Van basisinkomen tot kunstenmunt: Tuesday Talk VI belicht vier utopieën voor de kunsten
Door Redactie rekto:verso, op Thu Jun 11 2020 22:00:00 GMT+0000Als gevolg van de coronacrisis staat de cultuursector voor cruciale maanden. En dus faciliteren rekto:verso, Kunstenpunt en State of the Arts elke dinsdagavond een online debat rond een prangende vraag. De zesde Tuesday Talk op 9 juni onderzocht vier voorstellen om kunstenaars financiële stabiliteit te garanderen. Wij vatten ze voor u samen.
Als corona de cultuursector iets leerde, dan wel hoe precair de situatie van kunstenaars en cultuurwerkers is. Onze eerste Tuesday Talk op 5 mei stelde de diagnose en vroeg zich af hoe zij de lockdown kunnen overleven. Deze keer kijken we voorbij de korte termijn en zoomen we in op alternatieven. Kunnen we experimentele manieren bedenken om kunstenaars financiële stabiliteit te garanderen? Brengt een basisinkomen soelaas? Is een statuut voor flexwerkers de oplossing of moeten we de huidige middelen als collectieve bron aanspreken? Of al die voorstellen in één?
Voor de zesde Tuesday Talk ontmoet Wouter Hillaert vier sprekers die elk een alternatieve financiële praktijk bepleiten: de Zweedse kunstenaar Per Hasselberg (Konstnärslön nu!), de Brussels-Italiaanse artieste Anna Rispoli (The Common Wallet), beeldend kunstenaar Yannick Ganseman (NICC) en Evi Swinnen (TimeLab). Bekijk hun gesprek of lees hier onze samenvatting.
1. Een basisinkomen voor kunstenaars?
De Zweedse kunstenaar Per Hasselberg werkt voor de Zweede kunstorganisatie Konstfremjandet en verricht onderzoek naar het artiestensalaris of konstnärslön. ‘Onze organisatie startte in de jaren 1940 na de Tweede Wereldoorlog, toen onbetaald werk als ideaal gold met het oog op de opbouw van een nieuwe samenleving. Dat idee ligt niet ver van wat artistiek werk vandaag inhoudt. De coronacrisis toonde ons dat we een verkeerde blik op werk hebben en wees ons op wat écht belangrijk is in de samenleving. Het is eigen aan kunstenaars om onze rol in zo’n samenleving te herzien en daarvoor nieuwe modellen uit te werken.’
‘Kunstenaars vormen een kleine groep, dus ze zijn ideaal als testcase voor zo’n maatschappelijk experiment als het basisinkomen.’
Alleen worden kunstenaars zelf geplaagd door financiële onzekerheid. ‘Zweden documenteert grondig de problemen in zijn kunstensector. Een centraal probleem is dat kunstenaars geen inkomen krijgen voor hun werk en dat er zo een grote financiële druk op hen staat. Onderzoek wees ook uit dat financiële druk ervoor zorgt dat mensen minder beredeneerde keuzes maken, minder goed werken en slapen. Een basisinkomen zou dat kunnen oplossen. Kunstenaars vormen een kleine groep, dus ze zijn ideaal als testcase voor zo’n maatschappelijk experiment. Ze zouden daarmee ook hun sociale zekerheid verhogen want in Zweden geldt die alleen voor wie tewerkgesteld is.’
Helaas blijft de goede Zweede documentatie vaak zonder oplossing, stelt Hasselberg vast. ‘De overheid vindt dat artiesten moeten betaald worden voor hun werk en een basisinkomen verhindert dat. Hét struikelblok is dat die maatregel de samenleving als geheel zou herdenken en dat vinden velen ondenkbaar. Van een overheid die erkent dat kunstenaars bijdragen aan welzijn en welvaart, zou je die investering nochtans mogen verwachten. We zijn al bij al maar een kleine kost.’
2. The Common Wallet: één rekening voor tien
Anna Rispoli is lid van The Common Wallet, een samenwerkingsverband van tien artiesten en cultuurwerkers. In 2018 maakten ze de radicale keuze om al hun geld op één bankrekening te zetten. ‘Bij aanvang wilden we een coöperatieve starten om ons werk te produceren’, zegt Rispoli. ‘Soms overlappen privékosten bij artiesten en als kunstenaars hebben we weinig toegang tot sociale zekerheid. Door onze middelen te delen, zouden we de kosten neutraliseren. Maar daarnaast wilden we ook het gangbare idee uitdagen dat we alleen maar moeten produceren. Als test voor die coöperatieve, wilden we onze rekening drie maanden lang delen.’
‘Ons spaargeld, onze inkomens en zelfs ons kindergeld hebben we naar één gemeenschappelijke rekening versleept. Ieder heeft het recht om daarvan te nemen wat hij nodig heeft. De enige regel is dat we genoeg moeten sparen om nog op vakantie te kunnen gaan. Zie het als een polyamoureuze relatie via geld. Nu, na tweeënhalf jaar voelen we zeker de voordelen. We zijn rijker dan voordien.’
‘Wij zijn een reflectieproces gestart om te bedenken wat spaargeld eigenlijk voor ons betekent. En daarbij steunen wij op radicaal vertrouwen.’
‘Sommigen van ons konden opnieuw studeren, anderen konden van job veranderen. Sommigen van ons bezitten een appartement, anderen willen er graag een kopen. Sommigen hebben kinderen, anderen zieke ouders waarvoor ze sparen. Mensen zien sparen als iets heel individueels, iets heel emotioneels ook, waarbij familiegeld van generatie op generatie wordt doorgegeven. Maar onze groep telt tien verschillende posities over wat sparen inhoudt. Wij zijn dan ook een reflectieproces gestart om, voorbij dat emotionele niveau, te bedenken wat spaargeld eigenlijk voor ons betekent. En daarbij steunen wij op radicaal vertrouwen.’
‘Als je van elke onderlinge betaling afstapt, hoe waardeer dan naar buiten de betekenis van geld?’, vraagt Evi Swinnen zich af. ‘Bij die vloeibare uitwisseling tussen artiesten is het belangrijk om een goede balans te vinden’, antwoordt Rispoli. ‘We werken op twee snelheden. Enerzijds claimen we natuurlijk het recht om correct betaald te worden, anderzijds claimen we ook een utopische levenswijze waarin we dingen kosteloos delen en ook de nood aan betaald werk deconstrueren.’
3. Een eerlijk statuut voor flexwerkers
Yannick Ganseman is lid van NICC, een vereniging van visuele kunstenaars. Hij dacht na over een fair status, die zijn plaats zou kunnen innemen naast het werknemers- en zelfstandigenstatuut. ‘We hebben niet per se een extra artiestenstatuut nodig’, zegt Ganseman, ‘maar een eerlijk statuut voor iedereen met lage of variabele inkomens. Voor hedendaagse kunstenaars bijvoorbeeld is het veel te moeilijk om toegang te krijgen tot het kunstenaarsstatuut. Als artiest wil je op een correcte manier geld verdienen en sociale zekerheid opbouwen. Maar vandaag verdienen we als kunstenaar gemiddeld 12.000 euro en moeten we 17.000 euro afstaan. Het inkomen dat je krijgt, moet eerlijker belast worden.’
‘Alle inkomens onder een bepaald bedrag zou je onbelast moeten laten.’
‘Een adviseur van Cultuurloket vertelde dat artiesten in Londen onbelast een jaarinkomen van 20.000 pond kunnen verdienen, omdat het duurder is om iedereen met lage inkomens te controleren dan om hen te belasten. Dat is natuurlijk heel neoliberaal gedacht, maar voor mensen met een laag inkomen is het wel een faire regeling. Mensen met een laag inkomen kun je niet meer afnemen dan wat ze verdienen. Dat zou dus een maatregel in de kunstensector kunnen zijn, ook voor andere flexwerkers zoals wie voor Uber, Deliveroo of Katoennatie werkt. Alle inkomens onder een bepaald bedrag zou je onbelast moeten laten.’
Gaat dit voorstel dan in tegen het basisinkomen? ‘Ik geloof zeker dat zo’n inkomen een goede basis biedt, zeker als de zaken niet goed gaan. Maar het is wel van belang dat je als kunstenaar je werk kunt blijven verkopen. Daardoor ga je altijd een zekere relatie met de koper aan. Dat is belangrijk voor het leven van zo’n werk. Het zal hangen in iemands huis – dat iemand ervoor wil betalen, is niet alleen monetair belangrijk, maar houdt ook een erkenning in. Je kunt je werk en praktijk wel delen, maar kunstenaars zijn ook solitaire werkers. Daarom geloof ik dat onze voorstellen elkaar in hun veelheid aanvullen. Wat voor de één niet werkt, kan voor een ander wel oplossingen bieden.’
4. Kunstenmunt naar Keniaans model
Evi Swinnen coördineert het Gentse stadslabo Timelab. Daar bepleit ze de kunstenmunt, een idee gebaseerd op de Keniaanse Bangla-Pesa. ‘Eigenlijk was ik altijd sceptisch over monetaire systemen tot ik Will Ruddick, de oprichter van de Bangla-Pesa, ontmoette’, bekent ze. ‘Hij toonde me hoe je een monetair systeem kan hacken om gemeenschappelijk kapitaal te creëren. De Bangla-Pesa is complementair met de officiële Keniaanse Shilling, een systeem binnen het systeem dus. De munt circuleert binnen kleine gemeenschappen: toen er met papieren geld werd gewerkt, telden die 150 mensen. De digitale versie laat 450 mensen toe. Als dat aantal overschreden is, gaat een nieuw systeem van start, maar uitwisselingen tussen verschillende gemeenschappen zijn mogelijk. Zo’n decentralisering zou trouwens van pas komen in een complex systeem als het kunstenveld.’
‘De oprichter van de Bangla-Pesa toonde me hoe je een monetair systeem kan hacken om gemeenschappelijk kapitaal te creëren.’
Hoe werkt de Bangla-Pesa? ‘Die koop je eerst met Shillings, waarna je onderling transacties kan opzetten. Bijzonder is wel dat de Bangla-Pesa na een jaar vervalt. Aan het eind van het jaar vindt een algemene vergadering plaats: dan leveren gebruikers hun munten weer bij de banken in, waarbij slechts 50% van de waarde wordt terugbetaald. Het andere deel gaat naar het collectieve kapitaal en kun je als gemeenschap samen investeren.’
Gebruikers hebben er dus alle baat bij om de munt maximaal te laten circuleren en niet op te sparen. ‘Gemeenschapsmunten over de wereld produceren drie keer meer transacties als in reguliere systemen’, zegt Swinnen. ‘Die zetten je aan om zoveel mogelijk te sparen en heffen dan vermogensbelasting. Maar je kunt een systeem ook anders gebruiken om gemeenschappelijke middelen te creëren, door als groep te bepalen welk percentage per definitie collectief is.’
‘Ron Eglash, een Amerikaanse onderzoeker naar dekolonisering, zegt dat we een systeem van economische productie nodig hebben om op het huidige te parasiteren. Je kunt het grote systeem niet doen vallen, maar daarin wel een alternatief op basis van waardevol werk opzetten om gedeeld kapitaal te creëren. Zoiets zie je de Bangla-Pesa, maar ook bij open source, een productiemodel waarbij je vrije toegang hebt tot de bronmaterialen van elk eindproduct en daarvan dus niet vervreemdt. Maar ook kunst is iets waarmee je als maker affiniteit blijft behouden, terwijl je ook afhankelijk blijft van publieke middelen, producten en diensten uit een systeem.’
‘In een marktsysteem is maar waardevol wat de markt als dusdanig erkent. In een alternatief systeem zou je ook andere dingen in waarde kunnen omzetten. Kijk naar de verpleegster die je verzorgt tijdens de laatste fase van je leven. Die zorg kun je zien als iets wat je bestelt en krijgt, maar ook als een bepaalde sociale productie die gunstig is voor jou en de gemeenschap rond je. Een kunstenmunt zou je dan weer kunnen gebruiken voor kleine diensten die kunstenaars voor elkaar doen, zoals wanneer de één feedback geeft op de voorstelling van de ander.’
‘We moeten nadenken over een klein, duurzaam ecosysteem met zijn eigen identiteit, liever dan dé grote oplossing te zoeken.’
‘De vraag is hoe we ons als gemeenschap zullen organiseren om dat kapitaal te herverdelen. Daarvoor zijn andere modellen nodig. We moeten nadenken over een klein, duurzaam ecosysteem met zijn eigen identiteit, liever dan dé grote oplossing te zoeken. Iets dergelijks hoor ik in de voorstellen van de anderen. Ze zijn verschillend maar we zouden ze kunnen verbinden in een groter ecosysteem dat de keuzes respecteert die in een lokale gemeenschap zijn gemaakt.’
5. Naar structurele verandering
Wouter Hillaert vreest dat de voorstellen van Ganseman en Hasselberg moeilijk zullen vallen bij de vakbond, iets waarop vakbondsverantwoordelijke Robrecht Vanderbeeken in een afzonderlijk stuk reageert. Hoe realistisch is de uitvoering van al die ideeën? Hasselberg koestert hoop. ‘Politici kunnen met grote ideeën komen maar eens ze die willen verwezenlijken, bezwijken ze vaak onder de druk van het politieke trekspel. Ook sociale experimenten worden zo vaak tegengehouden, omdat ze tegen de common sense ingaan. Dat is een krachtige structuur en kunstenaars zijn de eersten om daartegen in te hebben. Ze hebben ook het voordeel dat hun ideeën ideeën blijven, en dus minder bedreigend worden. Wij met onze kunstenaarsvereniging kunnen die verbeelding misschien wel beleidsmatig verankeren: we zijn half artistiek, half politiek.’
Ganseman gelooft dat de coronacrisis een moment schept om druk op de common sense te overwinnen. ‘De laatste maanden hebben meer dan ooit de precariteit van kunstenaars getoond. Ze waren een eye-opener voor het publiek en politici die dachten te weten hoe het ging. Nu is dus de tijd aangebroken om echt tot daadkracht over te gaan.’
Hoe zit dat dan met die plannen? Zouden alleen kunstenaars van een basisinkomen kunnen gebruikmaken of moeten zulke maatregelen ook buiten de sector gelden? ‘Die mogen er niet alleen voor kunstenaars zijn’, zegt Swinnen. ‘Maar wat een artistieke praktijk doet, is nadenken over hoe systemen werken en verbeelden welke alternatieven mogelijk zijn. Een project als The Common Wallet doet ons inzien dat een monetair systeem is gebouwd op ontworpen schaarste – een beperkt aantal middelen waarom elk van ons moet vechten. Er moet een weg zijn om dat te veranderen, en volgens mij kan alleen een artistieke praktijk die initiëren.’
‘Als mensen hun rol als burger serieus nemen en herdenken wat ze vanuit hun positie kunnen doen voor een samenleving, wordt iedereen kunstenaar.’
‘In een democratie delen artiesten met burgers het recht om kritisch te zijn’, zegt Hasselberg. ‘We moeten niet langer doen alsof dit systeem werkt want de samenleving stort in. Kunstenaars zijn al decennia geen deel meer van het systeem. In plaats van mee te gaan in het competitiedenken zouden we onze artistieke manier van denken in de samenleving kunnen injecteren. Vandaag komt de strijd van de jaren 1940 tegen het totalitair denken terug en dat creëert hoop. Als mensen hun rol als burger serieus nemen en herdenken wat ze vanuit hun positie kunnen doen voor een samenleving, wordt iedereen kunstenaar. Als we alle werk zouden delen en iedereen halftime laten werken, zou iedereen gezonder zijn en niemand werkloos: de samenleving zou beter functioneren. Vanuit die optiek zou zou een basisinkomen voor burgers ook de ruimte creëren om hun rol blijvend te bevragen.’
‘Ik hou wel van het idee dat iedereen kunstenaar is, dat creëert een grote empowerment’, zegt Rispoli. ‘Hoe dan ook moet je een basisinkomen vanuit een universeel perspectief aanpakken. We moeten dus allianties creëren met andere precaire posities. Wie verandering wil ontketenen, start wel beter met een bevattelijke groep, zo zie je die verandering ook. Maar uiteindelijk moet je voorbij België denken, een voorstel op Europees niveau uitwerken en zelfs een globaal perspectief aannemen. Alle niveaus zijn met elkaar verbonden. Verandering zit evengoed in een basisinkomen voor iedereen als in de manier waarop we met onze partner praten. Ik hoor veel mooie initiatieven, dus laten we moedig zijn en die met elkaar verbinden.’
‘Als vier alternatieven worden voorgesteld, zijn we dikwijls geneigd om te bepalen wat we het beste idee vinden’, besluit moderator Wouter Hillaert. ‘Maar misschien zit die net in de combinatie van de alternatieven en in de grote vragen die ze oproepen. Nog meer dan wat een inkomen kan zijn, is de kern van de discussie wat vandaag een kunstenaar is.’