Tax shelter 3: ideologische uitverkoop?
Door Juliet Hoornaert, op Thu Oct 11 2018 12:00:00 GMT+0000Even groot als de stroom nieuwe financiële inkomsten die de tax shelter voor de podiumkunsten weet aan te boren, blijken de ideologische vragen die over deze fiscale constructie rijzen. Welke gevaren schuilen in de switch van het cultuurbeleid naar een meer marktgerichte visie?
Niemand kan bestrijden dat de verruimde tax shelter-regeling sinds anderhalf jaar succesvol blijkt (zie deel 1). Maar zijn enkel de mooie extra inkomsten daar de toetssteen voor? Verschillende stemmen beoordelen de tax shelter graag breder, bijvoorbeeld op zijn consequenties voor cultuurbeleid en de kunstpraktijk zelf.
In vergelijking met de reguliere subsidiëring die binnen het Vlaamse cultuurbeleid nog steeds de norm uitmaakt, valt Bart Caron (Groen) alvast één beleidsmatig bezwaar op: ‘Bij de taxshelter vervalt de inhoudelijke selectie en verantwoordingsplicht die bij subsidiëring wel geldt. Zo kan op den duur elke producent zijn fles onder het kraantje houden. Als kleppers als Geert Allaert erin slagen hun winsten te maximaliseren, mij goed… Maar toch niet met belastinggeld?’
De 28e Samson en Gert Kerstshow kan via de tax shelter inderdaad even goed mee genieten van staatsgeld als de nieuwste danscreatie van Lisbeth Gruwez – zolang de papieren maar in orde zijn. Voor elke euro die nu via de tax shelter geïnvesteerd wordt in een gesubsidieerde producent, gaat in de praktijk meer dan 2 euro naar profit-spelers en bemiddelaars. In feite kan eender welk zachtgekookt podiumproduct zich via deze regeling tot kunst marketen. Een artistieke weging is er niet.
‘Eigenlijk is het absurd om riante federale bedragen uit te besteden aan doeleinden waar we geen grip op hebben’
Kwaliteit is in deze discussie nochtans geen detail, vindt Caron. ‘Vorig jaar zijn de kijkcijfers van de Vlaamse film afgenomen. Wat zegt dat over de kwaliteitstoename waar de tax shelter voor zou zorgen? In Scandinavische landen wordt ingezet op strenge selectie en hoge subsidiëring, en floreren zowel populaire cinema als arthouse meer dan ooit. Hoe kunnen we hier dan hopen op meer kwaliteit, als we onze kwalitatieve criteria laten varen?'
Op de motivering dat de tax shelter de tekortkomingen van subsidiëring net kan remediëren, reageert Caron dan ook met verontwaardiging. ‘Als onze politie er niet in slaagt misdaden tegen te gaan, wat gaan we dan doen? Een nieuwe politie oprichten die dat wel kan? Eigenlijk is het absurd om riante federale bedragen uit te besteden aan doeleinden waar we geen grip op hebben, terwijl we op Vlaams niveau tegelijk minder kunstorganisaties zijn gaan subsidiëren.’
Een andere ambitie die Caron niet bewaarheid ziet, is dat de tax shelter de kloof tussen bedrijven en kunstorganisaties zou verkleinen door bedrijven te responsabiliseren voor het belang van de kunsten. ‘De waarheid is veeleer dat er geen ander spaarboekje is dat vennootschappen zoveel opbrengt. Laten we de tax shelter dus bekijken als wat het is: een interessant beleggingsinstrument.’
Herverdeling van arm naar rijk
Dat punt maakte ruim een jaar geleden ook al Stijn Devillé van Het nieuwstedelijk in een opinie op Knack.be: ‘Technisch gezien is de tax shelter natuurlijk een belastingvrijstelling. Maar wat niemand luidop zegt, is dat het dus eigenlijk gewoon misgelopen gemeenschapsgeld is: de federale staat subsidieert de investeerders met een aandeel van 310 procent belastinggeld.’
Het leeuwendeel van de deelnemende producenten beaamt dat er zo goed als geen contact geweest is met het investerende bedrijf.
Die visie deelt Devillé vandaag nog steeds. ‘Tax shelteren is voor de gemeenschap (en dus voor de belastingbetaler) een dure manier van subsidiëren: het kost de samenleving 10% meer dan gewone subsidie – de winst die de belegger opstrijkt – en levert de kunstenaar maar 80% op van het geïnvesteerde bedrag, omdat ongeveer 20% blijft plakken aan commissies. Maatschappelijk gezien is het dus een omgekeerde herverdeling van arm naar rijk: wie rijk is en dus geld heeft om te beleggen, rijft 10% winst binnen, terwijl de samenleving (en dus de gewone belastingbetaler) belastingen derft aan 310%.’
Een kort onderzoekje op internet leert dat de tax shelter inderdaad zo gepromoot wordt bij investeerders: als een utilitaire constructie, een fiscale toverspreuk. Het leeuwendeel van de deelnemende producenten beaamt bovendien dat er zo goed als geen contact geweest is met het investerende bedrijf. Van een ‘kruisbestuiving tussen de economie en de kunsten’ is tot op heden dus weinig sprake.
Ook Devillé verkiest dan ook consequent het woord ‘beleggers’ boven ‘investeerders’. ‘Bij een investering riskeert iemand kwijt te spelen wat hij heeft geïnvesteerd, er klinkt ook iets van een geloof in door. Een belegging daarentegen moet alleen maar opbrengen. De podiumkunsten zijn door de tax shelter een soort beleggingsproduct geworden, met een gegarandeerd rendement van ongeveer 10%.’
Waarom Stijn Devillé en Het nieuwstedelijk dan toch meedoen aan de tax shelter? ‘Omdat alle extra geld voor de kunsten broodnodig is. En omdat ik vrees dat het de kunsten aangerekend zal worden als we niét meedoen. Bovendien is mijn nuchtere en pragmatische kant ergens ook wel vatbaar voor het argument dat de tax shelter de samenleving niet méér kost dan subsidie, omdat het bedrijven verleidt om hun geld te blijven investeren in de Belgische economie: “De podiumkunsten en de film worden er beter van, en de Belgische economie ook. Dus wint de samenleving.”’
Gedaan met experimenteren?
Ook Katia Segers (sp.a) heeft er op zich weinig moeite mee dat de markt een zekere rol speelt in het kunstenveld: historisch gezien is dat nooit anders geweest, en niet zonder resultaat.
De tax shelter zo intens juridisch dat hij kan interfereren met het recht om te experimenteren.
Wel vindt ze dat een zoete inval aan de kant van de producent niet zonder risico’s is. Voor haar moet de tax shelter daarom ten allen tijde een vorm van aanvullende financiering blijven, willen we op termijn niet in een monocultuur verzeilen. ‘Pluralisme is een van de belangrijkste waarden in onze samenleving, maar de markt kiest de facto sneller voor grootschaligheid en professionaliteit. Hij kan dus niet garanderen dat we het hele panopticon aan cultuur gevrijwaard zien.’
Voor Segers gaat het uiteindelijk om een breed maatschappelijk vraagstuk. ‘Een cultuur die aan die beperkte markteisen onderhevig wordt, vormt een aanslag op het vermogen dat kunst ons geeft om vrij te kiezen. Bovendien is de tax shelter zo intens juridisch dat hij kan interfereren met het recht om te experimenteren. Dit lijkt me nochtans cruciaal, willen we de kunstenaar de nodige ademruimte gunnen.’
Dat de tax shelter vereist dat alle productionele elementen op voorhand geboekstaafd zijn, binnen een beperkt tijdsvenster, maakt van deze schijnbaar gulle constructie tegelijk een programma met specifieke verwachtingen en aannames over kunst en kunstenaar - die lang niet iedereen zomaar volgt.
Fairtrade of witwaspraktijk?
Ook bij verschillende gezelschappen en podiumkunstenaars leven zulke bezwaren. Zo voerde kunstenaar Timeau de Keyser (Tibaldus/Toneelhuis) binnen Toneelhuis mee de principiële discussie over deelname aan de tax shelter, en besliste hij met mederegisseur Pieter Dumoulin en producent Rasmus van Heddeghem om niet te taxshelteren voor hun film Etangs Noir (2018). Liever werkten ze dan maar met een minimaal budget.
Hoe kan je zo voor gelijkheid zorgen binnen een fundamenteel ongelijk systeem?’
‘Hoe maak je een kritische productie die aandacht vraagt voor sociale problemen, terwijl je tegelijk je hand open houdt voor geld dat, onder het mom de kunsten te dienen, via belastingvrijstelling verdwijnt naar plekken waar ze deze problemen net kunnen aanpakken?’
De Keyser beschouwt een ‘ja’ aan de tax shelter als meegaan in overheidsprioriteiten die leiden tot de precarisering van zij die net de meeste steun nodig hebben. Hij vergelijkt de tax shelter met de symbolische euro van Slavoj Žižek. ‘Bedrijven kunnen zich het symbolisch kapitaal van de kunsten toe-eigenen zoals gigant Starbucks dat doet door een extra euro te vragen voor fairtrade. Hoe kan je zo voor gelijkheid zorgen binnen een fundamenteel ongelijk systeem?’
De Keyser is principieel: ‘We dienen heel bewust om te gaan met hoe en waar de kunsten zich ontplooien - anders zou de cultuursector zichzelf wel eens en masse in de voet kunnen schieten.’
Toenemende bureaucratisering
Voor deelnemers aan de tax shelter mag dat wellicht puristisch of zelfs fundamentalistisch klinken, niemand kan garanderen dat de tax shelter niet de deur openzet naar een meer marktgestuurd cultuurbeleid. ‘En waar liberalisering ingrijpt, geldt vaak de wet van het meetbare boven de wet van vernieuwing’, waarschuwt cultuursocioloog Pascal Gielen. ‘Daar loopt de cultuur het risico aan openheid te verliezen.’
Gielen vindt de tax shelter passen in een tendens die hij in zijn boek Repressief Liberalisme (2013) aangeduid heeft als een toenemende bureaucratisering onder de vlag van net meer vrijheid. De administratieve verstrakking die de tax shelter belichaamt, kan de creativiteit wegzuigen, zo vreest Gielen. ‘Het is een constructie die veel minder ruimte laat voor de benodigde rust om op een speelse manier tot een artistieke tekenvernieuwing te komen.’
Producenten die geen heil zien in de tax shelter – zo zou de minister kunnen tegenwerpen – zijn natuurlijk vrij om er ook niet op in te tekenen. Er zijn immers manieren om je middelen op meer klassieke of net meer inventieve manieren bijeen te scharrelen.
Maar de kern van de overweging ligt bij die organisaties die wél meedoen aan de tax shelter. Hoe ver ga je mee in dit neoliberale beleid, en leg je je eieren in een mandje dat voor investeerders uiteindelijk helemaal niet om de kunsten draait, wel om belastingvoordeel op zich? De (tijdelijke?) terugval van interesse bij het kapitaal (zie deel 1) zegt wat dat betreft alles: van veel loyaliteit jegens de producenten is geen sprake.
Speeltje of spel?
Binnen het aloude modernistische ideaal van voortdurende intensifiëring - of je daar nu voor bent of niet - is de tax shelter niet minder dan een pronkstuk. Hij stelt nieuwe formules voor aan het artistieke veld. Hij biedt kansen om de eigen werking in vraag te stellen - waardoor vele organisaties met nieuwe vormen van zelfkennis de wereld lijken in te gaan.
De ethos van deze maatregel blijft echter een prangende vraag. Want terwijl hij de kunsten inschrijft in een zuivere productielogica, gaan kunstenaars de hand voeden van wie al het meeste eet. Ze bevestigen daarmee tegelijk het heilige liberale huisje dat de (markt)economie de ultieme motor van onze werkelijkheid is: een wetmatigheid die steeds dieper in het weefsel van onze maatschappij dreigt door te sijpelen.
De impulsieve kunstenaar, de beginneling, de speler met een verwarrend statuut: het worden allemaal uitzonderingen.
Op den duur dreigt ook het kunstenveld zich zo te verliezen in kostenramingen, onderhandelingen en cijfermatigheid, aan een boekhoudkundige abstractie die bepaalde doelgroepen vanzelf uit de boot doet vallen. De impulsieve kunstenaar, de beginneling, de speler met een verwarrend statuut: het worden allemaal uitzonderingen.
Om de eigenzinnigheid van kunst en kunstenaar te blijven garanderen, blijft subsidiëring dus essentieel. Subsidies houden veel meer rekening met artistieke inhoud, die – anders dan cijfers – steeds onvervangbaar en onherleidbaar blijft. Financiering via de tax shelter daarentegen neigt sneller naar het uitwieden van het niet-conforme: als dat niet voldoet aan de strakke fiscale regels, plaatst het zich de facto buiten deze nieuwe grammatica. Want dat is de tax shelter: een nieuwe taal die de kunsten stilzwijgend dreigt in te snoeren in een wezensvreemd carcan.
Valt er met deze nieuwe regeling te spelen? Misschien wel. Misschien valt er zelfs plezier in te scheppen om de ogenschijnlijke onschuld van dit nieuwe systeem slim uit te dagen, om te voorkomen dat het artistieke puur tot instrument verwordt. Laat bijvoorbeeld een voorstelling tégen de tax shelter tax shelteren, of loop te koop met je crowdfunding zoals de tax shelter nu in koeienletters op elke film gestempeld staat. Test en toon de gaten van kapitaalconcentratie, of injecteer verzet in het bestel.
Zo puren we uit de hand die ons onzichtbaar zou bespelen, een kunst die de mens van binnenuit bewegen kan – en houden we een afdakje in de buurt, dat zoveel meer mensen van neerslag kan beschermen dan de tax shelter ooit zal doen.