‘Participatie is een oefening in nederigheid’
Door Ciska Hoet, op Wed Apr 25 2018 22:00:00 GMT+0000Hoe houd je vanuit de kunsten voeling met de maatschappelijke realiteit en betrek je nieuwe publieken? De participatieve festivals BLOK-BLOC en ENTER zoeken het deze dagen gelijktijdig uit in Antwerpen en Brussel. Trekkers Bie Vancraeynest en Jo Roets lichten toe wat de stad meer kan bieden dan de schouwburg.
‘Jammer dat we elkaars festival moeten missen’, lachen Roets en Vancraeynest als ze elkaar begroeten. Het laatste weekend van BLOK-BLOC in Antwerpen overlapt dit weekend volledig met het ENTER-festival in vier Brusselse wijken. Dat ze bijzonder geïnteresseerd zijn in elkaars aanpak, blijkt uit hun gesprek in het stationsbuffet van Antwerpen-Centraal. Twee uur lang vuren ze zoveel vragen en bedenkingen op elkaar af dat je er als interviewer nauwelijks aan te pas komt.
‘Als je als kunstenorganisatie participatief werkt, bots je sowieso op muren. Maar als je volhoudt, is het oh zo verrijkend.’ Bie Vancraeynest knikt instemmend bij die uitspraak van Jo Roets. Het voorbije jaar bokste zij vanuit participatie-instelling Demos de vierde editie van het ENTER-festival in elkaar, voor het eerst in Brussel. Op donderdag 26 april is het tijd voor de officiële aftrap.
Wat is precies de artistieke meerwaarde van al dat werken buiten de reguliere sector?
Roets is intussen volop bezig aan de eveneens vierde editie van BLOK-BLOC, het festival dat hij om de paar jaar op poten zet op Linkeroever met theatergezelschap Laika en in samenwerking met kunstZ en de Antwerpse ontmoetingscentra. Sinds dit jaar trekt BLOK-BLOC ook langs de wijken Luchtbal en Kiel.
Nieuwe verhalen, kaders en vormen
Beide festivals zetten participatieve kunstpraktijken centraal: ooit een bezigheid in de marge waar de ‘echte kunsten’ hun schouders over ophaalden, vandaag een tendens waar steeds meer kunstenaars en organisaties een oprechte artistieke uitdaging in vinden. Hoe kunst inbedden in (sociaal-kwetsbare, randstedelijke en andere) contexten samen met allerlei spelers en netwerken waarvan kunstcreatie niet de eerste natuur is?
Tijdens de laatste drie weekends van april brengt BLOK-BLOC onder meer een vijftal creaties met buurtbewoners, waaronder de culinaire revue CANTINA. Daarnaast zijn artiesten als Ahil Ratnamohan, rapper Young B en Jaouad Alloul uitgenodigd, omdat ze een band hebben met de wijk. Ook Benjamin Verdonck is van de partij, er staat een draaimolen van Theater FroeFroe, er is een muzikaal programma met lokaal talent van Mama’s Open Mic, en Gezusters Hirngespinst en Oogst richten ateliers in.
ENTER programmeert zowel nieuw Brussels talent als doorwinterde sociaal-artistieke kunstenaars op vier verschillende locaties. Zo staat de dansvoorstelling Invited van Seppe Baeyens (Ultima Vez) er naast de eerste hiphop-optredens van jongeren uit de wijken, kan je een fotografische wandeling maken met Kasper Demeulemeester en verzorgen KASK-studenten een jazz-optreden met muzikale autodidacten. Andere opties zijn een expo van beeldend kunstenaar Kito Sino of de doldwaze autorit van Compagnie Canicule waarbij twee hertoginnen aan het stuur meezingen met misogyne rap.
Maar wat is precies de artistieke meerwaarde van al dat werken buiten de reguliere sector? En waarom zou je inspraak willen van groepen die misschien niet eens op al die kunstuitingen zitten te wachten?
De groeiende interesse in participatieve kunstpraktijken duidt niet alleen op de nood aan een inclusieve aanpak die niet enkel de hoogopgeleide witte middenklasse bedient. Kunstenaars en cultuurwerkers halen de band met de stad en haar bewoners ook steeds vaker aan vanuit een zoektocht naar nieuwe verhalen, kaders en vormen. Er ontsnapt nu eenmaal heel wat aan het oog van wie enkel binnen de veilige muren van de theaterzaal blijft.
The times they are a changing
Wat dat betreft is het boeiend dat we voor beide festivals intussen zowat tien jaar kunnen terugkijken. Hoe BLOK-BLOC en Enter in die tijd geëvolueerd zijn, elk vanuit een heel andere kant van het artistieke veld, zegt immers veel over wat er al die tijd in de kunsten zelf veranderd is.
Hoe BLOK-BLOC en ENTER in tien jaar geëvolueerd zijn, zegt veel over wat er in de kunsten zelf is veranderd.
BLOK-BLOC zag in 2009 het levenslicht vanuit een samenwerking met Le Channel, de Scène National van Calais. Laika had er toen een residentie en zag heel wat parallellen tussen Calais en Linkeroever. Op beide plaatsen is er sprake van een zekere spanning tussen oude ‘autochtone’ bewoners en een diverse groep nieuwkomers. ‘In 2009 was er nog geen “jungle” in Calais, maar de stad begon wel al onder druk te staan door de instroom van vluchtelingen’, herinnert Roets zich.
‘Bovendien was Linkeroever toen net aangeduid als ‘cultuurarme’ plek. Er was geen enkele culturele infrastructuur meer. Dat raakte me persoonlijk, omdat ik er ben opgegroeid. Als jonge gast zag ik er in het toenmalige cultuurcentrum mijn eerste voorstellingen. Die factoren samen maakten dat we bij Laika besloten om in de lacune te springen.’
ENTER ontstond in dezelfde periode als een activistisch sociaal-artistiek festival. Vancraeynest: ‘Hans Dewitte van kleinVerhaal nam in 2010 het initiatief voor ENTER in Brugge. De naam verwijst letterlijk naar sociaal-artistieke piraterij. ENTER was immers een antwoord op een kunstenfestival in Brugge waar sociaal-artistiek werk geen plek in kreeg.’
Het had dus wel wat weg van een soort fringe-festival tegenover het geldende centrum, precies de positie die het sociaal-artistieke werkveld toen ook als geheel bekleedde. ‘Dat eerste jaar bestond het festival uit 24 uur, waarin participatieve organisaties hun werk aan elkaar toonden. De volgende editie verhuisde naar Gent, waar Victoria Deluxe, bij’De Vieze Gasten en Platform-K voor de organisatie instonden. En daarna werd in samenwerking met CC’s als Luchtbal en Nova ook een Antwerpse versie georganiseerd.’
De ontwikkeling van ENTER weerspiegelt de ontvoogding van de hele sociaal-artistieke sector. Zeker in het zog van een aantal decretale veranderingen, lijkt ENTER er vandaag geen nood meer aan te hebben om zich nog te meten met de reguliere kunstensector. Sinds enkele jaren is er immers geen aparte beoordeling meer voor sociaal-artistiek werk en valt dat onder de veel bredere functie ‘participatie’ in het Kunstendecreet. ‘We zitten minder in het defensief’, bevestigt Vancraeynest.
‘We zijn niet bezig met het enteren van grote huizen. Wel vertrekken we vanuit de vraag wat er relevant is om toe te voegen aan het Brusselse culturele landschap. Bovendien heb je in Brussel geen typische sociaal-artistieke traditie en was er dus niet meteen sprake van een voor de hand liggende organisator. Vandaar dat Demos als kenniscentrum uiteindelijk het voortouw genomen heeft, samen met enkele gemeenschapscentra (iets tussen een cultuurcentrum en een buurthuis in, nvdr) en in partnerschap met een heleboel lokale organisaties.’
Van outreachend naar bottom-up
Ook BLOK-BLOC kende een stevige evolutie: van een aanpak die nog enigszins top-down was naar participatie van onderuit. ‘De rode draad is uiteraard altijd al geweest dat we samen met uiteenlopende buurtorganisaties, kunstenaars en gezelschappen een festival organiseren met theater, dans, poëzie, muziek en feest’, nuanceert Roets. ‘Maar onze eerste editie was tegelijkertijd nogal invasief. Net zoals dit jaar huurden we al wel een aantal appartementen op Linkeroever om er intensief aanwezig te kunnen zijn, maar we creëerden alles zelf om het vervolgens daar te tonen.’
Co-creatieve methodieken waarbij participanten letterlijk mede-eigenaar worden van het kunstwerk, winnen terrein.
Dus ufo Laika landde op Linkeroever, vanuit het goedbedoelde maar ietwat bevoogdende idee dat de woonblokken kunst nodig hadden? ‘Nee, zo erg was het zeker niet,’ lacht Roets. ‘Begrijp me niet verkeerd, ik ging een jaar op voorhand al naar alle vergaderingen van alle mogelijke lokale organisaties: van OKRA over de jeugdbewegingen tot een folkloristische reuzenvereniging. We gaven zeker glans aan de wijk, maar we bereikten de lokale gemeenschap te weinig. Het publiek dat op BLOK-BLOC afkwam, bestond nog te veel uit de mensen die ook naar onze reguliere voorstellingen komen kijken.’
Het is een inzicht dat steeds meer ingang vindt binnen het participatieve veld. Alle goede bedoelingen ten spijt, hebben een aantal participatieve kunstenaars zich in het verleden wel eens verslikt in een ‘outreachende’ aanpak, met uitwassen als paternalisme en exotisme als grootste valkuil. Co-creatieve methodieken waarbij participanten letterlijk mede-eigenaar worden van het kunstwerk, winnen terrein.
‘Zo zijn we meer en meer met trajecten beginnen werken’, schetst Roets. ‘Zeker vanaf 2013 maken we voorstellingen met kinderen en volwassenen uit de wijk en werken we samen met scholen. Verbinding is het grote woord geworden. We willen bruggen bouwen tussen buurt, stad, onderwijs en kunst. We willen met partners uit de kunstensector zoals hetPaleis, Monty, Muziektheater Transparant of Toneelhuis contact maken met de wijk en met lokale organisaties.’
Zo wordt de nieuwe stedelijkheid samen aangepakt en onderzocht, besluit Roets. ‘Want BLOK-BLOC is ook een broedplaats om nieuwe vormen van interactie met een publiek te onderzoeken. Een appartement van 4 op 5 meter is toch nog iets anders dan een vlakkevloertheater.’
Veelzijdig Brussel
ENTER tackelt de stedelijke realiteit onder meer door in vier zeer verschillende Brusselse wijken tegelijkertijd actief te zijn. Net zoals BLOK-BLOC dit jaar op drie opeenvolgende weekends drie verschillende wijken aandoet, lijkt ook ENTER niet langer te geloven in het klassieke idee van één centrale festivalplek waar alle dynamieken moeten samenkomen.
Het gaat al lang niet meer over alleen de onderste sporten van de sociale ladder.
Vancraeynest: ‘We opereren in Haren, Laken, Woluwe en de Begijnhofwijk, omdat die vier zones als kwartet veel over Brussel vertellen. We zijn bewust niet naar Schaarbeek, Molenbeek of Anderlecht getrokken. We wilden niet de zoveelsten zijn die daar aan buurtbewoners kwamen vragen wat ze willen veranderen in hun wijk.’
Alleen met die gedecentraliseerde aanpak valt Brussel echt ‘te pakken’: even veelzijdig als ENTER zelf, zonder sturend profiel. Tegelijk zegt die keuze voor heel uiteenlopende sociale haltes alles over de verruimde scoop van de participatieve kunstpraktijk. Het gaat al lang niet meer over alleen de onderste sporten van de sociale ladder. ‘Woluwe is een rijke gemeente met veel expats’, schetst Vancraeynest. ‘30% van de bevolking communiceert er in het Engels met de overheid. Ze hebben er grote huizen en tuinen, maar er is weinig onderling contact. Een heleboel mensen waren er enorm blij met onze komst.’
Haren is dan weer een dorp in de stad. ‘De oude Nederlandstalige bewoners spreken er vol nostalgie over de vergane glorie van hun woonplaats. Je hoort hen voortdurend zeggen dat vroeger er alles beter was. De nieuwe Franstalige bewoners van Turkse, Marokkaanse of Albanese afkomst daarentegen vinden het er geweldig. Zij hebben het gevoel dat ze, door naar Haren te verhuizen, zijn opgeklommen op de sociale ladder.’
In de centraal gelegen Begijnhofwijk is Vancraeynest zelf jaren actief geweest als jeugdwerker. ‘De buurt is een postzegel groot, maar het is een enorm diverse wijk met sans-papiers, prostituees, studenten en opvallend weinig doorsnee-gezinnen. Eén van de centrale punten tijdens het festival is de kerk van de activistische priester Daniel Alliët.’
Laken tenslotte koos Demos vooral omdat het meer en meer gegentrificeerd raakt. ‘De middenklassers die er iets kopen, willen er hun buurt van maken met koffiebars en terrasjes, maar verliezen soms uit het oog dat het in se om een volkse wijk gaat. Samen staan ze symbool voor de diversiteit die vorm geeft aan onze hoofdstad.’
Meer mensen bereiken
Volslagen uniek, zeker in België, is hoe ENTER ook in de programmeerpolitiek tot op het bot participatief gaat: buurtbewoners zijn niet alleen co-creator op artistiek vlak, ze selecteerden ook zelf alle projecten die er te zien zijn. Daar hoort een heel eigen methodiek bij.
Vancraeynest: ‘In juni 2017 hebben we samen met achttien cultuurprofessionals een catalogus gemaakt met daarin tachtig participatieve kunstpraktijken, op basis van een open call waarop meer dan 200 kunstenaars reageerden. Uit die catalogus konden de deelnemers hun programma samenstellen. In elke wijk kreeg een groepje van een tiental mensen een budget en kwamen ze vijftien keer samen om onder begeleiding van een coach een selectie te maken.’
Volslagen uniek is hoe ENTER ook in de programmeerpolitiek tot op het bot participatief gaat.
Het samenstellen van die groepen was een stevige uitdaging, geeft Vancraeynest toe. ‘Een actieve aanwezigheid is van cruciaal belang als je mensen aan je wil binden en draagvlak wil creëren. Dat deed ik door één dag per week fysiek aanwezig te zijn en bijvoorbeeld te helpen bij plaatselijke barbecues en festivalletjes.’
De deelnemersgroepen zelf werden gevormd door de hele zomer rond te hangen in de wijken en gesprekjes aan te knopen met mensen op straat. ‘Dat deden we onder meer door met een groepje mannen en vrouwen van verschillende origines op straat te breien. Dan vroegen we passanten of ze ook konden breien en voor je het weet had je een gesprek. We vertelden hen over ENTER, namen een foto van de geïnteresseerden en schreven wat gegevens op. Met hen namen we daarna opnieuw contact op.’
Vancraeynest moet er zelf om lachen. ‘Ach ja, ik ben tien jaar aanklampend jeugdwerker geweest, dus ik ben het gewend om desnoods honderd keer opnieuw te vragen of mensen meedoen.’
Om ervoor te zorgen dat de programmatiegroepen genoeg achterban hadden, werden er ook mensen uit lokale verenigingen gevraagd om mee te programmeren. Bovendien toetsten Vancraeynest en de coaches tussendoor geregeld bij een aantal specifieke groepen wat ze zelf zouden willen programmeren en werd dat in rekening gebracht tijdens de vergaderingen. ‘Zulke vergaderingen zijn niet voor iedereen weggelegd en we wilden zoveel mogelijk mensen en achtergronden betrekken bij het proces.’
Heel wat werk dus. Vancraeynest onderstreept dat ze met ENTER niet dé methode gevonden hebben. ‘Door simultaan in die vier wijken te werken, viel bovendien op dat een bepaalde methodiek bij de ene groep wonderen verricht, terwijl diezelfde aanpak elders soms totaal niet werkte. Tegelijkertijd blijkt wel dat je belachelijk veel meer mensen kan bereiken, als je bereid bent om je middelen op een andere manier in te zetten.’
Trekken en sleuren
Jo Roets zit geboeid te luisteren. “Bij ons zit de participatie vooral in de creaties. Peter De Bie en Michiel Soete gaven vier maanden lang culinaire theaterateliers in de drie wijken, en met dat geïmproviseerde materiaal werd CANTINA gemaakt. Op Luchtbal repeteren we sinds oktober 2017 met kinderen aan BEEs. Jonge makers Eva De Baets en Silke De Bruyne werken sinds december met jongeren van twee lycea aan Blue Monday. KunstZ creëert in de parkeergarage met kinderen uit de basisscholen The Swing.’
2018 stond bij ons een half jaar lang in het teken van participatie, maar van het team vergt dat een enorme inspanning.
‘Maar nog meer tijd en energie voor bijvoorbeeld de samenstelling van bewonersgroepen die mee programmeren, is er eigenlijk niet’, legt Roets uit. ‘Ik herken nochtans het belang van die intensieve aanwezigheid. Ideaal zou zijn dat je een jaar op Linkeroever of Luchtbal gaat wonen. We proberen BLOK-BLOC in een tijdsframe te duwen dat ons goed uitkomt, maar dat is in se niet de meest optimale aanpak.’
Al zijn Laika en Demos, elk van hun kant van het veld, na tien jaar niet toevallig aan dezelfde tafel beland, er blijft natuurlijk een beslissend verschil. ‘Wij zitten met een grotere gespletenheid, omdat we bij Laika doorgaans reguliere producties maken’, aldus Roets. ‘2018 stond bij ons een half jaar lang in het teken van participatie, maar van het team vergt dat een enorme inspanning. Iedereen had er zin in, maar je voelde al op voorhand ook de angst voor de grote belasting van zo’n onderneming.’
Het is een stevige uitdaging waar wel meer reguliere kunstorganisaties tegenaan lopen, als ze een meer participatieve lijn willen uitzetten. ‘Om verbindingen aan te gaan tussen jong en oud en tussen verschillende sociale groepen, moet je uit je comfortzone. Dat brengt een totaal andere focus met zich mee dan bij een gewone voorstelling. Na BLOK-BLOC is iedereen uitgeput en vervolgens moeten we weer een nieuwe productie maken (lacht).’
Een even behulpzame als verrijkende strategie blijkt het betrekken van extra participatieve expertise. Laika organiseert BLOK-BLOC onder meer samen met KunstZ, de Antwerpse organisatie met vooral anderstalige nieuwkomers-kunstenaars. ‘Heel blij dat we hen als partner aan boord hebben’, verzucht Roets.
‘Zij beschikken over de broodnodige knowhow als het aankomt op het begeleiden van jonge kunstenaars van diverse origine. Idem dito voor onze andere partners. De ontmoetingscentra spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in het signaleren van plaatselijke spelers. Op Luchtbal werken we samen met de bloeiende atelierwerking die daar al lang bestaat. En gelukkig hebben we bij Laika intussen ook al wat ervaring opgebouwd. Maar het blijft trekken en sleuren. Participatie is een oefening in nederigheid.’
Wel een buurtbrunch, geen keramiek-parcours
Produceren krijgt bij een participatief kunstenfestival dan ook een heel andere invulling dan wat een gezelschap als Laika gewoon is. ‘Ik ben in mijn werking gewend om mails te sturen en antwoord te krijgen. Maar BLOK-BLOC zet dat telkens weer op zijn kop. Nu moet ik aan de Lidl staan en naar onze tentjes wijzen om uit te leggen dat mensen eens moeten komen kijken naar wat we aan het doen zijn.’
Wanneer hel je zover af naar het sociale dat het artistieke ondergesneeuwd raakt?
Roets zegt het al lachend, maar vraagt zich tegelijk oprecht af waar de grens ligt. Hij spreekt de twijfel uit die elke participatieve kunstenaar herkent. ‘Soms vraag ik me af of ik nog in mijn kracht werk. Helt het niet te veel over naar het sociale? Zo organiseren we bijvoorbeeld ook een buurtbrunch. Dat betekent dat ik soms letterlijk zit te vergaderen over wie de melkjes meebrengt en wie er voor lepels zorgt. Op die brunch komt er bovendien veel volk af dat verder niet deelneemt aan het festival. Dan bedenk ik me weleens dat ze ons niet nodig hebben om zoiets klaar te spelen.’
Ook bij ENTER doken er en cours de route wel wat obstakels op. ‘We hebben ons bijvoorbeeld mispakt aan het productionele aspect. Dan zit je plots met een vijftiental beginnende makers die geen lichtplan hebben en vragen om een beamer, tien micro’s en een rookmachine’, lacht Vancraeynest. ‘Dat zijn dingen waar noch de gemeenschapscentra, noch een kenniscentrum als Demos echt goed bij kunnen helpen. Bovendien is alles op locatie én kenden we de selectie van de bewonersgroepen maar zo’n drie maand op voorhand.’
Wanneer hel je zover af naar het sociale dat het artistieke ondergesneeuwd raakt? Het is een kwestie die vrijwel in elk participatief project vroeg of laat op tafel komt. Vancraeynest: ‘Als je een festival in zoveel handen legt, creëer je verwachtingen bij mensen rond het feit dat we ook al hun eigen kunst zullen tonen. We willen uiteraard bewust plaats geven aan de artistieke ziel van de bewoners, maar tegelijk wil je voorkomen dat je festival een keramiek-parcours wordt of dat er overal gedroogde bloemen tentoongesteld worden. Onze catalogus vangt dat natuurlijk op, maar er komen altijd mensen vragen of hun werk toch geen plekje kan krijgen binnen het programma.’
De Oplossing? ‘We zijn op een aantal vragen ingegaan, maar anderen hebben we bijvoorbeeld een maand na het festival een tentoonstellingsruimte aangeboden. Om maar te zeggen dat het zeker niet evident is om alles uit handen te geven.’
De straat heeft veel te bieden
Maar de return van een participatieve aanpak blijft ontzettend groot, concludeert Roets. ‘Fantastisch om te zien is bijvoorbeeld wat het allemaal teweeg brengt als je een podium kan bieden aan jong talent. De jongeren stroomden dit jaar echt toe omdat Young B optrad. Ook de workshops van Elisabeth Severino Fernandes zijn een voltreffer. Doordat we er al een paar keer gewerkt hebben, merken we bovendien dat talent doorstroomt. Joshua deed in 2013 nog mee met BOOT en staat nu in het voorprogramma van Young B. Het is fijn om dat mee te faciliteren.’
De tijd van de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is voorbij.
Nog een opsteker vindt Roets de menselijke impact. ‘Bij sommige mensen verandert hun perceptie van de maatschappij ingrijpend door de ateliers. Zo werd buurtbewoner Robert echt ontroerd door het verhaal van een Afghaanse medespeler, en dat werkte voor hem als tegengif tegen het vooroordeel dat vluchtelingen profiteurs zijn. Dan ben je zinvol bezig.’
Daarnaast vindt Roets de brug die BLOK-BLOC slaat naar de reguliere sector een grote meerwaarde. Zo vertelt hij enthousiast hoe kunstenaars van het collectief LAP onder de vleugels van Muziektheater Transparant in de appartementen gingen wonen en nu muziek maken samen met de lokale bewoners. Ook de paalwoning van stadsdichteres Maud Vanhauwaert en Rooftoptiger noemt hij een succes. ‘Maud gaat er in gesprek met mensen die een gedicht meebrengen. Ze is zo blij met de formule dat ze ze elders ook wil toepassen.’
De inzet van zulke artistieke samenwerkingen buiten de theaterzaal is intussen heel anders dan tien jaar geleden. Je zou kunnen zeggen dat het mentale verkeer van richting veranderd is. Zo benadrukt Roets dat hij BLOK-BLOC niet organiseert vanuit de droom om meer burgers naar de schouwburg te krijgen. ‘Het is eerder omgekeerd. De stad leeft buiten de muren van de theaters.’
Als docent aan de theateropleiding in Maastricht daagt Roets die jonge makers nu graag uit om na te denken over hoe ze het theaterlandschap kunnen uitbreiden buiten de schouwburg, in plaats van te wachten tot ze een nieuw gezelschap kunnen oprichten.
De tijd dat participatieve kunstprojecten voor kunstorganisaties eerder toevallige uitstapjes waren, lijkt voor hem dus voorbij. ‘Er zit toekomst in het bespelen van locaties en verbinding maken met de stad. Het is belangrijk, want inspirerend dat artiesten de dialoog aangaan met bewoners, in de geest van filosoof Henk Oosterling. De tijd van de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is voorbij.’
In het kunstenveld zie ik nog steeds een groot gatekeeperschap, dat bepaalde machtsverhoudingen in stand houdt
Vancraeynest beaamt dat, maar wijst er tegelijk op dat de participatieve kunsten toch nog altijd niet voor vol worden aanzien in de kunsten. ‘Ik vind zeker niet dat iedereen participatief moet werken, maar er wordt nog vaak geschermd met de notie “artistieke kwaliteit”. En ja, onze kunstenaars hebben niet allemaal een discours leren ontwikkelen op school. Ze hebben geen a.pass gevolgd of P.A.R.T.S gedaan. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet de moeite waard zijn.’
Uiteindelijk gaan participatieve kunstpraktijken voor Vancraeynest om elementaire democratie. ‘In het kunstenveld zie ik nog steeds een groot gatekeeperschap, dat bepaalde machtsverhoudingen in stand houdt, terwijl het moet gaan over legitimiteit en pertinentie. Het blijft een erg kleine groep die bediend wordt door de reguliere huizen. We moeten ons dus de vraag stellen wie er op het podium mag staan. Wie heeft er recht op de goede lichttechnieker en de dramaturg?’