opstijgend vliegtuig zou willen innemen maar ‘even op een bankje gaan zitten en kijken naar alle chaos die zich voor me afspeelt, de rijkdom van het palet even in rust bekijken. Je ziet dingen die je herkent, maar nooit een exacte kopie van iets wat je al eerder zag. Zoals je dingen meemaakt die je herkent, maar er nooit onveranderd uit komt.’
We kunnen langzaam wegdobberen van onszelf en in andere levens terechtkomen. Op andere plaatsen. In andere tijden. Om telkens terug te keren naar het nu. Als een anker.’
Benjamin wilt graag een stille aanmoediging voor het ‘nu’, het enige moment waarop het leven zich afspeelt. ‘Ik stel me een structuur voor waarin we dit “nu” als uitgangspunt gebruiken. De ruimte, het moment vanwaaruit alles ontspringt. Dan kunnen we telkens andere afslagen nemen. In uitgeschreven gedachten kunnen we via het nu in een herinnering of toekomstvisioen terechtkomen. We kunnen langzaam wegdobberen van onszelf en in andere levens terechtkomen. Op andere plaatsen. In andere tijden. Om telkens terug te keren naar het nu. Als een anker.’
Sanne schrijft over hoe de zinloosheid en de daaraan verbonden schoonheid van het leven haar ontroeren. ‘Over 150 jaar bewoont een volledig verse acht miljard mensen deze plek. Dan is de volledige cast van planeet aarde vervangen door een blik verse acteurs. Wellicht een stuk knapper, maar nog steeds en voor altijd opnieuw met dezelfde kleinoden, spraakgebreken, betalingsachterstanden en liefdesverdrietjes. Dat roept evenveel verlammende als opgeluchte zinloosheidsgevoelens op. Want wat doet het er dan eigenlijk allemaal toe? Helemaal niks. Zalig. En depressing.’
Na meer dan tien jaar samenwerken schrijf ik voor het eerst ook een brief. Omdat ik door grote veranderingen in mijn leven en gevoelens van verwarring en ontworteling had gemerkt dat mijn leven en het maken van deze voorstelling op een bijzondere manier samenkomen. Ik schrijf over het proberen los te laten van ‘ideeën die zich zo vaak hebben herhaald in woorden en beelden en nu voelen als een te kleine jas, een te krap omhulsel dat ik moet afwerpen’, net zoals de kreeft uit dit filmpje dat Judith me stuurde. In een podcast hoorde ik iemand in 1989 zeggen dat een mens, bij het afwerpen van oude denkstructuren, die meteen weer vervangt door nieuwe. Structuren zijn nodig om te functioneren in dit leven. De kunst is om die nieuwe structuren lichtjes vast te houden (maar hoe doe je dat?).
Onze levenshoudingen, schrijfstijlen, drijfveren en fantasieën over deze voorstelling zijn verschillend, maar we merken tegelijkertijd hoe eensgezind we zijn over het belang van verschil en hoe dat ons als mensen samenbrengt. ‘Onszelf herkennen in de werkwoorden van de ander. En daarmee voelen hoe verbonden we zijn en toch zo verschillend’, schrijft Lisa. Dat we nu meer interesse hebben in verschil dan tien jaar geleden, komt niet alleen omdat onze levens meer van elkaar verschillen. We zijn ook deel van een samenleving waarin, met moeite, meer ruimte wordt gecreëerd voor verschillende perspectieven. Ook wij stellen ons meer vragen bij hoe er vanuit maatschappelijke normen over verschillende levensinvullingen wordt gedacht en hoe die normen ons en anderen beperken.
Een voorstelling in is het hier en nu
In onze huidige samenleving is een dans- of theatervoorstelling een zeldzame tijdelijke samenkomst van lichamen en aandacht op dezelfde plek. Zonder smartphone die de aandacht afleidt. Zonder de gewoonte een foto te maken om later te kunnen tonen aan iemand anders. Bij elk maakproces ontdek ik waarom we een theatervoorstelling willen maken. Net zoals het leven niet ‘iets’ is dat continu verandert maar zelf verandering is, is theater niet ‘iets’ dat zich in het hier en nu afspeelt. Het materiaal van theater is het gedeelde hier en nu, zorgvuldig voorbereid maar evengoed onvoorspelbaar; alles wat er tijdens de voorstelling gebeurt, wordt deel van het werk. Tot de spelers besluiten dat het afgelopen is en we overgaan naar het onvoorbereide hier en nu – het leven zelf?
Met dank aan Henri Bergson die in 1911 een lezing gaf (die ik maar blijf herlezen): ‘Dus of het nu om het innerlijke of uitwendige gaat, van ons of van de dingen, de werkelijkheid is de beweging zelf, en dat bedoelde ik toen ik zei dat er verandering is maar dat er geen dingen zijn die veranderen.’
We denken en spreken meestal over het leven als iets chronologisch, met een begin en einde. Het leven begint bij de geboorte en eindigt bij de dood. Alle levende wezens zijn eerst jong en worden ouder. Die denkwijze bepaalde de dramaturgie van onze voorstelling in 2013.
Toen wisten we bijvoorbeeld nog niets over de complexe levenscycli van kwallen en dat ze in staat zijn om zichzelf te klonen.
We schetsten een mensenleven vrijwel louter in infinitieven, vanaf het groeien in de baarmoeder tot het sterven. Sanne, Lisa, Benjamin en Judith schreven samen grote en kleine momenten: je jas dichtritsen, voor het eerst seks hebben, een avond op café doorbrengen, een echtscheiding meemaken. Leven in meervoud, ritmisch uitgesproken door een vierkoppig koor. De nadruk lag op leven als een reeks van collectieve ervaringen en gebeurtenissen. In de tekst worden enkel de handelingen beschreven, emoties lieten we achterwege.
Sanne, Lisa, Benjamin en Judith schreven samen grote en kleine momenten: je jas dichtritsen, voor het eerst seks hebben, een avond op café doorbrengen, een echtscheiding meemaken.
In BOG.2 lieten we de chronologie meteen los. Hoe je het leven ervaart, hoe je verschillende momenten met elkaar verbindt en herinnert, hoe je lichaam gebeurtenissen uit het verleden continu met zich meedraagt: hoe langer we erbij stilstonden, hoe meer het onderscheid tussen heden en verleden begon te vervagen. De verschillende ervaringen die we in de voorstelling beschrijven en spelen volgen elkaar associatief op: soms rijmen ze, soms vormen ze een contrast of vloeien ze bijna onmerkbaar in elkaar over. Net als in BOG. staan grote en kleine gebeurtenissen evenwaardig naast elkaar. Het leven als een verzameling momenten, zonder hiërarchie, en deze keer ook zonder chronologisch verhaal.
4 Hollywoodiaans tegen een muur aan worden geduwd
Druk voelen
Niet weg kunnen
Tong in mond voelen
Lippen op elkaar proberen houden
Een walm Acqua Di Gio van Armani ruiken
Een deur zien openzwaaien
Hollywoodiaans op een bed worden geduwd
In de nek worden gekust
Gebeten
Nee zeggen
Niet worden gehoord
Handen voelen op borst
T-shirt omhoog voelen bewegen
Nee zeggen
Niet gehoord worden
Nee schreeuwen
Klap geven
Man snel weg zien rennen
Trillen
Als een hert langs de kant van de weg
Objecten voor de deur beginnen schuiven
De tafel voor de deur
De stoel op de tafel
Het nachtkastje
De nachtlamp
In de gaten alle kleren die je maar kan vinden stoppen
Alle stenen die je hebt verzameld in je leven
Alle boeken
Dikke boeken: de Bijbel, Het verdriet van België
Zitten
Naar de gebarricadeerde deur kijken
Een lange trui aantrekken
En met je handen je eigen rug aaien
3 Of staan
Voor de boekenkas
t
In oordruppelhouding
Een bepaald boek zoeken
Het vinden
Het uit de kast pakken
Op tafel leggen
En bladzijde voor bladzijde
De oude lijm die geen dienst meer doet
Vervangen door plakband
Zo recht mogelijk over de naden plakken
Met je vingers zorgvuldig aandrukken
En de naam van je zus die ooit met potlood
aan de binnenkant van de eerste bladzijde is geschreven
Secuur overlijnen met vulpen
2 Door een wei rennen
Een bloem zien
De bloem plukken
Eraan ruiken
En terugzetten
De bloem terugzetten in de wei –
De bloem opnieuw terugzetten in het weila–
De bloem opnieuw proberen terugzetten in de grond in de wei –
Iets onherroepelijk kapot hebben gemaakt
Ruim een jaar na de première van BOG.2, stuurde Lisa in onze WhatsAppgroep een fragment uit Breakfast of Champions, een roman uit 1973 van Kurt Vonnegut. Ze markeerde het deel waarin de ik-verteller besluit geen verhalen meer te schrijven maar te schrijven als het leven zelf: chaotisch, zonder hiërarchie. ‘Every person would be exactly as important as any other. All facts would also be given equal weightiness. Nothing would be left out. Let others bring order to chaos. I would bring chaos to order instead, which I think I have done. If all writers would do that, then perhaps citizens not in the literary trade will understand that there is no order in the world around us, that we must adapt ourselves to the requirements of chaos instead. It is hard to adapt to chaos, but it can be done. I am a living proof of that: It can be done.’
We merkten dat verbinding met anderen ook mogelijk is via een eigen ervaring die wordt onderzocht, die taal en/of beeld krijgt en door iemand anders kan worden herkend.
Ook in BOG.2 zijn infinitieven de meest gebruikte werkwoordsvorm maar vergeleken met ons debuut is er veel meer aandacht voor emoties. We beschrijven en spelen niet alleen wat iemand doet en meemaakt, maar ook hoe het voelt om te rouwen om of te zorgen voor iemand, om in paniek te raken of een moment van geluk te ervaren. We merkten gedurende tien jaar theatermaken dat verbinding met anderen ook mogelijk is via een eigen ervaring die wordt onderzocht, die taal en/of beeld krijgt en door iemand anders kan worden herkend, zelfs al gaat het om een andere gebeurtenis.
Het doet me denken aan een interview in rekto:verso met regisseur Peter Sellars uit 2013 dat ik destijds las: ‘Tegenstellend denken is een luxe uit een vorig tijdperk. Voor zo’n oppositiestrategie is het simpelweg te laat. Je organiseert er alleen maar je eigen eenzaamheid mee. Voor je het weet, ben je een relict. Vandaag komt het erop aan verbindingen te creëren met mensen die totaal anders denken. En dat zijn er nogal wat.’
Het spelen van BOG.2 in de zomer op Terschelling gaf diepte aan de voorstelling, op een andere manier dan tien jaar eerder, toen we BOG. in hetzelfde naaldbos speelden (hoewel, hetzelfde naalbos?). De nieuwe versie van BOG.2, zonder kunstmatig licht en met een nieuwe scenografie, die we twee keer per dag gedurende tien dagen voor honderden mensen speelden, veranderde de voorstelling. Er was geen afbakening tussen de wereld en het theater: het speelveld in het bos strekte zich vele meters verder uit en was in principe oneindig. Het oncontroleerbare hier en nu was nog bepalender door de geluiden van de wind en de vogels, de geur van naalden.
Ook ontstond er meer afstand tussen de spelers en de tekst. Judith, Benjamin, Lisa en Sanne speelden tussen de bomen; hun stemmen werden versterkt met zenders zodat ze altijd goed hoorbaar waren. Omdat je niet altijd diegene kon zien die sprak, keek je als toeschouwer vanzelf naar anderen terwijl je de tekst hoorde – naar de andere spelers, mensen uit het publiek. Of naar de bomen. De opstelling maakte het gemakkelijker om je andere levens voor te stellen, niet enkel van de spelers of van jezelf, maar ook van anderen met wie je je minder verbonden voelt.
Hoe we samenwerken als collectie
Elke vorm van samenwerken is politiek, schreef ik twee jaar geleden in een boek over theatercollectieven. Opgegroeid in een samenleving waarin individuele vrijheid en geluk als hoogste doelen worden gesteld, worden ook theatermakers, acteurs en ontwerpers aangemoedigd om zichzelf als unieke, individuele kunstenaars in de markt te zetten. Toch worden er tijdens en na een kunstopleiding nog steeds collectieven, clubs, groepen, troepen en allianties opgericht. Tijdens de tournee van onze debuutvoorstelling besloten we onszelf een ‘collectie’ te noemen. Een collectie van makers. Zonder de f van ‘collectief,’ omdat dat te veel klonk als alles samen, dicht op elkaar en met echte idealen uit de jaren 1970 die wij niet kenden. Bovendien verwijst ‘collectie’ naar verzamelen, naar het samenbrengen van verschillende perspectieven. Samenwerken als collectie betekent in ons geval dat we zowel collectief als in andere samenstellingen aan een project kunnen werken en dat er ook tijd en ruimte is buiten BOG., voor andere projecten of heel ander werk. ‘Het geïndividualiseerde collectief als politiek-economische metafoor’, noemde acteur en theatermaker Willem de Wolf deze manier van werken in een artikel uit 2017 waarin hij reflecteerde op theatercollectieven uit verschillende generaties.
Toen we met BOG. begonnen, waren we bijna allemaal zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel), zoals vrijwel iedereen in de Nederlandse kunstensector. In loondienst in de kunstensector – dat leek op dat moment echt iets van uitstervende aard. Sinds BOG. acht jaar geleden meerjarige subsidie van het Nederlandse Fonds Podiumkunsten ontving, zijn we (de zes oprichters) deeltijds in loondienst. Naast de collectieve voorstellingen van de vier schrijvende, spelende makers en mij, zijn er ook individuele trajecten waar solo’s, duo’s of andere werken uit voortkomen. We kunnen precies doen wat we ons hadden voorgesteld: elkaar losjes vasthouden, balancerend tussen samen en alleen zijn. Een collectie met ruimte voor verschillende soorten levens en creaties.
Het lijkt alsof je moet kiezen voor één identiteit: een collectief of een individu.
Hoewel deze vorm van samenwerken tot voor kort werd geprezen, vinden overheidsfondsen het nu eerder ingewikkeld dat BOG. niet enkel collectieve voorstellingen maakt. Het lijkt alsof je moet kiezen voor één identiteit: een collectief of een individu. Een mengvorm van beide, die recht kan doen aan mensen als complexe, veelzijdige wezens, aan de verwevenheid die er sowieso is wanneer je meer dan tien jaar samenwerkt en aan de realiteit dat zelfs een solo nooit alleen wordt gemaakt, dat roept bij het Fonds Podiumkunsten en bij het Amsterdams Fonds voor de Kunsten veel vragen op.
Maar hoe ben je een deeltijds theatergezelschap? In de afgelopen acht jaar werkte een deel van het team altijd minstens aan twee voorstellingen tegelijkertijd: terwijl er een voorstelling op tournee is, worden de artistieke plannen, mogelijke samenwerkingen en de projectsubsidieaanvraag van de volgende voorstelling al voorbereid. De zelfgekozen veelheid aan projecten en de ongeschreven wetten in de podiumkunstensector (zoals: repeteren doe je in zes weken, voltijds, en met circa vier dagen montage voorafgaand aan de première) maakte de werkdruk bijzonder hoog — vrijwel iedereen binnen BOG. is wel eens overwerkt geweest, zoals velen in de cultuursector en samenleving.
Een aspect dat bij ons meespeelt, is een onhelderheid in taakverdeling doordat we continu moeten (en willen) zoeken naar een balans bij het werken als collectie: zowel gezamenlijk als individueel en met anderen, zowel binnen als buiten de groep. Daarnaast zijn we ook vrienden van elkaar (geworden) en kennen we elkaar goed. Onbewust ontstaan er patronen, vaste rolverdelingen, die ons kunnen vastzetten terwijl wijzelf, onze levens en verlangens, al zijn veranderd.
Een woord dat de laatste jaren vaak valt bij BOG. is ‘mandaat’. Het geven en krijgen van vertrouwen om voor de ander te beslissen, maakt het samenwerken onverwachts lichter. Het maakt ons minder collectief in de strikte zin van het woord maar daardoor niet noodzakelijk minder verbonden.
Een open einde
‘Someone told us the future is dark and that’s the best the future can be’ zingt Lisa in de voorstelling en op het album TWO. is not a solo, gemaakt in 2022. Het nummer heet ‘Woolf’s Darkness’, vernoemd naar een gelijknamige tekst van Rebecca Solnit, waarin Solnit Virginia Woolf citeert. Jaren voordat Lisa dit nummer schreef, lazen we samen het essay op initiatief van Benjamin. Die middag voelde als een poort naar nieuwe paden omdat Solnit zo meanderend en overtuigend lijkt te wandelen/schrijven zonder te weten waar ze uitkomt. Die middag was een van de schaarse momenten waarop we samenkwamen om van gedachten te wisselen zonder dat er beslissingen moesten worden genomen voor een volgend project. Er was tijd om iets te laten ontstaan, meerdere ietsen.
Het is gek dat we het doorgaans over ‘de’ toekomst hebben, in het enkelvoud, alsof er maar één van is. Schrijver en academica Donna Haraway spreekt consequent over ‘toekomsten’.
Die middag kwamen we samen om van gedachten te wisselen zonder dat er beslissingen moesten worden genomen voor een volgend project. Er was tijd om iets te laten ontstaan.
Sinds we afgelopen zomer vernamen dat we vanaf januari 2025 geen meerjarige subsidie meer zullen ontvangen van het Fonds Podiumkunsten en ook niet meer van de gemeente Amsterdam, ontvouwen zich voor BOG. meervoudige en onbekende toekomsten, nog meer dan voorheen. De continuïteit en stabiliteit van BOG. in onze levens moet plaats maken voor een projectmatige samenwerking vanuit individuele situaties die nog meer van elkaar zullen verschillen. Naast kapitaalvernietiging is het ook een kans om meer afstand te nemen van de ongeschreven regels van de theatersector. We zullen moeten zoeken naar nieuwe vormen van samenwerken en naar een nieuwe invulling van dat wat we ‘BOG.’ noemen. De enige zekerheid is dat we over negen jaar voor de derde keer een poging zullen doen het leven te herstructureren, ergens, op een manier die we ons misschien nu nog niet kunnen voorstellen.
Nu ik het eerder genoemde interview met Peter Sellars herlees, merk ik dat er meer dingen in staan die nu (wederom en nog steeds) relevant zijn. Over hoe het kunstenveld georganiseerd kan worden op een manier die toelaat dat er meer verbondenheid ontstaat tussen heel verschillende mensen, die vrijwel nooit met elkaar één ruimte delen maar via kunst mogelijks wel. Op de laatste vraag, of optimisme in de toekomst nog mogelijk is, antwoordt hij: ‘Weet je, massa’s geld en energie gaan één richting uit, en niet de andere. Hoe zorg je ervoor dat dat weer in balans raakt? Niet door af te breken wat er fout loopt, maar door in te zetten op een continu heen-en-weer-gesprek. Door een open ruimte te creëren waarvan het eindpunt niet al op voorhand vastligt. Er valt ook niets te voorspellen. Wanneer om het even welke groep het einde vreest, maakt die ofwel heel interessante keuzes, of heel destructieve. Men blijft aan zijn oude gewoonte kleven – en het hele schip zinkt – of men ziet in dat men dat schip beter verlaat en overstapt in kleine bootjes. Wat de kunsten betreft, vertrouw ik liever op die laatste optie dan me al te veel zorgen te maken om de eerste.’
BOG.2 speelt dit najaar in o.a. Brugge, Gent, Rotterdam en Antwerpen. Op 13 december, na afloop van de voorstelling, wordt een interactieve, papieren versie van deze tekst gepresenteerd in corso, Antwerpen. De volledige speellijst en informatie vind je op bogcollectie.com.
Deze tekst maakt deel uit van het dossier De erfenis van een collectief, samengesteld door Katinka de Jonge.