N-VA en PVDA. In kartel voor cultuur?
Door Wouter Hillaert, op Thu Oct 11 2018 22:00:00 GMT+0000‘Je hebt 100% gelijk!’ Het is niet meteen een uitspraak die je verwacht tussen twee lijsttrekkers van N-VA en PVDA. Maar Marius Meremans valt Dirk Tuypens wel vaker bij. Omdat de partijpolitieke polarisering overroepen is? Of omdat lokaal cultuurbeleid – het onderwerp van hun gesprek – helemaal geen splijtzwam is? Allebei zijn ze voor meer cultuuraanbod in de wijken en tegen al te veel losse culturele evenementen. Maar zodra het over geld gaat, duiken er wel degelijk ideologische verschillen op.
Marius Meremans en Dirk Tuypens hebben gemeen dat ze allebei expert zijn in een thema dat zelden de kranten haalt, met name cultuurbeleid. Geen van beiden zijn ze scherpslijpers: ze spreken bedaard en met de nodige nuances. En allebei zitten ze lokaal in de oppositie.
Tuypens, acteur en theatermaker, doet dat in Mechelen, de stad van de beste burgemeester ter wereld. Meremans, die in 2013 de klas inwisselde voor het Vlaamse parlement, komt op in Dendermonde, waar hij in de vorige legislatuur wel al schepen van cultuur was.
Het is daar, aan de Dender, dat Meremans voor dit dubbelgesprek een hele zaal gefikst heeft boven café Den Ommeganck. Veel ruimte voor onenigheid is er, voor schallende verbale steekspelen. Maar de tafel bij het raam volstaat.
Al kijken Meremans en Tuypens door een heel andere ideologische bril naar het culturele aanbod van steden en gemeenten, ze noemen vrij gelijklopende uitdagingen voor de nieuwe lokale besturen na de verkiezingen van 14 oktober. ‘Het culturele aanbod moet nog meer ten goede komen aan alle inwoners.’
Welke drie centrale waarden verbinden jullie aan lokaal cultuurbeleid?
Tuypens: ‘Ik kies in de eerste plaats voor “verbeelding”, toch nog altijd de grootste kracht van kunst. Een tweede woord is “vrijheid”, omdat ik nog altijd geloof dat kunst en cultuur ons vrijer kunnen doen denken. En een laatste kernwoord is “mens-zijn”. Misschien klinkt dat intussen wat ouderwets, maar cultuur en kunst maken van ons betere en meer sociale mensen. Op dat vlak zie ik niet in waarom we voor lokale cultuur andere basiswaarden zouden hanteren dan voor andere beleidsniveaus.’
“Mensen moeten van het stedelijk cultuuraanbod gebruik kunnen maken zoals van de dienst bevolking.”
Meremans: ‘Voor mij vertrekt alles van “gemeenschaps-vorming”: het is heel belangrijk dat mensen het gevoel hebben dat ze ergens deel van uitmaken. Dat kan met een cultuurcentrum waar iedereen zich welkom voelt, met erfgoedprojecten in de wijken of hier in Dendermonde met de Ros Beiaard-ommegang, waar we nu weer naar opbouwen richting 2020. Om de hele stad mee te krijgen, vind ik ook “laagdrempeligheid” een cruciale waarde. Zo komt hier met Sinterklaas altijd een spiegeltent op de Markt, waarin van alles te doen is voor jeugd én senioren. Ook gezinnen die anders misschien nooit in CC Belgica komen, krijgen dan een gratis kaartje voor een kindervoorstelling.
Mensen moeten van het stedelijk cultuuraanbod gebruik kunnen maken zoals van de dienst bevolking. Ten derde is ook de directe verbinding met verenigingen belangrijk. Niet dat je cultuurcentrum alleen maar hun activiteiten plek moet geven – dat is niet de hoofdtaak van een CC – maar ze moeten er wel in betrokken worden. En natuurlijk moet je aanbod kwaliteitsvol en divers zijn, dat is nogal duidelijk. Enkel focussen op wat iedereen tof vindt, is te beperkt. Je moet ook fotografie, beeldende kunst en niches kansen geven. Zeker in een stad met 45.000 inwoners.’
Zowel PVDA als N-VA verdedigt in zijn verkiezingsprogramma laagdrempeligheid. Is het cultuuraanbod nog altijd te hoogdrempelig?
Tuypens: ‘In Mechelen zie ik nog altijd een heel sterke focus op het centrum van de stad, op de grote cultuurpaleizen waar ook publiek van buiten Mechelen op afkomt – met dus ook een economisch belang. Men gaat er dan van uit dat het publiek uit de deelgemeenten zich maar moet verplaatsen naar het centrum. Dat is al één drempel. Een andere is de financiële drempel. Voor kansarmen of mensen met een migratieachtergrond uit sociale wijken blijft de stadschouwburg te duur – dat los je niet op met een UiTPAS of wat kleine tegemoetkomingen. Wil je ook hen mee betrekken in het culturele verhaal van je stad, dan moet je die hele richting op het centrum omkeren, zodat die cultuur van het centrum ook naar de wijken gaat. Dáár moet je investeren in infrastructuur. Die is er nu niet, of veel te weinig. In elke grote wijk, in elke deelgemeente zou een cultuurhuis moeten komen op maat van de wijk.’
Meremans: ‘Dat klopt. Zo hebben we ons met N-VA Dendermonde altijd verzet tegen de sluiting van de bibliotheekfilialen, maar boem: nu zijn ze weg bespaard. En de volwassenen verplaatsen zich wel naar de hoofdbibliotheek, maar de jeugd blijft achter. En dan ben ik het met je eens: je zou bijna in elke buurt een beter uitgebouwde versie van het vroegere parochiaal centrum moeten hebben, met een aantal gebundelde functies. Zo’n plek kan dienstdoen als filiaal van de bib, als vergaderruimte, als bureau van de wijkagent… De senioren kunnen er komen kaarten en er zijn ook een paar laagdrempelige cultuuractiviteiten. Alleen kan je natuurlijk niet op elke hoek een theaterzaal gaan neerpoten.’
“In elke grote wijk, in elke deelgemeente zou een cultuurhuis moeten komen op maat van de wijk.”
Tuypens: ‘Toch is die nabijheid cruciaal. Als je net de moeilijk bereikbare groepen deel wil maken van je cultuuraanbod, dan zal het zeker helpen dat het om de hoek is. Dan kan je ook veel gerichter programmeren. Dat hoeft misschien niet tot in de eeuwigheid kosteloos te zijn, maar begin met een symbolische euro. Bovendien wonen in die wijken veel mensen die zelf muziek maken of schilderen: geef hen de ruimte om dat te ontplooien en nodig andere buurtbewoners uit om te komen kijken. En laat hen ook dáár kennismaken met al die kunstenaars die ons land rijk is. Ik ben er zeker van dat je ook hen kan aanspreken om precies in dat soort kleine centra een aanbod in te vullen, eventueel aan een goedkoper tarief.’
Meremans: ‘Dat zullen de grote namen niet doen, vrees ik, tenzij binnen een breder project waar ze ook zelf iets aan hebben. En het moet natuurlijk allemaal financieel haalbaar zijn.’
Tuypens: ‘Natuurlijk, maar dat is een kwestie van prioriteiten. Zo plant het bestuur in Mechelen een nieuwe podiumzaal voor 800 man, ook dat zal een pak geld kosten. Van mij mag die zaal er gerust komen, maar de prioriteit lijkt me eerst om dat geld te investeren in kleinere gerichte infrastructuur op maat. Daar is echt een tekort aan, terwijl we qua prestigieuzere infrastructuur voorlopig wel goed zitten.’
Zijn er nog andere visies rond lokaal cultuurbeleid die jullie willen bestrijden?
Meremans: ‘Lang leefde bij vele lokale politici het idee dat cultuur niet nodig is, of te veel geld kost, of voor een te beperkte groep is. Dat beeld lijkt me intussen veranderd: zeker grotere steden en gemeenten pakken nu juist graag uit met cultuurprojecten. Alleen denkt men nog te vaak aan heel zichtbare tijdelijke projecten, waar je mee kan pronken in een folder. Veel essentiëler is het structurele werk. Voor elk wijkontwikkelingsproject zou de cultuurschepen moeten samenzitten met zijn collega van ruimtelijke ordening en sociale zaken: hoe gaan we het samen aanpakken?'
'Neem het toffe sociaal-artistieke theaterproject dat Victoria Deluxe hier ooit kwam opzetten in de Boonwijk: Ik heb de hemel hier geboren zien worden. Om zo’n wijk echt te verbeteren moet dat gepaard gaan met een hele reeks andere maatregelen, maar alles wat toen is opgebouwd, is daarna weer verwaterd. Alles moet meer samen aangepakt worden. Cultuur is niet iets aparts.’
"Men denkt nog te vaak aan heel zichtbare tijdelijke projecten, waar je mee kan pronken in een folder."
Tuypens: ‘Wat mij stoort, is hoe cultuur wordt ingezet voor citymarketing. Zo kregen we eind vorig jaar in Mechelen ineens in de krant te lezen dat de stad aan de Sint-Romboutstoren een grote bronzen uil van bijna 250.000 euro van Johan Creten neerpoot. De uitleg die je dan krijgt, is dat het een nieuwe culturele “landmark” zal worden, waar toeristen selfies bij kunnen maken. En in juni werd op het Margaretaplein alweer een beeld onthuld: Golden Boy van kunstenaarsduo Elmgreen en Dragset. Net nu er een heel debat loopt over monumenten en straten die genoemd zijn naar bedenkelijke historische figuren, gaan wij een “landmark” neerzetten ter ere van Keizer Karel! Waarom doe je over zulke gigantisch dure kunstwerken geen bevraging of desnoods een referendum? Als inwoner mag je daar toch inspraak in hebben? En waarom zie je nooit werk uit onze eigen kunstacademies verschijnen?’
“Waarom doe je over zulke gigantisch dure kunstwerken geen bevraging of desnoods een referendum?”
Meremans: ‘Zelf deed ik ooit het voorstel om langs de invalswegen sokkels te voorzien voor tijdelijke kunstwerken, bijvoorbeeld van jonge kunstenaars. Daar kan je dan elke twee jaar een ander werk op plaatsen, met telkens een folder om eigen kunstenaars extra te promoten.’
N-VA Dendermonde liet ook al optekenen dat er te veel geld gaat naar evenementen, maar tegelijk belooft het Antwerpse N-VA-programma net veel grootse festiviteiten en themajaren rond de historische uitstraling van de stad. Zit daar bij N-VA wel een lijn in?
Meremans: ‘Natuurlijk pakt Antwerpen zwaar uit met bijvoorbeeld zijn barokschilders, zeker bij de heropening van het KMSKA. Dat brengt voor zo’n stad heel veel teweeg. Anders dan Dirk heb ik daar dus weinig problemen mee, zolang al die evenementen maar in balans blijven met het structurele werk.'
'In Dendermonde was dat evenwicht zoek: er werd geld gestopt in heel veel evenementen, maar tegelijk gingen alle filialen van de bib dicht. Maar wil dat dan zeggen dat evenementen per definitie onzinnig zijn? Ook in Dendermonde hebben wij veel gedaan rond de Eerste Wereldoorlog. We dachten: als er een massa toeristen naar de Westhoek komt, zakken er misschien wel een paar af naar martelaarsstad Dendermonde – hier is toen alles afgebrand. Zo doe je die geschiedenis ook heropleven bij je eigen bevolking. En dat is voor mij de hamvraag voor evenementen: komen ze ten goede aan de inwoners zelf, blijft er iets nawerken?’
Tuypens: ‘In theorie klopt het natuurlijk dat je beide insteken moet combineren, maar in de praktijk zie ik dat gewoon niet gebeuren. Neem het grote stadsfestival dat Mechelen elke vier jaar organiseert, zoals afgelopen jaar Recht op Recht. Ik vind dat prima, het uitgangspunt is ook altijd om daar de hele stad bij te betrekken. Alleen draait het nooit zo uit, omdat het altijd van bovenaf gedicteerd wordt: dit is het thema, en nu moet iedereen meedoen. Veel Mechelse verenigingen deden dat ook, maar toch voelde je weinig echte verbondenheid. Waarom kan je mensen niet mee van onderuit laten beslissen waarover zo’n stadsfestival moet gaan?’
Meremans: ‘Het eeuwige probleem is natuurlijk dat je bij zulke participatieprocessen altijd dezelfde mensen ziet. Echte brede participatie is heel erg moeilijk.’
En het culturele verenigingsleven zelf? Moet daar meer of minder op ingezet worden?
Meremans: ‘Er is vooral tekort aan ruimte. Niet alleen voor amateurverenigingen, ook voor losse artiesten. Waarom zouden we daar niet een paar leeglopende kerken uit de jaren 1950-1960 voor kunnen vrijmaken? Die keuze wordt altijd weer uitgesteld. Als we met N-VA in de meerderheid raken, is dat de eerste knoop die ik wil doorhakken. Je kan nu zelfs een beperkte subsidie krijgen om kerken een nevenfunctie te geven. Zo zeggen wij ook al jaren dat er meer repetitieruimte moet komen voor bands. Dat is echt een probleem. In de oude militaire bunkers van Dendermonde zit al een jazzclub, maar daar is nog ruimte vrij.’
Tuypens: ‘Dat ruimteprobleem stelt zich overal. In Mechelen hebben wij uitzonderlijk veel amateurtheatergroepen, met elk hun eigen zaaltje, maar die zitten meestal niet meer in de meest frisse gebouwen.’
“Als er niet ingegrepen wordt, is dat heel verscheiden amateurlandschap gedoemd om uit te sterven.”
Meremans: ‘Je hebt 100% gelijk, zo kan ik er meteen twee opnoemen. In hun zaaltje denk je elk moment: “Oei, wat kan er hier allemaal gebeuren?” Dat is een serieus probleem.’
Tuypens: ‘Dat zijn wel de eerste gebouwen die projectontwikkelaars nu opkopen, waardoor heel veel gezelschappen hopeloos op zoek zijn naar speel- en repetitieruimte. Als er niet ingegrepen wordt, is dat heel verscheiden amateurlandschap gedoemd om uit te sterven. Je voelt dat echt aankomen. Als lokale overheid kan je eigen infrastructuur ter beschikking stellen, maar je kan die verenigingen ook stimuleren om wat meer buiten hun geijkte formules te denken, voorbij de klassieke theater- of concertzaal.’
Hoeveel vertrouwen hebben jullie op dat vlak in lokale besturen, die nu volledig zelf aan zet zijn voor cultuur? De Vlaamse Gemeenschap legt geen regels meer op en ook de provincies kunnen niet meer bijspringen. Bij cultuurfunctionarissen bestaat daar veel ongerustheid over.
Tuypens: ‘Daarom vragen wij met PVDA dat de extra middelen die gemeenten kregen uit de Vlaamse pot voor lokaal cultuurbeleid, wél geoormerkt blijven voor cultuur. Cultuur is al zo’n mager bedeeld beestje, dus moeten we vermijden dat er nog meer op beknibbeld wordt. Elk lokaal bestuur zou de garantie moeten geven dat het die extra culturele middelen niet doorspeelt naar andere domeinen.’
“Ik geloof nooit dat er een kaalslag zal komen, waarbij gemeenten pakweg hun bib zullen sluiten.”
Meremans: ‘Dat is precies wat alle gemeenten niet langer wilden. Ze willen hun middelen in alle vrijheid zelf kunnen besteden. Dat daar ongerustheid over bestaat, snap ik. In theorie kunnen ze met dat geld voor cultuur nu ook een enorm voetbalstadion bouwen of hun riolering vernieuwen ten koste van het cultuurcentrum. Maar ik geloof nooit dat er een kaalslag zal komen, waarbij gemeenten pakweg hun bib zullen sluiten. Een waterdichte garantie heb je natuurlijk nooit, maar zoals gezegd zijn de geesten veranderd.’
Ook in de kleinere gemeenten? Vroeger konden zij nog terugvallen op expertise en middelen van de provincies, maar die zagen hun culturele bevoegdheid nu afgeschaft.
Meremans: ‘Het probleem met de provincies was dat ze allemaal een eigen reglement hadden en veel van die subsidies waren bijna op naam, afhankelijk van de voorkeuren van de gedeputeerde cultuur. Erg transparant was dat allemaal niet. Nu moeten we veel meer inzetten op intergemeentelijke en regionale samenwerking.'
'Op termijn zou de Vlaamse overheid moeten zeggen: Meetjesland, Vlaamse Ardennen, Land van Dendermonde, hier is het geld, maak een landschapstekening met jullie grote prioriteiten voor de komende jaren en werk samen. Zo vermijd je dat één artiest de ene week in één gemeente optreedt en de volgende week acht kilometer verderop in een andere. Dat moet allemaal beter afgestemd worden: wie doet wat? Verder hoop ik echt dat de fusies zich doorzetten, omdat kleinere gemeenten dan een groter netwerk en een sterker personeelsbestand creëren.’
Dus enerzijds pleit je voor decentralisering en anderzijds voor schaalvergroting?
Meremans: ‘Je moet vooral de juiste mensen op de juiste plaats hebben. Ik ken iemand die in een kleine gemeente tegelijk verantwoordelijk is voor zowel sport, jeugd als cultuur. Dat gaat niet meer, daarvoor is elk domein te complex geworden. Voor een degelijk cultuurbeleid heb je mensen nodig die echt beslagen zijn op één domein en daarop kunnen focussen. Dat kan enkel via schaalvergroting.’
Tuypens: ‘Maar daarvoor moet je wel eerst het concurrentiedenken tussen steden en gemeenten wegwerken. Want dat zit momenteel heel erg in de weg.’
Meremans: ‘Dat is juist. Zeker kleinere gemeenten zien de steden nog te veel als een bedreiging. Er is nog te veel kerktorenmentaliteit.’
Tuypens: ‘Het is ook een reëel gevaar: dat de grootste spelers in zo’n regio zowat alles naar zich toe trekken en de kleinere gemeenten zich benadeeld voelen. Er heerst een enorm concurrentieel denken.’
"Ik ben stikjaloers op Elio Di Rupo. Wat hij in Mons gerealiseerd heeft met zijn Culturele Hoofdstad: chapeau, amai!"
Meremans: ‘Een beetje concurrentie kan natuurlijk geen kwaad, zolang ze maar niet verlammend gaat werken. Vaak zorgt ze net voor méér cultuur. Kijk naar de Budafabriek in Kortrijk, de Lamot-site in Mechelen, de nieuwe bibliotheek die Aalst wil bouwen: daar is de voorbije jaren knap geïnvesteerd in cultuur. Op dat vlak heb ik het gevoel dat mijn eigen stad een beetje is blijven stilstaan. In 2012 had je een aantal culturele gebouwen in een slechte toestand en zes jaar later is dat nog altijd zo. Dat is niet goed. Daarom pleiten we met N-VA al sinds 2012 voor een museumsite. Dat kost natuurlijk allemaal veel geld, maar als je een visie en een begroting uittekent voor 20-25 jaar, dan kom je er uiteindelijk wel.’
Jullie willen in Dendermonde een Ros Beiaard-museum?
Meremans: ‘Ja, op dat vlak ben ik stikjaloers op Elio Di Rupo. Wat hij in Mons gerealiseerd heeft met zijn Culturele Hoofdstad: chapeau, amai! Hij heeft dat heel slim gespeeld, door van overal subsidies bij elkaar te halen. Was je al in dat nieuwe Musée du Doudou, rond hun eeuwenoude stoet voor Sint-Joris en de Heilige Waltrudis? Fantastisch mooi is dat. Dat missen wij hier.’
Past die sterke gerichtheid van N-VA op het eigen culturele verleden nog bij de tijd? Hoe verder terug in de tijd, hoe exclusiever die viering van de Vlaamse identiteit wordt. Zeker in steden als Antwerpen, waar de helft van de bevolking er niets mee heeft.
Meremans: ‘Voor ons is dat nu eenmaal belangrijk binnen de natievorming waar wij naar streven, dat is heel duidelijk. Het gaat ons om gemeenschapsvorming.’
Van welke gemeenschap dan? Niet iedereen voelt zich toch verbonden met het Ros Beiaard?
"Je kan niet ontkennen dat de N-VA daar toch met een probleem zit."
Meremans: ‘In Dendermonde wel. Ooit heb ik zelfs een koppel in traditionele Marokkaanse kledij getrouwd en die mensen hadden het alleen maar over het Ros Beiaard. Zij waren hier opgegroeid, en bij ons is dat indoctrinatie vanaf de kleuterklas (lacht). Het Ros Beiaard staat boven alles, rond dat gemeenschapsgevoel kan je een stad echt verenigen. Daar staan wij met N-VA voor: een gedeeld verleden, een gezamenlijke toekomst. Die identiteitsbeleving heb je nodig: het gevoel dat je als mens ergens deel van uitmaakt, dat je je gedragen weet in de maatschappij. Natuurlijk mogen kunst en cultuur niet louter dienen voor natievorming, dat zeg ik niet. Er moet ook ruimte zijn voor kunstuitingen die daar kritisch tegenover staan. We moeten niet naar DDR-tijden gaan.’
Tuypens: ‘Maar je kan toch niet ontkennen dat dat hele identiteitsverhaal jullie in een lastige verhouding heeft gebracht met de cultuursector? Je zal het veld nooit meekrijgen in een cultuurbeleid dat zich vernauwt tot dat identiteitsdenken. Ik geloof ook niet dat mensen daarop zitten te wachten, op kunst die dat voortdurend propageert. Er is niemand die zegt dat culturele tradities als het Ros Beiaard niet belangrijk zijn, maar je kan niet ontkennen dat de N-VA daar toch met een probleem zit. Er zijn voorbeelden genoeg: zodra een bepaalde cultuurinstelling zich daar een beetje tegen verzet, gaat jouw partij er behoorlijk hard tegenaan, tot en met het dreigement om subsidies in te trekken. Dat is toch problematisch?’
Meremans: ‘Ik kan me niet inbeelden dat wij ooit gezegd hebben: NTGent of de Opera moet die of die programmatie brengen. Ik zou het ook helemaal niet weten.’
N-VA zegt wel wat pakweg De Roma niet mag doen.
Meremans: ‘Ja, als gesubsidieerde cultuurhuizen gemeenschapsgeld gaan gebruiken voor evenementen met duidelijke ideologische linken, dan klopt er iets niet. En als een deel van de cultuursector er als de kippen bij is om ons terecht te wijzen, dan mogen wij dat toch ook met de cultuursector? Soms heb ik het gevoel dat alleman zegt: het is normaal dat wij subsidies krijgen, tegenover wie moeten wij ons verantwoorden?'
'Zo was ik onlangs in de Volksbühne in Berlijn, hét symbool van de links-progressieve scene. Ik vond dat superelitair. Hip gekleed, “fuck Trump”, al wat je wil. Maar ik zag daar geen vluchtelingen, geen zwarte mensen. Dat ticket was ook niet zo goedkoop. En het was ook nog eens slecht theater, maar dat terzijde. Toen dacht ik: als we die weg opgaan... “Wij zijn weldenkend, de rest niet”: daar kan ik me echt aan ergeren. Dan is er geen link meer tussen de cultuursector en de gewone bevolking.’
En PVDA? In jullie Antwerpse cultuurprogramma komt het woord ‘kunst’ zelfs niet voor. Jij verdedigt nu waarden als ‘vrijheid’ en ‘verbeelding’, maar de nadruk ligt zo sterk op de ontvangende zijde van cultuur dat het soms neigt naar instrumentalisering.
Wij pleiten voor gratis musea: als je zo trots bent op je culturele instellingen, maak ze dan écht toegankelijk.
Tuypens: ‘Wij zeggen zeker niet dat cultuurmakers van alles moeten gaan creëren waar je per definitie veel mensen mee binnenhaalt. Toegankelijkheid gaat niet over aantallen, maar over meer diversiteit in je publiek. Dat blijft een probleem: ga naar een voorstelling of een concert en je ziet vooral blanke middenklasse. Alleen weet ik niet of dat noodzakelijk de verantwoordelijkheid is van kunstenaars. Zij moeten in eerste instantie hun ding blijven doen, want soms heb je confrontaties nodig.'
'Zo was ik ooit bij de opening van een sociaal-artistiek project met mensen in armoede in het stadhuis: de uitgenodigde cellist speelde een paar fragmenten uit de cellosuites van Bach, maar die mensen hadden iets van: wat is dat? Dan moet je niet tegen die cellist zeggen dat hij wat Vlaamse schlagers moet gaan spelen. Laat dat maar even botsen met wat mensen kennen. Ook in mijn eigen parcours is dat zo gegaan.’
Wat zie jij als jullie meest vernieuwende voorstel rond lokaal cultuurbeleid? Iets wat PVDA echt kan toevoegen?
Tuypens: ‘Ik weet niet of we altijd zo vernieuwend moeten zijn, maar heel belangrijk vind ik dus echt werk maken van inspraak rond cultuur. Vandaag is het grote inspraakorgaan de gemeentelijke cultuurraad, maar net als veel andere inspraakinstrumenten loopt die mank, of is het te veel pro forma. Daar ligt een enorm werkterrein: hoe geef je lokale actoren echt het gevoel dat ze iets te zeggen hebben over hun cultuurbeleid? Daarnaast pleiten wij voor gratis musea: als je zo trots bent op je culturele instellingen, maak ze dan écht toegankelijk. Anders zal je moeten blijven zeggen dat je er nooit mensen van kleur of in armoede ziet.’
Meremans: ‘Speelt het financiële daar nog veel rol in? Als je als jongere naar het voetbal of naar een festival gaat, geef je meer uit dan aan een theatervoorstelling. Er is ook al de UiTPAS, waarmee mensen vrij goedkoop cultuur kunnen beleven. Maar zelfs in huizen die er alles aan doen om de participatiegraad te verhogen, zoals De Roma, bestaat het merendeel van hun publiek nog altijd uit blanke middenklasse, tenzij ze eten aanbieden of een straatfeest geven. Hoever ga je daarin?'
'Evident moet je daar inspanningen voor blijven leveren, maar dat is iets van heel lange duur. Zeker rond diversiteit zijn we daar eerlijk gezegd veel te laat mee begonnen. Bij mijn zoon in het voetbal heb je alle kleuren van de regenboog, maar in de academie niet. In de Chiro, waar mijn kinderen ook bij zijn, zitten wel Rwandese kinderen, maar dat ligt aan hun christelijke roots en het feit dat de jeugdbeweging ook in Rwanda een traditie is door ons koloniale verleden. Dat heb je nodig: een aantal gemeenschappelijke kenmerken. In veel gemeenten zie je echter veel gescheiden gemeenschappen. Dat is niet goed. Dat wordt zeker geen gemakkelijk proces.’