Overijse. Juist op de grens
Door Caroline Lamarche, op Mon Feb 28 2022 08:13:00 GMT+0000'Nee, de mensheid is niet om zeep. Er bestaan uitzonderingen. En die vind je op de grens.'
Ik heb mijn jeugd doorgebracht in Frankrijk, land zonder binnengrens, maar in die mate gecentraliseerd dat alles wat er in de smaak valt wordt opgeslorpt en weggeveegd wat weerstand biedt. Na mijn aankomst hier stelde ik tot mijn verbijstering vast dat België op zijn grondgebied, in plaats van de spreekwoordelijke adder, een grens in zijn boezem koestert. Een land waarvan de kunstenaars overal in de wereld optreden behalve in de naburige stad.
Dat schrijvers van weerskanten van de taalgrens elkaar makkelijker ontmoeten in Madrid, Berlijn of Genève dan in Antwerpen, Gent of Luik is inderdaad een paradox die kan tellen. Ik ben Stefan Hertmans voor het eerst tegengekomen in Saint-Nazaire en Bart Moeyaert in Parijs. In beide gevallen klikte het meteen, onmiddellijk was er dat gevoel van universalisme dat ons typeert als we in het buitenland zijn, ver van de beslommeringen van het hybridische België.
Dat schrijvers van weerskanten van de taalgrens elkaar makkelijker ontmoeten in Madrid, Berlijn of Genève, is een paradox die kan tellen.
Ik woon in de omgeving van Brussel. Ons huis ligt vlak bij een meer dat naargelang je standplaats Lac de Genval of Meer van Overijse wordt genoemd. De taalgrens loopt er juist middendoor. Het gebied vertoont weinig specifieke kenmerken, met villa’s waarvan de bouwstijl doet denken aan Normandische of Zwitserse cottages. Je hebt er altijd een vakantiegevoel, wat handig is voor een schrijver. Wie onze bruisende hoofdstad wil bereiken, kan daarvoor terecht in het nabijgelegen station. Een hoofdstad waar geen enkele grens loopt die een straat, een kanaal, een wolk doormidden snijdt. Dat hebben we op 26 december laatsleden duidelijk kunnen zien tijdens de grote kunstenaarsdemonstratie op de Kunstberg, met haar vele toespraken in beide talen, de euforische mengelmoes van betogers onder de drache nationale, de eensgezindheid waarmee een regering werd veroordeeld die, op een moment dat je overal elders over de koppen kon lopen, had besloten dat bioscopen, toneelhuizen en concertzalen dicht moesten. Alsof cultuur niet bij uitstek een verbindende factor zou zijn, waarbij de focus ligt op personen, en niet op clans.
Wellicht uit moedeloosheid verlangen sommige landgenoten naar een aanhechting bij Frankrijk of bij Nederland, dromen ze ervan naar verre oorden te verhuizen om vervolgens een bijdrage te leveren aan Les Belges du bout du monde, een radioprogramma over Belgische expats. Anderen, en die zijn veel talrijker, maken een onderscheid tussen Belgische (lees: Franstalige) schrijvers en Vlaamse (lees: Nederlandstalige) schrijvers. Niettemin ben ik er stellig van overtuigd dat een kunstenaar niet zomaar oplost in het troebele water van identitaire conflicten. Zelfs als hij op de top van een vulkaan zit, streeft hij met een bewonderenswaardige hardnekkigheid naar evenwicht. Want hoe weinig comfortabel zijn positie ook mag wezen, ze houdt mooie verrassingen in petto. Nee, de mensheid is niet hoe langer hoe meer gepolariseerd of paranoïde, en nee, ze is niet om zeep. Er bestaan uitzonderingen. En die vind je op de grens.
Talrijk zijn de mensen die een onderscheid maken tussen Belgische (Franstalige) schrijvers en Vlaamse (Nederlandstalige) schrijvers.
Zo kun je in het gemeentehuis van Overijse onmogelijk in het Frans een identiteitsbewijs of een bouwvergunning aanvragen. Maar het volstaat een paar woorden Nederlands te gebruiken en de ambtenaar geeft blijk van engelengeduld. En als je het slachtoffer bent van een inbraak of verkrachting, mag je sowieso je klacht in het Frans indienen. De enige keer dat ik naar het politiebureau van Overijse ben moeten gaan, deden de agente en ik allebei hoffelijke pogingen om in de taal van de ander te communiceren. Het duurde niet lang of ze stelde me voor dat ik mijn klacht zelf zou redigeren. Ik ging achter haar toetsenbord zitten en een paar minuten later kwam het meest bevredigende proces-verbaal dat ik ooit heb gezien uit de printer gerold: helemaal vrij van de euvels inherent aan het ambtenarenjargon. Kortom, een literair pv. Een surrealistische ervaring, en ik daag iedereen uit om hetzelfde elders mee te maken dan in ons woelige landje.
Nog een verrassing. Tijdens de lockdown was in de diverse regio’s een verschillende avondklok van kracht. Mijn overbuurman moest al om tien voor tien naar huis, terwijl mijn naaste buurvrouw tot vijf voor middernacht kon blijven. Het gaf onze wekelijkse bijeenkomst, die bovendien werd gekruid door de incoherente gezondheidsberichten, een exotisch tintje. Er ontstond een gevoel van clandestiene urgentie, dat erg op onze lachspieren werkte. Kregen we de kans om van ons dessert te proeven voordat het alarm op onze smartphone zou afgaan, zoals de schoolbel die het einde van het speelkwartier aangeeft op een bepaald tijdstip rinkelt voor de kleintjes en op een ander moment voor de groten? Aangezien ik me als gastvrouw niet hoefde te verplaatsen, had ik de indruk dat ik mijn naam nooit beter had gedragen. ‘Lamarche’ is immers afgeleid van ‘marche’, ‘mark’ in het Nederlands, wat ‘grensgebied’ betekent.
Het overkomt me maar zelden dat ik zo enthousiast word begroet in mijn eigen taalgemeenschap, waar ik lang de indruk heb gehad dat mijn proza maar kattenpis was in vergelijking met de teksten van de GroteFranseSchrijvers.
Corona, volgende hoofdstuk. Nog niet zo lang geleden werd ik uitgenodigd naar een Vlaams vaccinatiecentrum. De vrijwilligers aan de ingang, die meteen hoorden hoe onbeholpen ik me uitdrukte, schakelden spontaan over op het Frans. Maar helemaal onverwacht was de reactie van het duo dat me in het vaccinatiehokje verwelkomde. Toen de man achter het computerscherm mijn identiteitsbewijs controleerde, stond hij op en zei: ‘Caroline Lamarche? De schrijfster?’’ Aan zijn stem te horen was ik niemand minder dan de Vlaams-Brabantse Amélie Nothomb. Verbluft stamelde ik: ‘Euh, Ja! Hoe weet u dat?’ ‘Ik lees de krant,’ antwoordde de man, die met een brede glimlach op het Frans overstapte. Ik had nauwelijks de tijd om me af te vragen welk dagblad hij bedoelde of de verpleegster stond op haar beurt op, eveneens opgetogen. Een schrijver, hier!, leek ze te denken, terwijl haar ogen straalden. Het overkomt me maar zelden dat ik zo enthousiast word begroet in mijn eigen taalgemeenschap, waar ik, ik geef het toe, lang de indruk heb gehad dat mijn proza maar kattenpis was in vergelijking met de teksten van de GroteFranseSchrijvers.
De treinen ten slotte. Ach, de treinen! Tussen Brussel en Luik, waar ik vaak moet zijn, heb je Leuven. En de conducteurs, die soepel van het Frans naar het Nederlands switchen en omgekeerd. Telkens als de trein een station nadert, laten ze een aantal woorden door de luidspreker galmen. Zo herinner ik me een controleur die zijn mededelingen in acht talen ten beste gaf. Ik vroeg hem waar zijn zeldzame meertaligheid vandaan kwam. Hij zei simpelweg dat hij al die uitdrukkingen uit het hoofd had geleerd uit respect voor de vele internationale passagiers die hier op doorreis zijn. Kun je je een dergelijke krachttoer elders in de wereld voorstellen?
In een notendop: al gaan onze volksvertegenwoordigers zich week na week te buiten aan aanvallen waardoor de vulkaan tot uitbarsting dreigt te komen, toch kijken wij vanaf zijn top elke dag weer naar de zonsopgang. En misschien daarom woon ik hier zo graag. Juist, op de grens.