Tussen afwezige lichamen: De Keersmaekers ‘Drumming’ fysiek en online
Door Bas Blaasse, op Thu Dec 03 2020 23:00:00 GMT+0000Sinds de theaters opnieuw de deuren sloten, zijn podiumkunstenaars aangewezen op digitale alternatieven. Bas Blaasse zag voor de lockdown de herneming van de Rosas-klassieker Drumming en bekeek een week later de livestream van diezelfde productie. Wat leert die afstandelijke digitale uitvoering ons over het wezen van dans?
De tegenstelling tussen het tempo waarmee nieuwe coronamaatregelen elkaar hebben opgevolgd en mijn dagelijkse haast die vertraagt is opmerkelijk. Opnieuw zijn voorstellingen uitgesteld en geannuleerd, want lichamelijke nabijheid is een besmettelijk risico. Rosas besloot om ter vervanging van de nog geplande hernemingen van Anne Teresa de Keersmaekers Drumming (1998) de voorstelling twee avonden live uit te zenden, op 30 en 31 oktober. Nog geen week nadat ik op de eerste rij zat, krijg ik opnieuw de mogelijkheid om het plezier te ervaren dat eerder van de dansers afspatte, maar dan op afstand. Mijn ogen gaan dit keer niet ijlings heen en weer, van links naar rechts en omgekeerd, maar blijven gericht op het bewegingsloze beeldscherm. In hoeverre is de herhaling gebonden aan de voorwaarden van dit medium? Bekijk ik dezelfde voorstelling of zie ik iets nieuws?
1
Ik weet dat ik niet de enige ben die deze voorstelling via livestream bekijkt. Dat zou een geruststellende gedachte kunnen zijn, zoals we allemaal een vorm van huisarrest delen. Maar de afzondering die de afwezige lichamen van het publiek nu achter beeldschermen verbindt, onthult een zekere onbereikbaarheid. Toen in september in eerste instantie de maximaal toegestane publiekscapaciteit in theaterzalen werd teruggeschroefd, bracht het beperkte aantal mensen dat een avond deelde naast een onderlinge afstand ook een sterke intimiteit teweeg. Die beperking verstevigde de cocon waarin de toeschouwers en de spelers het spektakel beleefden, afgesloten voor alles daarbuiten. Nu staar ik naar een scherm en heb ik geen idee hoeveel mensen met mij daadwerkelijk dezelfde ervaring delen. De onbegrensdheid van het aantal kijkers bezorgt me een eenzaam gevoel.
Het voelt verleidelijk om de behoefte aan reflectie over de sociale inwerking van isolatie nu te projecteren op dansende lichamen, in de hoop iets terug te vinden wat kwijt is.
Boven mij klinkt het gebonk van rennende kinderen en in de kamer naast mij beoefent mijn huisgenoot zijn fluit op een eigen ritme. Mijn concentratie wordt op de proef gesteld. Op het moment dat mijn moeder belt, realiseer ik me dat ik ben vergeten om mijn mobiel uit te zetten. Ik druk het gesprek weg en stuur dat ik midden in een voorstelling zit en haar later terugbel. Ze antwoordt dat ze dacht dat de zalen gesloten waren. Ik zie mezelf terugsturen dat het geen echte voorstelling is maar een livestream, alsof de laatste een vervalsing is. De manier waarop ik doorgaans de digitale wereld afdoe als minder werkelijk of zelfs onecht doet geen recht aan de actualiteit. De fysieke omstandigheden mogen dan verschillen, de tijdsdimensie is nog dezelfde: om acht uur begint de voorstelling en ze eindigt iets na negenen. Dit is de reële context waarbinnen dans nu plaatsvindt, en ik verruil het ene scherm weer voor het andere, voorlopig.
Het is niet altijd eenvoudig om de neiging te weerstaan symbolische en eigenlijk willekeurige betekenissen toe te schrijven aan losstaande gebeurtenissen. Het voelt bijvoorbeeld verleidelijk om de behoefte aan reflectie over de sociale inwerking van isolatie nu te projecteren op dansende lichamen, in de hoop iets terug te vinden wat kwijt is. Dans oogt in het perspectief van quarantaines en lockdowns al snel als een wat makkelijke ode aan fysieke vrijheid en lichamelijk contact, zeker wanneer de voorstelling in kwestie lang voor de coronapandemie werd gemaakt. Dus ik doe een poging om iets van onbevangenheid te bewaren om de dansers om hun eigen merites te bewonderen. Toch lijkt het ondenkbaar dat een voorstelling zich volledig zou kunnen onttrekken aan het heden. Zo heb ik nu voor een tweede maal met een eigenaardig gevoel van hoop en opwinding voor mijn laptop plaatsgenomen, wellicht misplaatst, wellicht ongegrond. Misschien hoop ik iets te zullen bijwonen waarmee de waan van de dag kan worden weggespoeld, hoewel er geen reden is om aan te nemen dat lichtvoetige verplaatsingen en strak gecoördineerde manoeuvres ons nu door een crisis kunnen dansen.
2
Vanaf de eerste tel wordt een minimaal ritme ingezet dat tot het einde aanhoudt. De vierdelige compositie van Steve Reich, waaraan de voorstelling haar titel dankt, stuwt de dansers voort. Als compositie klinkt Drumming (1971) als een opbouwend aftellen. Ze begint eenvoudig met een enkele percussionist en het alleenspel van een danseres. Een uitgestrekte arm trekt met een zwaaiende beweging haar romp naar rechts, alsof ze het zelf niet zag aankomen. Haar knie gaat langzaam omhoog en laat vervolgens haar lichaam naar beneden vallen. Eerst zitten we als publiek dicht op de huid van de danseres. We volgen haar bewegingen terwijl ze onachterhaalbare patronen lijkt te voltrekken. Ze danst in een dunne strook licht en maakt opvallend veel achterwaartse bewegingen. Dan schakelt de montage over naar een hoog totaalshot.
De danseres die de choreografie opent wordt gevolgd door een camera: een persoon die ongeveer op de plek staat waar ik een week eerder zat, misschien twee meter voor de matten en de grondlampen. Op de vloer is een aantal stervormige figuren te zien die voor het publiek in de zaal onzichtbaar blijft, en van boven registreren we hoe de camerapersoon op de dansvloer zelf onderdeel wordt van de dans. De aanwezigheid van de camera die het voorgaande shot produceerde is geen geheim en wordt gelokaliseerd. Het vogelperspectief is praktisch. Het biedt de mogelijkheid om een ander gezichtspunt te installeren dan dat ter plaatse: een klassieke filmische ingreep om mij te helpen oriënteren. Maar de afstandelijkheid die spreekt uit het overzicht is droog en bevestigt bovenal een voelbaar gemis.
De registratie is zowel noodgreep als handreiking: een tweede keuze om zowel het publiek als de dansers de afgelaste voorstelling desondanks te laten beleven.
De vraag wat het betekent om een voorstelling in beeld te brengen en hoe film zich kan verhouden tot dans is De Keersmaeker niet vreemd. Veel stukken zijn, al dan niet in speciaal bewerkte vorm, op film gezet of gedocumenteerd, waaronder een aantal tekenende werken als Rosas danst Rosas en Fase door Thierry De Mey, of meer recentelijk Rain en Mitten door Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes. Ik zag waarschijnlijk meer voorstellingen van Rosas in filmvertaling dan in levenden lijve. Maar deze integrale uitzending is geen intellectuele exercitie over de relatie tussen film en dans. De registratie is tegelijk een noodgreep en een handreiking: een tweede keuze om zowel het publiek als het dansend ensemble de afgelaste voorstelling desondanks te laten beleven. Het ontbreken van de geladenheid in de zaal van een week eerder is in dat opzicht een makkelijk te slikken offer.
De relatief sobere muzikale bezetting lijkt zich in de loop van de voorstelling steeds verder uit te breiden tot een breedvoerig orkest, alsof hetzelfde ritme telkens een klein beetje meer wordt aangedikt en bevestigd. Trommels, marimba’s en klokkenspellen verenigen zich uiteindelijk voor het slot. Overeenkomstig met de opbouw van de gefaseerde muziek komen uit het donker steeds meer dansers het toneel op. Ze dansen samen door elkaar heen: ze rennen, stoppen, bewegen, lopen, springen, tillen, vallen en buigen met elkaar. Zoals in andere voorstellingen van De Keersmaeker had de vloer als een gymzaal vol lijnen, cirkels, patronen en vormen kunnen staan die ordening aanbrengen. Die ordening zou je kunnen terugzien in een soort samenhang tussen de bewegingen en lichamelijke mededelingen van de dansers, maar de snelheid waarmee ze opereren en de complexiteit en veelheid van de afzonderlijke passages die gelijktijdig voorbijkomen vereisen een keuze van de toeschouwer ter plaatse: ik moet beslissen waarop ik mijn aandacht vestig. De eigenlijke ordening blijft verborgen.
Nu eens danst een deel van het geheel dezelfde bewegingen, dan hervat ieder zijn eigen parcours of lijken ze zich juist gezamenlijk volgens dezelfde principes te verplaatsen; de dansers delen iets wat in eerste instantie tussen hen blijft. Ze flirten, stoten elkaar af, veroveren hun eigen positie te midden van anderen. Het is levend, het ademt, het is overweldigend en chaotisch en desondanks georganiseerd. De overtuiging waarmee ze dansen, wekt de indruk dat niets aan het toeval is overgelaten, terwijl ze eveneens op elkaar reageren alsof ze elkaar verrassen en hun handelingen nog niet vaststaan. Hun bewegingen zijn vormen van beroering en affect: ze stralen een verlangen uit om te beïnvloeden en beïnvloed te worden, waardoor deze situatie een openheid behoudt.
In haar digitale gedaante legt ‘Drumming’ iets voor wat ik eerder niet zag: herhaling is een vorm van verandering.
In de Rosas Performance Space bleven de blikken van de toeschouwers bovendien niet onbeantwoord. De initiële beslotenheid van de dansers stond wel degelijk open voor contact, een verbinding, een figuurlijke aanraking. Een arm die zich uitstrekte en een vinger die naar je wees, of een blik die onverhoeds op jou gericht werd toen een hoofd zich met een snelle ruk jouw kant op draaide, gaven je het gevoel dat jouw blik ertoe deed. Toch lag het wezen van het spel en de interactie tussen dansers en toeschouwers, die ontbreekt in de uitzending, niet in de luttele gestes die mij wellicht wat gechargeerd het gevoel gaven dat ik werd aangesproken. De lichamelijke verstandhouding die mijn voet deed verkrampen, of mijn hand die soms spastisch de bewegingen die ik gadesloeg vaag imiteerde hebben plaatsgemaakt voor een onderuitgezakt lijf. Dans wordt nu eenmaal zowel door lichamen geproduceerd als geconsumeerd. En die lichamelijke bemiddeling samen met de gezamenlijke aanwezigheid bracht een gevoel teweeg ergens onderdeel van uit te maken, meer dan een tijdsdimensie te delen. Het spektakel betrok mij en sloot mij in de armen en zorgde ervoor dat ik mij bij tijd en wijle bijna een van de spelers waande.
3
De montage tussen verschillende perspectieven en afwisselende ritmen verleent de uitzending een dynamiek die sterk verschilt met een opvoering voor een aanwezig publiek. Enerzijds worden bewegingen versterkt door de mobiliteit van de meebewegende cameramensen. Rennende benen en plotselinge lichaamswendingen krijgen hun eigen gewichtigheid wanneer de camera ze volgt. Anderzijds benadrukken detailopnamen en overzichtsbeelden de filmische bemiddeling tussen gebeurtenis en ervaring, waardoor een meervoudige zintuiglijke ervaring wordt herleid tot de mogelijkheid van een kijkervaring. Het pragmatische overzicht verraadt afstand. Aanraking is uitgesloten, ook figuurlijk. De dans wordt teruggedrongen in zijn uitwerking. Een opvallend element in de Rosas Performance Space dat bovendien verdwijnt in de streaming is een digitaal bord dat hoog aan de zijmuren hangt en waarop seconden aftellen. Elk moment kon je erop aflezen hoe lang de voorstelling nog duurde, wanneer ze zou eindigen. De klok stelde de tijdelijkheid van het ter plaatse zijn op scherp en gaf mij ook een zeker gevoel van opwinding.
Het ontbreken van een aanwezig publiek is natuurlijk niet alleen voor dansvoorstellingen een mankement. Lege zalen zijn zeker een gemis wanneer letterlijke interactie is vereist, zoals bij bepaalde vormen van theater of cabaret. Nu de zalen leeg zijn, schrijft Micha Wertheim bijvoorbeeld voor De Correspondent, mist hij de kans om als cabaretier verkeerd begrepen te worden. Als cabaretier lijkt de interactie tussen publiek en speler misschien van groter belang dan bij dans. Als danspubliek kun je op je plek blijven zitten zonder bang te hoeven zijn dat een danser plotseling stilhoudt en aan je vraagt wat je van de vorige voorstelling vond. Toch sterkt de tweede beleving van Drumming mijn overtuiging dat ook dans, en kunst in de breedste zin, een spanningsveld van verbindingen en interactie is: een spel dat alleen iets betekent voor degenen die eraan kunnen deelnemen.
In haar meest ontredderde gedaante is kunst een dozijn dansers zonder applaus.
In zijn essaybundel Het Schone analyseert Hans-Georg Gadamer kunst vanuit het concept van het spel. Zijn analyse biedt een handvat om in mijn dubbele beleving van Drumming het daadwerkelijke verschil te benoemen tussen de voorstelling ter plaatse en de streaming ervan. Als spel is kunst volgens Gadamer een activiteit die geen doel of betekenis buiten zichzelf heeft. Dans zou je volgens deze opvatting bijvoorbeeld niet als een illustratie van het leven moeten begrijpen, de inhoud ervan ligt in de onderdelen van de dans zelf: de betekenis van kunst is immanent. Dat klinkt stellig en misschien wat modernistisch, maar het herinnert mij aan het simpele feit dat Drumming niet enkel een pleidooi is voor de schoonheid van fysieke interactie, maar een belevenis die op zich de moeite waard is. Drumming is geen crisisvoorstelling.
Bovendien kan de voorstelling alleen maar iets betekenen voor degene die eraan deelneemt. Spelen, aldus Gadamer, is een vorm van meespelen. Participatie is daarmee geen plotselinge conditie voor de betekenis of waarde van kunst. Meespelen en deelnemen moeten niet letterlijk begrepen worden, als een opheffing van het onderscheid tussen danser en toeschouwer. Beiden hebben hun toegewezen rol in het uitwisselen van codes, in de wisselwerking tussen kijken en bekeken worden. Maar er kan geen sprake zijn van een spel zolang er een absolute afstand bestaat tussen degene die speelt en die naar het spel kijkt. Ook al wordt een dansvoorstelling door iedereen afzonderlijk beleefd en geïnterpreteerd, als spel opent ze een ruimte voor interactie en voor het delen van een gemeenschappelijk uitzicht.
Het intieme effect dat de voorstelling de eerste keer bij mij teweegbracht, ontbreekt in de digitale reprise. De communicatie tussen de dansers onderling, hun spel, nam mij ter plekke op en maakte mij deelgenoot van een gelegenheid zonder dat ik mij daarvan bewust was. Het bleek dus eerder een onzichtbaar meespelen. Het spelen zelf wordt pas manifest als de formule wordt verbroken, wanneer tussen de deelnemers zoveel afzondering ontstaat dat ze voor elkaar onbereikbaar worden. In plaats van de gedeelde ruimte, bestond het verbond tussen mij en de dansers en de rest van de afwezige lichamen tijdens de livestream uit een kader van afzondering, wat kortom de mogelijkheidsvoorwaarden van het spel teniet doet.
De registratie van Drumming heeft de digitale afstand dan wel niet opgeheven, in die nieuwe gedaante legt ze iets voor wat ik eerder niet zag – herhaling is een vorm van verandering, conform het adagium van minimalistische muziek en de choreografische taal van De Keersmaeker. Alleen al daarom ben ik blij dat Rosas besloot tot een digitale uitvoering. In het verschil met de eerste opvoering toont deze Drumming mij een van de wezenskenmerken van haar bestaan als dansvoorstelling: een spel van interactie en deelname, waarbij dans niet zozeer óver fysiek contact gaat maar lichamelijke bemiddeling allereerst vereist. Middels een camera en een beeldscherm worden danser en publiek zowel samengebracht als gescheiden, waardoor een geheel ander soort spel ontstaat dan de omhelzing die ik eerder ervoer.
Zolang de bewegingen enkel voor de dansers onderling gereserveerd blijven, is hun opvoering feitelijk wezenloos, zonder adem. Het meest schrijnende beeld van de manier waarop de twee uitvoeringen uiteenlopen is zichtbaar wanneer de seconden wegtikken richting het einde en de georkestreerde klanken uitmonden in stilte: in haar meest ontredderde gedaante is kunst een dozijn dansers zonder applaus. In plaats van de conventionele buigingen bracht Rosas hun bezwete gezichten een voor een in beeld, als wilde het gezelschap hiermee de nadruk leggen op een aanwezige afwezigheid, een zichtbaar verlies – een apologie van de noodzaak aan lichamelijke deelname?