Poëzie begint bij p, o, ë, z, i, e.

Door Bob Vanden Broeck, op Tue Nov 28 2017 23:00:00 GMT+0000

Drie dagen lang een opsomming voordragen van alle unieke combinaties van de letters ‘m’, ‘i’, ‘s’, ‘s’, ‘i’, ‘s’, ‘s’, ‘i’, ‘p’, ‘p’, ‘i’ – Mississippi – is dat poëzie? Evelin Brosi deed het in zijn performance 34650 seconds bij de Antwerpse art space The Mothership. Het enige juiste antwoord: of dit poëzie is, is misschien niet de juiste vraag.

Het is 12 oktober. Ik sta op een koertje. Achter een glazen wand zit een man op een stoel aan een tafel in een steriele, afgesloten ruimte. Hij leest voor uit een boek. Via een kabel wordt zijn stem getransporteerd naar het koertje. Uit de luidsprekers klinkt een monotoon, repetitief geluid. Soms valt er van de wilde wingerd, die naast de glazen wand groeit, een blad van een twijgje.

Waarom drie dagen lang een tekst voordragen die bestaat uit een opsomming van alle permutaties die je kan construeren uit de letters die samen het woord ‘Mississippi’ vormen? En waarom ‘Mississippi’? In de VS voegt men tijdens het tellen dat woord – die klankcombinatie – toe aan de cijfers om zo precies aan een seconde te komen: ‘one Mississippi, two Mississippi, three Mississippi’ en drie seconden zijn verstreken.

In theorie zou de voordracht dus evenveel seconden moeten duren als er permutaties zijn, 34.650 seconden dus, meteen ook de titel van de dichtbundel die op 13 oktober werd gepresenteerd. Samen vormen lezing en boek deel één en deel twee van een trilogie. Deel drie omvat een box van 11 cd’s met daarop een klankgedicht bestaande uit de afzonderlijke woorden uit de audio-opname van de performance die verknipt en ingekort – sommige permutaties (‘psiisisimsp’) zijn tongtwisters die meerdere seconden vergen om uitgesproken te geraken – dan wel gestretcht worden tot ze weer exact 1 seconde duren.

Over permutaties gesproken: Evelin Brosi is zelf een anagram van Oliver Ibsen, op zijn beurt een anagram gevormd met de voornamen van het duo grafische vormgevers achter deze reeks maskerades, Boris Van den Eynden en Lieven Van Speybroeck (die overigens ook opereren onder de pseudoniemen Elvis Bonier en Silvio Ebner). Evenveel vlaggen als ladingen dus. Zo verzorgt 'Evelin Brosi' om de twee weken het radioprogramma Het Oorkussen Jezus op Radio Centraal waarin composities worden uitgezonden die consequent fout worden gespeeld. Het Belgisch surrealisme is duidelijk niet ver weg.

Het glas en het raam

Maar is het poëzie? Uitgeverij het balanseer omschrijft 34650 seconds in elk geval als een gedicht. Evelin Brosi zelf zou je taalkunstenaar kunnen noemen. Eerder was hij onder meer betrokken bij de installatie Zesendertig letters op de linkerbovenarm en schreef hij de proloog van Tektonik der Systeme, een herlezing van Oswald Spengler. Maar de relevantie van 34650 seconds gaat veel verder dan de simpele vraag of dit poëzie is.

Er zijn gedichten die niet zozeer een raam willen openen, maar eerder de reflecties van het glas onderzoeken.

Om te beginnen is er de inzet van dit werk tegenover ‘andere’ poëzie. Al levert het literaire reservaat momenteel heel uiteenlopende bundels af, toch heerst er bij de gerenommeerde uitgeverijen een voorkeur voor bundels die fungeren als een venster op de werkelijkheid. Uit deze voorkeur blijkt nog steeds de dominantie van een problematische opvatting over de verhouding tussen ‘vorm’ en ‘inhoud’. Binnen deze binaire opdeling verwijst ‘vorm’ alleen naar het zichtbare gedicht zelf, en ‘inhoud’ naar een onzichtbare werkelijkheid die zich buiten dat gedicht bevindt.

Die benadering gaat al te makkelijk voorbij aan het feit dat de taal zelf ook een onderdeel is van die werkelijkheid, en dat er gedichten zijn die niet zozeer een raam willen openen, maar eerder de reflecties van het glas onderzoeken. En daar is niets hermetisch of ‘gesloten’ aan: de lezer moet geen sleutel of code vinden. Er is nu eenmaal niets dat moet worden geopend.

Leve de letters

‘Mississippi’: een Amerikaanse staat, een rivier. Voor ons, in België, is het een onschuldig woord, zonder geladen betekenis. Ook wanneer het gebruikt wordt om bij het tellen tot precies een seconde te komen, fungeert ‘Mississippi’ louter als klankmassa, als een brokje tijd zonder verdere betekenis. Voor vormgever Evelin Brosi is het wellicht relevant dat Mark Twains My Life on the Mississippi het eerste manuscript is dat op typemachine tot stand kwam. Typografisch is ‘Mississippi’ een merkwaardig woordbeeld: vermoedelijk zijn er weinig woorden van een dergelijke lengte – 11 letters – die uit slechts 4 verschillende tekens bestaan.

Je zou denken dat het voorlezen van alle mogelijke combinaties van deze vier letters een saaie en eentonige performance zou opleveren. Maar binnen die stroom van klanken gebeurt juist heel veel. Soms onderscheidde ik woorden als ‘pessimism’ of ‘specie’. Ik woonde zelf nog geen 3600 van de 34650 seconden bij van de totale performance. Ik kan aannemen dat er doorheen de lezing nog meerdere woorden hoorbaar werden.

Het onderwerp van de bundel – de titel – is dus ook de duur van de tekst. Het is door deze duur dat er een afstand ontstaat tussen de geschreven en hoorbare tekst, en net in die afstand gebeurt het. De letters, die op papier geen betekenis genereren, doen dat plots wel als ze hoorbaar worden. Net door de verschuivingen, die enerzijds ontstaan tussen de letters onderling en anderzijds tussen schrift en stem, kan Brosi de verhouding onderzoeken tussen letters, klank en auteur. Het lijkt wel of de taaltekens, doorheen een fysieke uitputtingsslag, de neutraliteit van hun ‘voorlezer’ in vraag stellen.

Tijdens de repetitieve eentonige voorlezing ontstaan er breukvlakken in de taal. Brosi is een taalarcheoloog.

De hele performance is dan wel een constructie van Brosi, maar wel een constructie die hij totaal niet in de hand heeft: Brosi leest voor, wat de letters hem voorschrijven. Maar manipulatie en toeval behoren tot eenzelfde proces. Daarom is het niet de bedoeling dat ik de woorden ‘pessimism’, ‘Mississippi’ en ‘specie’ nu met elkaar in contact zal brengen, dat ik hier een logisch verband probeer te zoeken. Dat is niet meteen interessant, ook al zou dat logisch verband er zijn. Iemand die op een ander moment de performance bezocht, zal misschien heel andere woorden hebben gehoord en dan dreigt de interpretatie van de tekst een louter subjectieve aangelegenheid te worden.

Dat er woorden opduiken en dat er mogelijke verbanden zijn, is belangrijker dan wat die verbanden zouden kunnen betekenen. Tijdens de repetitieve eentonige voorlezing ontstaan er breukvlakken in de taal. Brosi is een taalarcheoloog.

Nieuwslezer

De vraag is dan ook: zijn letters en klank wel zo neutraal als wij denken? En als letters – vooral letters die zo hard op elkaar lijken – al zoveel betekenisverschuivingen kunnen genereren, hoeveel gelijkaardige verschuivingen kunnen er dan ontstaan tussen woorden, tussen zinnen? En hoeveel verschuivingen kunnen er plaatsvinden als er dan ook nog mensen gebruik maken van die taaltekens en woorden?

In zijn essaybundel Netwerk in eclips wijdt Samuel Vriezen een essay aan ‘taalrealisme’, waarin hij het heeft over wat hij het ‘werkelijkheidstekort’ noemt. Vriezen benadrukt dat taal de werkelijkheid kan structureren maar er niet mee samenvalt. De taal is zowel presentie als presentatie. Er is dus altijd een afstand tussen de taal en het geschrevene. Kranten moffelen dat ‘werkelijkheidstekort’ weg door nieuws van gisteren als dat van vandaag te presenteren. Hij benadrukt terecht dat een heldere journalistieke weergave van de werkelijkheid machteloosheid creëert bij de persoon die dat artikel leest. Er wordt geen inzicht geboden, er wordt alleen een helder en daardoor afstandelijk verhaal verteld.

Vriezen verwijst naar het experiment van zelfverklaard uncreative writer Kenneth Goldsmith aan, die de Times van 1 september 2000 overschreef in een vuistdik boek, getiteld Day. In Day wordt die krant voor de lezer een onleesbaar – want ‘gedateerd’ en gedecontextualiseerd – geheel, hoewel Goldsmith de tekst in die krant alleen maar heeft ‘gekopieerd’.

Misschien is Brosi wel de meest oprechte nieuwslezer die ik ooit zag en hoorde.

Brosi is vertrouwd met het werk van Goldsmith. Zo was hij betrokken als redacteur en grafisch vormgever bij het boek Kenneth Goldmsith – The PXL-Mad Lectures, eveneens uitgegeven bij het balanseer. Ook 34650 seconds sluit aan bij deze conceptuele Amerikaanse poëzie. Het is dan ook opvallend dat Brosi als een nieuwslezer aan een tafel zit. In Het Journaal wordt de actualiteit vaak eenduidig vastgelegd, binnen een duidelijk narratief. Alsof de taal de vaak complexe problematieken eenduidig kan structureren binnen de tijdspanne van het behandelde topic. In die zin is die berichtgeving bedrieglijk. De afstand tussen de taal en de werkelijkheid wordt gemaskeerd.

Het is net die afstand die Brosi hier zichtbaar maakt. Gedurende de performance ontstaan er potentiële betekenisverschuivingen tussen datgene wat hij voorleest en datgene wat ik, de toeschouwer, hoor. Het is net die afstand tussen het geschreven en hoorbare woord, waarin er ruimte ontstaat voor de toeschouwer om potentiële verbanden te horen, om woorden te verbinden. De toeschouwer wordt een actieve speler binnen dat proces. Al is het samenspel tussen onze ‘nieuwslezer’ en zijn publiek tegelijk aandoenlijk en humoristisch: een nieuwslezer die iets meedeelt om niet verstaan te worden. Misschien is Brosi wel de meest oprechte nieuwslezer die ik ooit zag en hoorde.

Taal als verf

In haar essay A Voyage on The North Sea – Art in the Age of Post-Medium Condition verzet Rosalind Krauss zich tegen de tendens van hedendaagse kunst om midden in het leven te willen staan. Ze heeft het over een ‘teruggang’: zulke kunst imiteert alleen maar hoe het esthetische ook al op zoveel andere vlakken ons alledaagse leven penetreert (van deodorantreclames tot missverkiezingen), en werkt zo mee aan de globalisering van het beeld ten dienste van het kapitaal. Voor Krauss ligt de hoop in handen van kunstenaars die de kunst opnieuw willen verankeren in een eigen esthetisch domein, een dat verwarring zaait in de geijkte, inmiddels door de markt volledig geïntegreerde genres en categorieën.

Is 34560 seconds poëzie, performance of een object?

Een ommetje langs de beeldende kunst kan hier verhelderend zijn. In 1964 maakte Marcel Broodthaers een kunstwerk van de restoplage van een dichtbundel van zijn hand: hij stopte die onleesbaar in een gipsen sokkel en gaf het iconische werk de naam Pense-Bête, net als de naam van zijn dichtbundel. De ‘inhoud’ van dit werk – een poëziebundel – is de ‘vorm’ van het beeldend kunstwerk. Kortom, de taal zit onzichtbaar aan de binnenkant van het werk en de ‘inhoud’ aan de zichtbare buitenkant. Broodthaers draaide ‘vorm’ en ‘inhoud’ binnenstebuiten en schoof ze tegelijk in elkaar. Kortom, de beide begrippen werden onklaar gemaakt. Dit kunstwerk uit 1964 – en eigenlijk de hele conceptuele kunst uit die periode – moet je natuurlijk situeren binnen zijn kunsthistorische context.

Op dezelfde manier doorbrak Carl André, met zijn stalen platen, de (toen nog) harde grens tussen architectuur en beeldhouwkunst. Hoe noemen we die werken dan? Schilderijen, sculpturen of architecturale objecten? Precies met die vraag naar de juiste terminologie voor kunstwerken zou je kunnen zeggen dat de taal zelf een essentieel kenmerk van het kunstwerk werd. De conceptuele kunst van Broodthaers en co probeerde het ‘kunstwerk’ te dematerialiseren om te ontsnappen aan de klauwen van de markt. En dus werd het theoretische, talige discours rond een kunstwerk minstens zo belangrijk als het materiële kunstwerk zelf. Is Pense-Bête een dichtbundel of een sculptuur? Is 34560 seconds poëzie, performance of een object?

Een waardeloze bundel

Brosi past een gelijkaardige conceptualisering toe in zijn bundel. Wie die bundel doorbladert zal alle woorden lezen, alle unieke permutaties die hij heeft geconstrueerd uit de letters die samen het woord ‘Mississippi’ kunnen vormen. Het onderwerp van de bundel – de titel – is, zoals ik reeds eerder vermeldde, niet de tekst maar de duur van de tekst, de 34560 seconds. De titel verwijst op die manier uitdrukkelijk naar de performance die plaatsvond van 11 tot en met 13 oktober. De bundel wordt op die manier een object dat voor altijd ‘onvolledig’ is.

Taal wordt hier een esthetisch object dat onderzocht en bewerkt wordt via verschillende media – performance, een bundel, een klankcompositie. Net die veelzijdigheid maakt ook dat dit poëziewerk nooit in zijn geheel kan worden verkocht of aangekocht. Het verval, het vallende blaadje, al wat verloren gaat doorheen het proces van het werk, behoort net tot de kern ervan. De lezer blijft achter met een bundel waarin woorden staan, met iets waarvan die lezer kan zeggen: ‘Dat kan ik ook’.

En net dat maakt deze bundel, als geïsoleerd object, bij voorbaat ‘waardeloos’. De lezer van de bundel ervaart een zekere frustratie, een fysieke weerstand. In die zin is de bundel van Brosi niet alleen conceptueel, maar ook romantisch. Hij conceptualiseert als het ware die tastbare afwezigheid, door sporen na te laten. Met de lezer als spoorzoeker.