Van gewapend beton tot ontwapenende blik: anderszijn in de dans
Door Inge Blockmans, op Wed Jun 23 2021 22:00:00 GMT+0000Je kunt mensen vragen om hun armen zo hoog mogelijk te bewegen en teleurgesteld zijn als niet iedereen dezelfde hoogte bereikt. Maar je kunt ook de variaties bewonderen in wat hoog is en mogelijk, en wat het startpunt is van beweging. Dit is een warm pleidooi om dans te bevrijden vanuit voorgekauwde en verlammende kaders.
Choreografe Tamara Cubas stond voor een groep mensen waarvan niet alle lichamen het gewoon waren om te dansen, laat staan dat ze door een buitenstaander met dans geassocieerd zouden worden. Toch koos ze er tijdens het groepsexperiment Multitud in Gent (2019) voor om ons resoluut niet te vertellen hoe we eventueel zo vlot en pijnloos mogelijk tussen en onder, over of rond elkaar konden bewegen. Ze zei:
‘Ik kan perfect instructies geven over hoe jullie je lichaam kunnen bewegen op een veilige manier… maar ik ga dat niet doen. Ik weiger om jullie de gelegenheid af te pakken om je volledige potentieel te leren kennen. Als ik vertel hoe jullie met je lijf moeten omgaan, dan gaan jullie niet meer buiten dat hokje kunnen denken.’
Tussen het stille gemor van mijn mededansers was ook ik eerst ontsteld. Een stuk van mij snakte immers naar voorschriften of naar een kant-en-klare vertaling voor mijn lijf, mijn niet-normatieve lijf. Ik was de enige niet-voetdanser en kreeg niets te horen over alternatieve bewegingen die ik kon uitvoeren op wielen of al kruipend over de vloer of al hangend aan iets of iemand of eender wat. Het zorgde ervoor dat ik me niet zozeer anders voelde, maar vooral verloren, verloren in de (voor mij vrij nieuwe) wereld van dans met bepaalde bewegingsrecepten en -ingrediënten. Waren de bewegingen die ik straks ging maken wel mooi en afgewerkt genoeg? Was er tijd voor mijn verplaatsingen van rolstoel naar vloer en weer terug? Paste mijn lijf tussen al die andere lijven?
Al gauw werd duidelijk dat Cubas deze strategie koos omdat ze als choreograaf niet op zoek was naar vlekkeloze kopietjes van zichzelf. Ze wilden geen lichamen zien die braaf naar instructies luisterden. Anders gezegd: ze weigerde een norm te installeren. Ze wilde dansers die uniek durfden te zijn en verbindend. Ze wilde dansers die hun omgeving konden raken tot in het diepst van hun vezels.
Ik ging ver voorbij de culturele bagage die vaak aan mijn lichaam gekoppeld wordt, namelijk de associatie van beperkt, passief slachtoffer.
Ze maakten me dan wel oncomfortabel, Cubas’ woorden en visie werden een geschenk, een uitnodiging. Ik zocht naar wie ik was op dat moment en wat ik kon doen wanneer ik vertrok vanuit mijn eigen lichaam en de magie van improvisatie. Ik vond plezier en vertrouwen. En daardoor ook kracht. Kracht om bewegingen te initiëren. Om te vallen, dragen, kruipen, duwen en trekken, soms zacht en soms ruw. Ik ging dus ver voorbij de culturele bagage die vaak aan mijn lichaam gekoppeld wordt, namelijk de associatie van beperkt, passief slachtoffer. De danser in mezelf werd wakker, van binnenuit. Van binnenuit, maar wel in een context waarin alle lichamen er mochten zijn op hun eigen manier.
Verlammende censuur
Hoe spannend en bevrijdend deze exploratie van potentieel eindeloze creatiemogelijkheden ook is, ze mondt nog te vaak uit in schipbreuk. Censuur van niet-normatieve lichamen bombardeert geruisloos en ontneemt kansen voor ontmoeting. Denk bijvoorbeeld aan de prioriteiten qua toegankelijkheid die we niet stellen in het ontwerpen van gebouwen en podia. Architectuur omfloerst én vertelt tegelijk zo hard als beton dat jij met jouw andere lichaam niet welkom bent als je niet over een aantal obstakels heen kan, zoals trappen, boordjes, smalle deuropeningen, enzovoort. Als er via een renovatiebudget rolstoeltoegankelijke toiletten zijn gebouwd, krijgen die niet veel later vaak de functie van washok of extra bergruimte. Dan voel je je niet bepaald welkom én ben je je noodzakelijke ruimte in dat toilet kwijt aan dozen en wasgoed. Podia zijn zelfs vaak totaal onbereikbaar. Als je geluk hebt kan je er geraken via een stoffige goederenlift, maar meestal lukt het enkel via trappen en de draagkracht van vrijwilligers die hopen dat een artiest geen behoefte of verlangens heeft omtrent plas-, knabbel- of babbelpauzes, die extra verplaatsingen en dus inspanning vereisen.
Censuur van niet-normatieve lichamen bombardeert geruisloos en ontneemt kansen voor ontmoeting.
Censuur van niet-normatieve lichamen huist in de vormgeving van dansopleidingen en productieprocessen en hoe we daar met luide zuchten slechts moeilijk loskomen van vastgeroeste routines rond tempo, duur, intensiteit, taal, en definities van wat een mens als product van zo’n geoliede machine moet kunnen. Getalenteerde 'misfits' vallen daardoor uit de boot, hun lijven crashen op korte of middellange termijn. Censuur huist in onze blik, in hoe we mensen bekijken, presenteren, bespreken, bevragen, waarderen.
Censuur verlamt en dooft, niet het minst door de blik naar onszelf. In hoe we datgene wat anders is wegmoffelen en in hoe we zélf grenzen stellen, met diep vanbinnen het geloof 'ik kan geen danser zijn'.
Censuur leeft op vele vlakken: zichtbaar en projecteerbaar als schuld en verantwoordelijkheid van de ander, alsook onzichtbaar en vaak onbewust groeiend in elk van ons. De Franse filosofe Hélène Cixous beschreef het reeds een halve eeuw geleden onomwonden in Le rire de la Méduse et autres ironies: 'Censureer het lichaam en je censureert tegelijk ook adem en spraak' (1976). De sporen van censuur kauwen aan onze individuele en collectieve verbeelding van wie we kunnen zijn en hoe we ons kunnen tonen zowel op als naast de dansvloer. Dat kan anders. De vraag is: kiezen we ervoor?
Ze zijn een verademing: danspraktijken waarin wordt gedacht vanuit mogelijkheden, veeleer dan vanuit gebreken en extra zorgen.
Ableism aanklagen is niet genoeg; even belangrijk is plezier en creatie voorbij die problematisering. Telkens opnieuw is het een verademing wanneer ik danspraktijken zie waarin wordt gedacht vanuit mogelijkheden, veeleer dan gebreken en extra zorgen. Deze praktijken bevragen scripts die voorschrijven hoe lichamen kunnen of moeten bewegen, hoe ze eruitzien, en (h)erkend worden als menselijk. Ze herschrijven ze met potlood, fragiel en open voor verandering. Daar waar verschillende lijven welkom zijn, leeft het potentieel om te verstoren en te beroeren hoe we kijken naar esthetiek, kwetsbaarheid, (inter)afhankelijkheid, kracht en macht, beweging, het lichaam in al zijn wonderlijke posities en texturen.
Iedereen die ademt beweegt
Collega wiel-/vloer-/hand-/…-danseres Wietse Vendrig vraagt zich in een gesprek met mij luidop af of er maar één soort lichaam is dat zou kunnen dansen: 'Wat is de definitie van dans? Iedereen die ademt beweegt.'
We kunnen mensen vragen om hun armen zo hoog mogelijk te bewegen en vervolgens teleurgesteld zijn wanneer niet iedereen dezelfde hoogte bereikt. Maar we kunnen ook enthousiast zijn over de variaties in wat hoog is, mogelijk is, en in wat het startpunt is van de beweging (gaande van liggend op de vloer tot staand op de hoogste trede van een trap). We kunnen blijven vasthouden aan egaal gepolijste muren van technische perfectie en ons verliezen in categorieën. Of we kunnen kiezen om oneffenheden te laten zijn en organisch te groeien. Wanneer we durven loslaten, komt dans vanuit onverwachte hoek.
‘Wanneer ik jou zie dansen, zie ik jouw rolstoel niet meer’, hoor ik soms. Maar met zo’n uitspraak negeer je de realiteit waarin ik beweeg en dan negeer je mij.
‘Wanneer ik jou zie dansen, zie ik jouw rolstoel niet meer’, hoor ik soms. Maar met zo’n uitspraak negeer je de realiteit waarin ik beweeg en dan negeer je mij. Ik heb mijn eigen lichaam, en ik heb een mechanisch attribuut. Het is deel van mij. Laat dat bij mij, dat is mijn werktuig dat ik soms gebruik en soms niet.
‘Mensen hebben schrik van echtheid’, vertelt Wietse Vendrig me. Ze verwijst naar een dansvoorstelling over dragen en gedragen worden waarin zij meedoet. Het publiek applaudisseert. De bewegingen met haar benen, de posities van haar voeten en haar overgave zijn intrigerend knap. Na de voorstelling ziet het publiek haar in de foyer, ditmaal inclusief rolstoel. ‘Ha, nu begrijp ik waarom je voet zo hing’, zegt iemand die zonet in het publiek zat, ‘ik had het idee dat dat gedanst werd’. Plots verandert de ervaren kwaliteit van wat getoond werd op het podium. Zolang het maar alsof is, zolang het niet echt is voor de beweger, is het dansant.
Wat als elk aspect van echtheid dansant kan zijn? Echtheid is dynamisch, dramatisch, zacht, vloeiend, conflict, én én én. Hoeveel meer kunnen we genieten wanneer we bewegen en kijken zonder oordeel? Wat voor perspectieven openen zich wanneer we verschil zien als een uitnodiging om onze blik op de 'ander' te herzien én nog dieper in onszelf te duiken naar datgene wat onzichtbaar, onbemind, kwetsbaar, oncomfortabel is? Wat wordt er mogelijk wanneer we al de verbeelding en dromen die we rijk zijn inzetten om iedereen — los van een label — zuurstof en inspiratie te geven voor verdieping in wat ze wél kunnen?
Je herkent een danser in ziel en passie, leert Vendrig me. Die veruitwendigen zich in een lijf dat alle kanten op beweegt, maar evengoed in één vinger.
Dans doet anders kijken. Dans geeft de kans om te kijken. Laten we kijken naar de ander én naar onszelf, met een blik die niet het einde markeert van luisteren, maar het begin ervan.