Stop Being Straight. Het lesbisch feminisme van Monique Wittig
Door Anne Ballon, op Thu Oct 17 2024 14:18:00 GMT+0000De Franse filosofe en lesbische feministe Monique Wittig (1935-2003) daagde het essentialisme van de feministische beweging in de jaren 1980 uit. Anne Ballon getuigt van de manier waarop Wittigs radicale inzichten haar verlangen hebben beïnvloed en hoezeer (haar) verlangen onderhevig is aan genderrollen, sociale verwachtingen en kennis: ‘Zou ik de theorie in mijn lichaam kunnen steken en zo niet enkel mijn denken maar ook mijn voelen veranderen?’
Ik ben in een boekenwinkel in Berlijn waar in grote letters 'STOP BEING STRAIGHT' op de muur staat geschilderd. Ik wandel de deur uit met essays van Monique Wittig in mijn handen, maar niet zonder even oogcontact te hebben gemaakt met de persoon achter de kassa. Alsof ik tegen die persoon en mezelf wil zeggen: kijk, zo ben ik; een van jullie, whatever dat wil zeggen; de queers? Ik ben in mijn nopjes, nog wakker van de no-men-allowed night in een gaybar, enkele straten hiervandaan. Ik wandel naar buiten met het gevoel een nieuwe jas te hebben aangetrokken, een nieuwe identiteit aangemeten, en denk: eindelijk.
Kijken of je bekeken wordt
Vanaf mijn veertiende ging ik serieel monogaam en heteroseksueel door het leven. In het dorp waar ik opgroeide had ik mijn eerste relatie met een drie jaar oudere jongen van de jeugdbeweging. We bleven drie jaar samen. Als puber was ik intensief bezig met het voeden van mijn romantische en seksuele relaties. Alsof mijn puberleven één grote romantische film was, kopieerde ik scènes en patronen uit de romantische populaire cultuur waarvan ik dacht dat ze thuishoorden in een goede relatie, waarbij ik vaak in situaties belandde waarvan ik niet gruwde, maar waarnaar ik ook niet per se verlangde. Ik hijste me in belachelijke kanten lingerie en had onhandige seks op openbare plaatsen.
Ook censureerde ik constant mijn gedragingen en bewegingen; ik maakte mezelf kleiner, stiller, zachter. Ik kuste af en toe met vrouwen, maar enkel als mannen het konden zien. Ik gedroeg me zozeer naar de manier waarop ik gepercipieerd wilde worden door mannen, dat ik eigenlijk niet goed wist wat ik zelf wou, wat ik zelf lekker vond en wat ik überhaupt van mezelf vond.
In Ways of Seeing (1972) verwoordt schrijver en kunstcriticus John Berger die ervaring waarbij het bestaan van een vrouw beïnvloed wordt door hoe ze bekeken wil worden:
‘One might simplify this by saying: men act and women appear. Men look at women. Women watch themselves being looked at. This determines not only most relations between men and women but also the relation of women to themselves. The surveyor of woman in herself is male: the surveyed female. Thus she turns herself into an object – and most particularly an object of vision: a sight. (...) She has to survey everything she is and everything she does because how she appears to others, and ultimately how she appears to men, is of crucial importance for what is normally thought of as the success of her life. Her own sense of being in herself is supplanted by a sense of being appreciated as herself by another.’
Bergers reflecties, die vanuit de schilderkunst vertrekken, liepen vooruit op de idee van de male gaze. Dat begrip introduceerde de Britse feministische filmcritica Laura Mulvey in 1975 en gebruiken we vandaag voor de manier waarop vrouwen in de beeldende kunsten, film en literatuur worden voorgesteld vanuit een mannelijk oogpunt dat geworteld is in een patriarchale context: de man wordt gezien als de actieve ‘kijker’ en de vrouw als het passieve ‘object’ van die blik. Vrouwen hebben die mannelijke blik geïnternaliseerd; ook in het dagelijkse leven kijken vrouwen constant via deze gaze naar zichzelf. Die geïnternaliseerde blik heeft vrouwen van mijn generatie en van vorige generaties gevormd, waardoor het moeilijk, wellicht onmogelijk is om ons er volledig van te ontdoen.
Ik censureerde constant mijn gedragingen en bewegingen; ik maakte mezelf kleiner, stiller, zachter.
Wanneer ik, als dertigjarige vrouw, in een groep beland van wie de meesten hetero zijn, vraag ik me automatisch af hoe ik word gezien, welke oordelen over mijn uiterlijk spelen in de hoofden van de anderen aan tafel. Sluit een onbekende vrouw zich bij de groep aan, dan bekijk ik haar door de ogen van de mannen in het gezelschap. Haast instinctief vergelijk ik mezelf met haar, en weeg ik af hoe we beiden in traditionele mannelijke denkkaders passen, hoe we eruit zouden moeten zien en ons zouden moeten gedragen. Ik vind dit pijnlijk. Hoe zorg ik ervoor dat mijn blik niet louter de weerkaatsing is van die andere blik; die patriarchale, objectiverende mannelijke blik? Hoe kijk ik met mijn eigen ogen naar mezelf en andere vrouwen?
Wanneer ik bij een groep mensen aansluit van wie het merendeel zich als queer identificeert, ben ik opmerkelijk minder bewust van de manier waarop mijn lichaam beweegt of hoe ik er die dag uitzie. De vragen die ik mezelf stel in dit gezelschap vertrekken vanuit nieuwsgierigheid: Lijk ik op deze personen? Kunnen we elkaar leren kennen vanuit vergelijkbare of verschillende ideeën en denkkaders? Kan ik zo misschien dichter bij mezelf komen?
Lesbianisme als politieke daad
Een van de denkers die een grote invloed heeft gehad op mijn seksualiteit en identiteitsvorming als queer persoon is Monique Wittig (1935-2003). De Franse filosofe is een boegbeeld van het lesbisch feminisme van de jaren 1980, een radicalisering van de tweede feministische golf in de jaren 1960 en 1970, die wordt gekenmerkt door de idee dat ‘het persoonlijke politiek is’. Een andere invloedrijke gedachte uit deze golf is de idee van filosofe Simone de Beauvoir dat je niet als vrouw wordt geboren, maar als vrouw wordt gemaakt. In de jaren 1980, toen de lesbische en homoseksuele emancipatiebewegingen zich ontwikkelden, bouwden de lesbische feministen voort op Beauvoirs ideeën door het heteroseksuele kader, waarin het feminisme was ontstaan, ter discussie te stellen.
Wittig verzette zich fel tegen de categorieën ‘man’ en ‘vrouw’ zoals die in de heteroseksuele maatschappij werden (en nog steeds worden) gedefinieerd. In haar baanbrekende essay ‘The Straight Mind’ (1980) zet ze heteroseksualiteit weg als een machtsinstrument van de patriarchale samenleving, bedoeld om te indoctrineren. Heteroseksualiteit is in Wittigs ogen een politiek regime dat moet worden omvergeworpen. In het begin van de jaren 1980 bereiken Wittig en andere radicale lesbiennes een consensus dat ‘être lesbienne' of 'lesbianism' het enige antwoord is op dit regime: het is 'de absolute weigering om de onderdrukking als natuurlijk te accepteren’.
Heteroseksualiteit is in Monique Wittigs ogen een politiek regime dat moet worden omvergeworpen.
Wittigs radicale inzichten stuitten op weerstand, ook binnen het feminisme én de homobeweging. Wittigs stelling dat homoseksualiteit niet enkel een sociale constructie is maar ook een keuze, zorgde in de jaren 1980, toen de aidscrisis op haar hoogtepunt was en conversietherapieën niet zeldzaam waren, voor controverse. Activisten ijverden ervoor dat homoseksualiteit werd gezien als een authentiek en onveranderlijk deel van wie iemand is, en niet als politieke keuze. Zwarte feministen als Audre Lorde vonden dat Wittigs ideeën te weinig rekening hielden met de intersecties van ras, klasse en seksuele identiteit en dat ze gemarginaliseerde groepen, zoals zwarte vrouwen, te weinig in haar denken betrok. Lorde benadrukte dat lesbische relaties ook voortkomen uit diepere, historische ervaringen van onderdrukking en solidariteit tussen vrouwen.
Wittigs overtuiging van een straight mind als een geïndoctrineerde manier van denken, wakkerde mijn frustraties over het patriarchaat, heteronormativiteit en de male gaze aan. Ik begon meer en meer te beseffen hoezeer mijn lust tot dan toe had gedraaid om verlangd te willen worden. Er begon iets te bewegen. Wittigs werk daagde me uit om mijn verlangens, en waar die vandaan kwamen, te evalueren. Zou ik de theorie in mijn lichaam kunnen steken en zo niet enkel mijn denken maar ook mijn voelen veranderen? Dit hele proces zorgde ervoor dat ik mezelf meer begon open te stellen voor verlangens naar vrouwen, of niet-mannen. Dat ik die verlangens toeliet, had ik via het traditionele feminisme, dat zich op hervorming binnen het patriarchale systeem zelf richt, nooit kunnen bereiken.
Een nieuwe taal
Ook vandaag zorgt Wittigs politiek lesbianisme voor polariserende debatten en zijn er uiteenlopende interpretaties van haar theorie over seks en gender. Van grote invloed op de queer theorie vandaag is Wittigs Les Guérillères. In die poëtische, fragmentarische roman uit 1969, die vaak al te eenvoudig wordt geïnterpreteerd als een antimannenmanifest, gaat een groep vrouwen de strijd aan met het patriarchale systeem. De strijd is niet enkel fysiek; de vrouwen creëren ook hun eigen taal. Het boek staat vol verzonnen woorden, de titel is niet te vertalen en de auteur hanteert bijvoorbeeld consequent het persoonlijk voornaamwoord 'elles' in plaats van 'ils'. In Wittigs eigen woorden: ‘On dit: la langue que vous parlez est faite de mots qui vous tuent. On dit: la langue que vous parlez est faite de signes qui, à proprement parler, désignent ce que les hommes se sont appropriés.’
Wittigs werk resoneert met queer theoretische opvattingen over de deconstructie van taal en over het doorbreken van traditionele familie- en relatievormen.
Wittig benadrukt dat woorden en talige structuren gecreëerd zijn door en voor mannen en vrouwen dus vastzitten in een door mannen opgelegde logica en symboliek. Les Guérillères beschrijft dus niet alleen de utopische bevrijding van vrouwen, maar ook het vormen van nieuwe talen en gemeenschappen waarin traditionele genderrollen en hiërarchieën verdwijnen. Haar werk resoneert op die manier met queer theoretische opvattingen over de deconstructie van taal en over het doorbreken van traditionele familie- en relatievormen. Queer theory pleit voor het erkennen van verschillende vormen van intimiteit en gemeenschap die niet noodzakelijkerwijs passen in het patriarchale, heteronormatieve kader. Ze is terughoudend ten aanzien van de 'ultieme' monogame partnerrelatie en moedigt aan om het hardnekkige verschil tussen vriendschap en liefde los te laten.
De schemerzone van vrouwelijke vriendschap en queerness
Toen ik ergens begin de twintig was, raakte ik verstrengeld met een meisje dat ik leerde kennen in de bar waar ik werkte. Het was vriendschap op het eerste gezicht. Afgezien van seks deden we alles samen en deelden alles. Ik herinner me hoe ik naar haar gezicht tuurde of kon mijmeren over bepaalde karaktertrekken die ik zo bewonderde. 'Zijn jullie samen?' grapten onze collega's. Op dat moment had ik de handvaten niet om daarover te reflecteren.
Lang voordat ik mezelf als queer identificeerde, vond ik mijn diepste verbindingen, troost en intimiteit niet in mijn relaties met mannen, maar bij mijn (meestal vrouwelijke) vrienden. Het is in vriendschappen dat ik transformerende zorg en verbondenheid heb gevonden die ik in mijn leven integreer en die ik nodig acht om overeind te blijven in een harde, heteronormatieve en mannelijke samenleving.
In het in 1954 geschreven maar pas in 2020 verschenen Les inséparables (De onafscheidelijken, vert. Martine Woudt) beschrijft Simone de Beauvoir de vriendschap tussen Sylvie en Andrée. Terwijl Sylvie bewondert hoe onafhankelijk en rebels Andrée is, wordt Andrée onderdrukt door haar bourgeois gezin, dat van haar verwacht dat ze trouwt en gehoorzaam is. In een eenvoudige, emotionele taal schept Beauvoir een helder beeld van de innerlijke werelden van twee vrouwen die in het naoorlogse Parijs hun innige band trachten te verzoenen met opgelegde verwachtingen omtrent familiale en maatschappelijke verplichtingen. Hun intieme vriendschap bevindt zich in een schemerzone tussen platonische liefde en erotisch verlangen.
Ik vond mijn diepste verbindingen, troost en intimiteit niet in mijn relaties met mannen, maar bij mijn (meestal vrouwelijke) vrienden.
Een ander prachtig voorbeeld van vrouwelijk bondgenootschap is te vinden bij Audre Lorde en Pat Parker. In Sister Love: The Letters of Audre Lorde and Pat Parker 1974-1989 (2018) lezen we hoe Lorde en Parker – allebei zwarte lesbische dichters, moeders en activisten – elkaar steunden in hun strijd tegen kanker. De brieven getuigen van wederzijds respect, liefde, troost, inspiratie, solidariteit en wat ik ‘radicale zachtheid’ zou durven noemen: een bewuste en doordachte zachte intermenselijkheid, een manier om je te verzetten tegen patriarchale en koloniale structuren die ons dwingen emoties te onderdrukken of een façade van stoerheid op te trekken. ‘We are both very vulnerable women, Pat’, schreef Lorde aan Parker in 1988. ‘The fact that we used our vulnerabilities to make our greatest strengths makes us powerful women, not failures. I love you …’ Lorde begreep dat queer vriendschappen en relaties niet berusten op toeval maar bewuste, toegewijde daden van kwetsbaarheid zijn.
Ik heb een complexe relatie met mijn queerness. Soms voelt het haast als een soort wraak op mijn jeugd, als een fuck you naar alle jongens uit mijn jeugd die opmerkingen maakten over mijn lichaam dat groeide of mijn promiscuïteit veroordeelden maar er tegelijkertijd naar verlangden.
Omdat ik momenteel een monogame relatie heb met een man vraag ik me af of ik wel 'echt' queer ben, of ik wel queer genoeg ben. Of ik de community niet teleurstel. Maar queerness gaat over veel meer dan wie je partner is. Het gaat ook over jezelf bewust verlossen van een verstikkende heteroseksuele identiteit; over bewuste keuzes maken omtrent je uiterlijk en over de ruimte die je inneemt; over lichaamshaar al dan niet dwangmatig scheren, tepels al dan niet verbergen, je lach al dan niet intomen, al dan niet werken aan een gezondere relatie met een lichaam dat niet aan de norm voldoet, al dan niet door iedereen leuk en aardig gevonden willen worden, al dan niet al je tijd en energie investeren in één relatie, je al dan niet bewust zijn van het geweld waarmee mensen die zich als queer identificeren te maken krijgen, je al dan niet bekommeren om andere vormen van ongelijkheid en onderdrukking, al dan niet krampachtig vasthouden aan romantische fantasma's die misschien ten koste gaan van echte verbindingen.
This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.