Stilte,
Door Hugues Makaba Ntoto, op Fri Feb 07 2025 07:41:00 GMT+0000In een wereld die verzadigd is door informatie, prikkels en lawaai, is stilte een verademing, schrijft Hugues Makaba Ntoto. In stilte ontwaart hij een levensnoodzakelijke kracht, die minstens even helder klinkt als de luide slogans bij betogingen en protestacties.
Stilte,
‘Ik wil naar u toekomen en een of twee minuten zwijgen.’ In het vierde zogenaamde index-gedicht in de bundel Mijn Tegenstem (1973) van Hugues C. Pernath is tijd niet alleen een uitdrukking van verlangen. Regels als ‘Deze voormiddag, of morgenavond / Of volgens de waarheid’, ‘De jeugd die ik betaalde met getikte zinnen’ of ‘Anderen / Uit wie niets overbleef’ verstrooien het tijdsbesef van de lezer. Verlossing lonkt op het einde van het gedicht, wanneer het lyrisch ik het verlangen — naar u toekomen en een of twee minuten zwijgen — eenduidig uitspreekt. Telkens wanneer ik dit gedicht van Pernath lees, denk ik aan stilte als een delicaat ritueel van zelfherkenning en verbinding. Tegelijkertijd confronteert het mij met de moeilijkheid om over stiltes te spreken, omdat stilte een vreemd beest is met zintuiglijke en andere betekenissen.
‘Klaarte vond hij bedrog’, schreef Hugo Claus over Pernath in de indrukwekkende gedichtencyclus Het graf van Pernath (1977). In Pernaths oeuvre is de weg naar zelfkennis bezaaid met een soort ingetogen maximalisme, waarbij de dichter een broze maar kleurrijke taal ontwerpt die zijn onbehagen weerspiegelt. De versmelting van surreële associaties en een veelvoud aan ellipsen in ongewone zinsconstructies wijzen de lezer richting het isolement dat in tal van zijn gedichten te bespeuren is. Van de dichters die ik graag lees, is Pernath degene die ik het meest associeer met stilte. Zijn oeuvre krijgt vaak de stempel ‘hermetisch’ omdat de storing op de lijn tussen hem en de lezer doorlopend is. Ook lijkt Pernath zichzelf misschien niet helemaal te begrijpen. De ruis is nooit helemaal uitgeschakeld, maar is voer voor de verbeelding en het oor.
Het gedicht van Pernath confronteert mij met de moeilijkheid om over stiltes te spreken.
De vermeende ondoordringbaarheid wordt hem niet altijd in dank afgenomen. Zo geeft de Nederlandse recensent Marten ten Hoor in 1960 in het literair tijdschrift Books Abroad (de voorloper van World Literature Today) toe dat hij niets begrijpt van Pernaths experimentele poëzie. In hetzelfde stuk citeert hij twee niet bij naam genoemde literaire critici. De ene noemt de werken De adem ik (1959) en Het Uur Marat (1958) ‘gepremediteerd exhibitionisme’, terwijl de andere ‘suggesties van een onbestaande helderheid’ herkent in zijn poëzie. Het is niet niets. Dichters die geen centimeter van hun ‘navelstaarderij’ opgeven, krijgen het soms hard te verduren.
‘Ik wil naar u toekomen en een of twee minuten zwijgen’. De regel spreekt me ook aan omdat de onrust die boven het gedicht hangt, in die enkele minuten zwijgen lijkt uit te dunnen. De zin roept bij mij gedeelde momenten van stilte op met mensen van wie ik hou. Met wie samenzijn kan zonder er zin aan te geven. Zulke momenten steken scherp af tegen de waslijst aan dingen die ik op een dag gedaan wil krijgen, tegen het stadsrumoer, de kakofonie van notificaties, het lawaai van een onzekere wereld. Is het misschien ook zo dat de vitaliteit van stilte subtieler is dan die van geluiden, woorden, beelden, acties?
De nacht komt als eerste bij mij op wanneer ik aan stilte denk. Ergens na middernacht, wanneer ik de stemgeluiden van mijn onder- en/of bovenburen niet meer hoor en de piepende liftdeur van mijn verdieping ophoudt met aanwezigheden in de hal te signaleren. Rond dat uur blaft er ook geen hond meer wanneer onbekenden vlakbij vuurwerk afsteken op een doordeweekse dag, lang nadat de festiviteiten van een nieuw jaar zijn gepasseerd. Op de occasioneel loeiende sirenes en optrekkende wagens na is de nacht in het stukje Koekelberg waar ik woon, merkwaardig stil.
Is het misschien ook zo dat de vitaliteit van stilte subtieler is dan die van geluiden, woorden, beelden, acties?
De wereld is nu eenmaal luid en de mens poreus. We lopen door de stad met noise cancelling koptelefoons of earpods, luisterend naar een streepje muziek of een podcast bovenop het gedempte geluid van bouw- en straatwerken, voertuigen, medemensen — een cheat code die de stadsdrukte bedwingt. Of bijna, want hier en daar pik je ongetwijfeld toch iets op van gesprekken die elkaar kruisen. Of vang je, voordat het aanzuigeffect van je eigen scherm opnieuw de bovenhand neemt, een glimp op van grappige reels op het scherm van iemands gsm. De Wereldgezondheidsorganisatie zegt dat het menens is: geluidshinder is in Europa, na luchtvervuiling, de tweede grootste factor die onze gezondheid bedreigt. Voor stadsbewoners als ik is ontsnappen aan de antropofonie, het lappendeken van geluiden die voortkomen uit menselijke bedrijvigheid, van levensbelang.
Die voortdurende blootstelling is niet alleen nefast voor het lichamelijke welzijn, maar bedreigt ook de wereld van natuurlijke geluiden en hun toegankelijkheid, stelt de Amerikaanse soundscape ecologist en muziekartiest Bernie Krause. Veertig jaar lang trok Krause door de wereld om geluidsopnamen te maken van diverse natuurgebieden en zo’n 15.000 diersoorten. Met zijn levenswerk verzamelde Krause meer dan vijfduizend uur aan geluidsfragmenten die samen een auditief canvas vormen van de biofonie, het geheel van geluiden afkomstig van niet-menselijke organismen. Het verlies van ‘de chorus van de natuurlijke wereld’, die Krause doorheen de jaren in kaart heeft gebracht, is een lang en traag proces, maar het is onmiskenbaar. Het is ontzettend tragisch dat net deze remedie voor de overdaad aan lawaai die de moderne mens produceert, teloorgaat. Het gaat immers om geluiden die onze verbondenheid met de rijke akoestiek van de natuurlijke wereld versterken en die sinds mensenheugenis mee vorm geven aan onze verbeelding, culturen en appreciatie voor het mirakel van het leven.
De voortdurende blootstelling aan geluidshinder is niet alleen nefast voor het lichamelijke welzijn, maar bedreigt ook de wereld van natuurlijke geluiden en hun toegankelijkheid, stelt soundscape ecologist Bernie Krause.
De politieke geladenheid van stilte wordt bijzonder pregnant wanneer we zien dat politieke actoren rekenen op (collectieve) stilte en apathie als het gaat over de effecten van de geïndustrialiseerde wereld op de natuur of politiek geweld op plaatsen als Palestina, Congo, Myanmar. Deze stilte is het soort stilte waar demagogen van allerlei allooi op teren, hen zo onverschrokken maakt dat ze je proberen te overtuigen dat je je eigen oren en ogen niet meer kan vertrouwen. De schade van deze stilte is immens, omdat zo onrecht en ongelijkheid wordt versterkt en ons medeplichtig maakt aan de erosie van onze gedeelde menselijkheid en morele waarden. Het is een stilte die niemand of niets tegemoet gaat.
In het antwoord hiertegen is er ook plaats voor geëngageerde stilte, die even luid en helder klinkt als de vele betogingen en protestacties die het afgelopen jaar veelvuldig plaatsvonden en waarmee verzet werd aangetekend tegen de normalisatie van giftige ideeën. Geëngageerde stilte is voorlopig minder onderhevig aan repressieve en censurerende acties die dissidente stemmen monddood trachten te maken. Ik denk daarbij aan de kleine, minder zichtbare, maar tastbare daden van solidariteit, zoals bijdragen aan hulpfondsen, de zorg voor kwetsbare mensen en gemeenschappen, een uitgestrekte hand, of de verspreiding van informatie via sociale media (waar het nog kan) en zelfs rouw en vreugde. Het is ook de kracht van de overlever in moeilijke omstandigheden, wanneer hoop bijna onmogelijk lijkt. De mysterieuze werking van stilte in een wereld van overvloed aan informatie en prikkels is niet te onderschatten en kan zelfs transformatief zijn. De moeilijkheid om stilte te bevatten en haar vele gezichten te herkennen hoeft geen bron van ongemak te zijn. Het kan ook de ruimte zijn waar we het juk van narratieven van ons afwerpen.
Hugues