We moeten praten over mentale gezondheid

Door Gilles Michiels, op Thu Dec 17 2020 23:00:00 GMT+0000

Depressie, moedeloosheid, financiële stress. Meer dan ooit stelt de coronacrisis de mentale weerbaarheid van cultuurwerkers op de proef. Maar hun zorgen leggen ook de pijnpunten van de sector bloot, zo leert een bevraging van rekto:verso. 'Deze sector verzamelt de meest gevoelige mensen met de meest precaire statuten: dit is een recipe for disaster voor ons.’

Maandenlang creatiewerk dat wordt opgeschort, stresserend en eenzaam thuiswerk, financiële onzekerheid en een totaal gebrek aan perspectief. Sinds maart wordt een ware aanslag gepleegd op de mentale en emotionele weerbaarheid van werknemers in de cultuursector. En toch werd de problematiek pas eind oktober onderwerp van een publiek debat. De klokkenluider was de Gentse dj Jef Eagl, die viraal ging met een schokkende getuigenis op Instagram. Op enkele maanden had hij 31 vrienden en kennissen uit het leven zien stappen. Er moest dringend gepraat worden, vond Jef Eagl – zelf voegde hij met Nicolas Overmeire de daad bij het woord door Onbespreekbaar op te starten, een platform en podcast over mentale gezondheid.

Ook rekto:verso trok mee aan de kar en lanceerde begin november een bevraging, waaraan 47 mensen uit de cultuursector deelnamen. Dat beperkte aantal en de grote diversiteit aan statuten en disciplines bij de deelnemers maken het moeilijk om zinvolle correlaties te vinden, maar de getuigenissen stellen wel enkele noden bij cultuurwerkers op scherp. Ook hier valt meteen de ernst van de zaak op. Op de enige kwantitatieve vraag, die peilde naar de mentale weerbaarheid (10) of kwetsbaarheid (1) die de deelnemers zichzelf toedichten, geeft 30 op 47 (64%) maximaal 5/10, 19 (40%) zelfs 3/10 of minder. Hoewel mensen die zich kwetsbaar voelen mogelijks eerder geneigd zijn de vragenlijst in te vullen, zijn het zorgwekkende cijfers.

Rampzalig recept

Uiteraard geldt dit harde verdict niet alleen voor de cultuursector. Maar de specificiteit van het cultuurwerk, met zijn afhankelijkheid van fysieke nabijheid, zijn vele freelancers en volatiele contracten, stelt deze werknemers vandaag extra op de proef. Zowel financieel als sociaal betekent de pandemie eigenlijk een verheviging van al eerder gekende problemen. ‘De culturele sector is een verzameling van de meest gevoelige mensen van deze samenleving met de meest precaire statuten’, stelt een theatermaker het: ‘Deze situatie is precies een recipe for disaster voor ons.’

Constant bereikbaar moeten zijn zonder bezig te zijn is enorm stresserend en vermoeiend.

Bij gebrek aan ontmoeting lijden zowel de creatie als presentatie van kunst onder de lockdown. Maar ook het binnenrijven van opdrachten is vandaag een pak moeilijker geworden. ‘In mijn studie heb ik nood aan sociaal contact, spontane uitwisseling en input van buitenaf’, zegt een kunststudent. ‘Nu die zowat wegvallen, moet je alle energie bij jezelf vinden. Daarnaast is het momenteel ook moeilijker om in bepaalde culturele kringen te geraken, waar er eventueel ook kansen liggen om werk te verkopen, te presenteren enzovoort.’

‘Iedereen komt naar het bureau, terwijl ik als enige telewerk’, zegt een publiekswerker van een theaterhuis. ‘We worden niet op technische werkloosheid gezet, maar ik kan onmogelijk een hele werkweek vullen. Constant bereikbaar moeten zijn zonder bezig te zijn is enorm stresserend en vermoeiend. Het niets doen demotiveert me. Op dit moment zou ik zeker een soort van bore-out kunnen krijgen. Ik voel allerlei signalen van mijn lichaam dat het niet goed met me gaat. Ik heb veel pijn, voel me slap, heb een kort lontje.’

Stand-by Me

In het bijzonder voor freelancers is die situatie herkenbaar. Als eenmansbedrijfjes die van project naar project hoppen, dikwijls op basis van wankele statuten, moeten ze in deze coronacrisis hopen op een schaarse uitkering, terwijl ze wel paraat moeten staan als het circus weer op gang komt. Violiste Linde Verjans, die met sportpsycholoog Bert De Cuyper ‘Musiceren is topsport’ schrijft, een boek over de gelijkaardige psychologie van muzikanten en sporters, merkte die opvallende spreidstand tijdens haar interviews. ‘Freelancers staan onder druk om te blijven presteren, want er kan elk moment een opdracht binnenkomen en dan wil je in topconditie zijn. Om het hoofd boven water te houden, kiezen ze nu vaak - al is het maar tijdelijk - voor een andere job en proberen ze daarnaast hun speelniveau te behouden, een vermoeiende evenwichtsoefening waarvan niemand weet hoelang ze zal duren.’

Bij veel artiesten sloeg de moedeloosheid toe tijdens de tweede lockdown. De toekomstmuziek is wachtmuziek geworden.

Tristan Faes, vakbondsverantwoordelijke freelancers bij ACOD en zelf operazanger, zag hoe de veer bij collega’s brak vanaf de tweede lockdown. De toekomstmuziek is wachtmuziek geworden. ‘Tot augustus deden de meesten naarstig voort, maar sinds kort is de moedeloosheid toegeslagen. Door het gebrek aan perspectief slagen velen er niet meer in om regelmatig te zingen of hun instrument te bespelen. Waarom zou je nog nieuwe projecten op poten zetten? Van hogerhand wordt niet eens voorzichtig een startdatum geopperd. Wij hebben het geluk om van onze passie ons beroep te kunnen maken, maar nu verdwijnt die passie ook met het werk.’

Een vaak gehoorde verzuchting daarbij is ook de gebrekkige maatschappelijke waardering. ‘Ik heb het gevoel dat ik als persoon ongewenst ben, voornamelijk in een socio-economische context’, zegt een student-zanger. ‘Ik heb van maart tot nu amper iets gemaakt of geschreven’, bekent een zelfstandige artieste. ‘Mensen zeggen dan: Als je een echte artiest bent, dan zou deze crisis je moeten inspireren. Bring it on! Maar zo werkt dat niet voor mij en voor veel artiesten rondom mij: ze zijn inspiratieloos, hun planken zijn onbespeeld, hun pen is droog, hun blad onbeschreven. Hoe zinvol is een leven waarin je je wijdt aan dingen die de maatschappij niet essentieel vindt?’

‘Ik heb mij verbaasd hoe sommige naasten al na twee weken lockdown vroegen of ik eraan dacht om een andere job te zoeken.’

‘Het lijkt me weer erg bon ton om de gedachte uit te spreken dat al die werkloze artiesten zich maar moeten omscholen om écht zinvol werk te doen, in de zorg bijvoorbeeld’, vervolgt ze. ‘Die boodschap is mij meermaals al dan niet direct verkondigd.’ Een actrice en theatermaker treedt haar bij: ‘Ik heb mij verbaasd hoe sommige naasten al na twee weken lockdown vroegen of ik eraan dacht om een andere job te zoeken. Dat vroegen ze niet aan hun restauranthouder of de verkoper van IKEA die op technische werkloosheid stond.’

©Chloé Girten

Uit elkaar gespeeld

Voor sommigen noopt de financiële onzekerheid wel degelijk tot radicale keuzes. ‘Bij de vakbond krijg ik getuigenissen van mensen die hun heil in een andere sector zoeken’, zegt Faes. ‘Anderen kloppen nu noodgedwongen bij het OCMW aan, want de rekeningen blijven verder lopen.’ ‘Ik ken al meer dan 50 groepen die het financieel niet zullen halen in het seizoen 2020-2021’, weet een straattheaterartiest en festivalorganisator.

‘De stelselmatige afbouw van subsidies en de angst voor jobverlies maken dat het in de cultuursector ieder voor zich is’, zegt een sociaal-cultureel werker. Daardoor is solidariteit een ambigu begrip. ‘Het is moeilijk om elkaar moed in te spreken omdat je in dezelfde situatie zit’, zegt een theatermaker, ‘en toch zit je niet in dezelfde situatie: sommigen hebben een statuut, anderen niet, sommigen hebben tussen de lockdowns door werk gehad, anderen niet. Het wringt nog veel meer dan vroeger dat het meeste ondersteunende personeel, in tegenstelling tot de artiest, in loondienst is. Ik voel me soms jaloers en nijdig, dat ik al maandenlang op een uitkering moet leven en zij nog steeds een loon krijgen.’

‘Afgelaste producties doorschuiven naar volgend jaar lijkt eerst een fair alternatief voor een financiële compensatie. Maar denk dat door en je hele jaarloon schuift op.’

Door het projectmatige werk en het kluwen van statuten moesten freelancers veel geduld oefenen voor de overheid maatregelen op hun maat invoerde. En ook op de uitbetaling van hun rechtmatige uitkering zit vertraging, waardoor sommigen nog steeds wachten op de eerste cent. Bij organisaties en instellingen zijn ze dan weer afhankelijk van andermans goodwill. Een actrice en theatermaker met kunstenaarsstatuut vat het goed samen: ‘De zaligste werkgever besliste alle geschrapte voorstellingen toch uit te betalen, de gemiddelde stelt alles in het werk om technische werkloosheid in orde te maken, de gewiekste wacht af tot je zelf met een voorstel komt. In één geval was de compensatie voor een voorstelling al lang gecasht door de werkgever, en kwam ik daar toevallig op uit.’

‘Steden en gemeenten kunnen sommige artiesten al uit de problemen helpen als ze één derde van een contract zouden uitbetalen’, zegt een straattheaterartiest en festivalorganisator. ‘Maar in mijn geval stelde de stad dat een cultuurcentrum mij niet eens mócht betalen. Bij een eerste lockdown kun je misschien van overmacht spreken, bij de tweede niet meer. Een beproefde truc is ook om afgelaste producties door te schuiven naar volgend jaar. Eerst lijkt dat een fair tegenvoorstel en vraag je geen compensatie, maar welke garantie heb je eigenlijk? Zo dreigt je hele jaarloon te verschuiven.’

Nu de plaatsjes in de provisoire kalenders extra duur zijn geworden, kunnen freelancers nog meer dan vroeger als concurrenten tegen elkaar worden opgezet. ‘Ik merk soms dat ingeplande budgetten van afgelaste voorstellingen naar mij gaan omdat ik een virtueel alternatief kan aanbieden. Maar wat dan met die artiesten van wie de voorstelling is geannuleerd? Krijgen zij dan iets?’, vraagt een theatermaker zich af. ‘Als je werk nu niet uitzonderlijk goed is, wie zal je dan nog boeken? Ik heb meer last van angstaanvallen en moedeloze gedachten. Ik voel nog meer prestatiedruk dan anders.’

Knipperlichtagenda’s

Het is nog maar de vraag welke menselijke averij het voortdurende herplannen, uitstellen en schrappen van evenementen heeft veroorzaakt. Uit een aantal getuigenissen blijkt bewondering voor de assertiviteit en veerkracht waarmee de sector de crisis te lijf ging. Die gooide zich eerst op online alternatieven en werkte daarna met gebundelde krachten een draaiboek uit om evenementen coronaproof te laten plaatsvinden. Maar de abruptheid waarmee telkens weer geschakeld moest worden, leidde uiteindelijk tot grote frustratie.

‘Ik vind dat de werking van mijn organisatie compleet had moeten stilgelegd worden, in plaats van krampachtig te blijven proberen om halfslachtige digitale alternatieven uit te dokteren voor onze gewone werking’, zegt een coördinator van een culturele overheidsorganisatie en schrijver. ‘Nu hebben we maandenlang ter plaatse staan draaien omdat we onszelf wijsmaakten dat de show moest blijven doorgaan, waarna de plannen keer op keer uitgesteld werden en uiteindelijk toch definitief afgelast. Het resultaat is dat ik zes maanden lang erg hard heb gewerkt, in uiterst moeilijke omstandigheden, zonder enig resultaat of gevoel van voldoening.’

‘‘Veel vrienden zitten te rekenen hoe vaak ze naar een psycholoog kunnen gaan in plaats van na te denken over hoe vaak ze die nodig hebben.’

Bovendien werd het mensenwerk achter die steeds wijzigende kalender lang niet altijd vergoed. ‘Als je op een week tijd weer moet schakelen naar andere zaalopstellingen of open lucht, zorgt dat voor extra stress en voorbereiding, terwijl je meestal gewoon voor dezelfde uitkoopsom speelt’, zegt een theatermaker. ‘Maar ik besef ook wel dat een ander scenario onmogelijk is: met welk geld? Je hebt er vaak op voorhand al een moeizame onderhandeling op zitten en als je al iets alternatiefs mag doen, ben je blij. Dan durf je bijna geen extra geld te vragen.’

‘De culturele sector doet hard mee aan de wedstrijd om zo veerkrachtig en positief mogelijk te zijn’, zegt een ambtenaar-schrijver, ‘want er is altijd wel iemand harder door deze crisis getroffen dan jij, en we maken onszelf wijs dat een duizendste filmpje op het internet echt wel bijna nét zo leuk is als een theatervoorstelling, concert of poëzievoordracht – terwijl niemand van ons naar filmpjes van anderen zit te kijken. Nee, ik zou me pas gesteund voelen als een collega zou zeggen dat hij, net als ik, de wanhoop en uitputting nabij is.’

We Should Talk

Hij is nochtans niet de enige. In onze bevraging getuigt iemand over maandenlange gedachten aan zelfdoding, een ander zag twee maanden geleden een bevriende illustrator uit het leven stappen, net als haar voormalige klasgenoot. ‘Vrienden van mij hebben me al toevertrouwd dat ze bij het OCMW zijn moeten gaan aankloppen of dat ze hun psychologische bijstand hebben moeten stopzetten omwille van financiële redenen’, zegt een freelancemuzikant en muziekleerkracht. ‘Deze bekentenissen komen hard aan en ik vrees voor een tweede zelfmoordgolf, zeker tijdens deze donkere wintermaanden.’

Een eerste stap om zulke drama’s tegen te gaan zou het vergroten van de bespreekbaarheid zijn. Veel deelnemers geven wel aan in de dichte kring over hun zorgen te kunnen praten, maar de stap naar professionele hulp ligt moeilijker, onder meer door de hoge financiële drempel – een sessie bij een psycholoog of therapeut kost al snel 50 euro. ‘Veel vrienden uit de sector kunnen een psycholoog op regelmatige basis niet betalen’, zegt een theatermaker. ‘Ze zitten te rekenen hoeveel keer per maand ze zouden kunnen gaan in plaats van na te denken over hoeveel keer per maand ze het nodig hebben.’

‘In onze sector hebben mensen niet de neiging om snel te klagen. Als een kunstenaar hulp zoekt, moet het dus al heel dringend zijn.’

En dus is er dringend nood aan steun van bovenaf. Het Antwerpse concerthuis TRIX bood alvast een eerste reddingsboei aan. In november startte het We Should Talk op, een project dat psychologische bijstand toegankelijk moet maken binnen de muzieksector. Professionele muzikanten tussen de 18 en 30 jaar kunnen zich inschrijven voor een individuele sessie aan 20 euro. De betrokken therapeuten zijn bovendien vertrouwd met hun leefwereld. Seksuologe en cognitief therapeute Eef Lommelen organiseerde nog evenementen, klinisch psycholoog Michaël Verschaeve was drummer bij The Van Jets, zenboeddhist en auteur Tom Hannes zingt in een tributeband.

‘Inmiddels namen vijftien muzikanten deel’, zegt Melissa Janssen, een van de initiatiefnemers. Begin december organiseerde TRIX ook een online debat over de impact van muziekcultuur en corona op het welzijn van muzikanten. ‘Een mogelijke vervolgstap zou zijn dat we meer dan één sessie aan een verlaagd tarief kunnen aanbieden en ook praatgroepen organiseren’, zegt Janssen.

Maar is het niet opvallend dat een concerthuis als TRIX dit allemaal in zijn eentje uit de grond stampt? ‘We zeggen weleens knipogend tegen elkaar dat we de taak van de overheid overnemen’, lacht Janssen. ‘Maar het voordeel van een gericht project als dit is dat we het snel konden uitrollen nu de crisis om ad-hoc oplossingen vraagt.’ In Gent voeren cultuurhuizen onder impuls van Voo?uit prille gesprekken om een soortgelijk initiatief op te starten.

Ook bij belangenorganisaties evolueert het debat over mentale kwetsbaarheid, ziet Tom Kestens, die de Artiestencoalitie vertegenwoordigt in de Crisiscel Cultuur. ‘In onze sector hebben mensen niet de neiging om snel te klagen. Als een kunstenaar hulp zoekt, moet het dus al heel dringend zijn. Daardoor zijn problemen niet altijd meteen te traceren. Maar vandaag zien we de drama’s voor onze ogen gebeuren. Waar belangenorganisaties vroeger verwachtten dat psychologische kwetsbaarheid een strikt persoonlijke kwestie is, beseft iedereen nu dat we ons beter moeten organiseren.’

Met GALM, de belangenbehartiger van muzikanten, zal Kestens alvast een overeenkomst sluiten met de aanbieders van welzijnshulp. ‘We zullen een afspraak maken waarbij we mensen in nood naar hen kunnen doorverwijzen. Maar zo’n dienstverlening aanbieden is niet evident. De wachtlijsten puilen uit. Wie wel nog beschikbaar is, is vaak duur. Met deze stap zullen we dus vooral voorbereid zijn op een volgend crisismoment.’

©Chloé Girten

Geen crisisproof HR-beleid

Mogelijks zouden al een aantal zorgen verzacht worden als cultuurwerkers die binnen organisaties konden bespreken. Ook dat lukt niet altijd, zo blijkt uit de bevraging. Sommigen kunnen wel terecht bij collega’s, maar anderen stoten naar eigen zeggen op een muur. ‘Mijn psycholoog zegt dat ik met de bazen moet babbelen, maar dat gaat niet’, zegt een publiekswerker van een theaterhuis. ‘Onze mening wordt niet gevraagd. De verhoudingen zitten wat scheef en ik voel dat ik daar vooral niet te veel over moet zeggen. Dat zorgt ook voor stress, omdat ik mijn gevoel niet kan bespreken met hen.’

Natuurlijk komt de digitale drempel de bespreekbaarheid niet ten goede. ‘Anders dan in normale omstandigheden moet je actief iemand contacteren om je probleem te bespreken’, duidt een kunststudent. Maar je kunt je ook afvragen of de cultuur rond psychisch welzijn anders zo optimaal is. ‘Binnen de opleiding werd me vaak gezegd dat er nood was aan mensen zoals ik, met ervaring in de bedrijfswereld, maar ik voelde me niet echt welkom’, zegt een sociaal-cultureel werker met meer dan tien jaar HR-ervaring. ‘In de organisaties zelf hoorden ze het in Keulen donderen als ik het had over welzijn op het werk.’ ‘Bij freelancers is dan weer lang terughoudendheid geweest om zich uit te spreken als iets niet in orde was’, zegt Tristan Faes. ‘Daar moeten we verandering in brengen. Een platform voor freelanceartiesten, zoals dat in Nederland al bestaat, is een na te volgen voorbeeld.’

‘We zouden er goed aan doen om meer mensen die vertrouwd zijn met de sector op te leiden tot psychologische dienstverleners.’

‘Wellicht heeft onze sector zoals andere sectoren geen crisisproof HR-beleid’, zegt Tom Kestens. ‘We zouden er goed aan doen om meer mensen die vertrouwd zijn met de sector op te leiden tot psychologische dienstverleners. Zo’n aanbod moet wel gefinancierd en dat wordt weer een complexe oefening, waarbij beleidsdomeinen Cultuur en Welzijn betrokken zijn. Moet je dat bovendien per discipline of op sectorniveau organiseren? Die knopen moeten we doorhakken, maar extra mensen en expertise zijn heel erg nodig.’

Leen Laconte, directeur van de koepel voor de kunstensector oKo, ziet hoe de organisaties moeten omgaan met een crisis zonder precedent. ‘Het Sociaal Fonds Podiumkunsten creëerde, in samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties, wel een kader rond zogenaamde psychosociale risico’s, zoals burn-out of grensoverschrijdend gedrag. Maar door de coronacrisis komt de hulp op de werkvloer, die wel degelijk aanwezig is, onder druk te staan. Plots moet alles digitaal, en dus moet je ook de bestaande hulpinstrumenten bijsturen.’

In november onderhandelde de Crisiscel Cultuur wel al de werkbaarheidscheque, die tegemoetkomt aan de aanpassingen op vlak van arbeidsorganisatie die de coronacrisis vraagt. Met de cheque kunnen organisaties financiële ondersteuning krijgen voor opleidingen, het inwinnen van advies of begeleiding rond ‘werkbaar werk’ en noden zoals psychisch welzijn. ‘Zo kunnen organisaties makkelijker achterhalen of ze hun mensen niet aan het uitputten zijn’, zegt Kestens. ‘Alle beetjes helpen momenteel.’ Voor 2020 alleen al ligt een portefeuille van 3 miljoen euro klaar.

Publieke moed

Hopelijk kan de cheque de weg bereiden voor een grote kentering in de cultuursector. De mentale klachten die cultuurwerkers uiten, staan dan wel niet los van de lockdowns en andere beperkingen om het coronavirus te bestrijden – evengoed leggen ze de structurele zwaktes van een uitwaaierende, projectmatige sector bloot, die wel Bruto Nationaal Geluk genereert, maar ook het psychisch welzijn uitdaagt. Idealiter grijpen de sector en de overheid deze situatie aan om even structurele maatregelen te nemen, zodat mentale gezondheid bespreekbaar en betaalbaar wordt, en de basis van elke cultuurorganisatie.

‘Dat de samenleving denkt dat mensen uit de cultuursector sowieso hun kunstjes zullen blijven opvoeren, is evengoed onze eigen schuld’

‘Laten we erkennen dat de coronacrisis behalve economische problemen ook andere grote gevolgen heeft’, besluit een ambtenaar-schrijver. ‘We kunnen onszelf niet langer wijsmaken dat we altijd moeten doorgaan met “pleasen”. Eens we dat zouden durven, zou de buitenwereld ons ook eindelijk als waardevol kunnen zien. Dat de samenleving denkt dat mensen uit de cultuursector sowieso hun kunstjes zullen blijven opvoeren, ook zonder financiële en andere erkenning, is evengoed onze eigen schuld. Als we zelfs in deze omstandigheden niet aan de buitenwereld durven te zeggen dat we er allemaal compleet door zitten, waarom zouden ze dan binnenkort naar onze klachten en zorgen luisteren als het economisch en medisch weer goed gaat?’