No pain, no gain. Actiecinema en het mannelijke lichaam
Door Lennart Soberon, op Mon Mar 31 2025 10:13:00 GMT+0000Of het nu gaat om Dwayne ‘The Rock’ Johnson die stalen balken buigt of Rambo die zelfs in een extreem benarde situatie welgemikte oneliners op zijn kwelduivels blijft afvuren – dat de daden van deze actiehelden als heroïsch worden voorgesteld, zegt niet alleen iets over de ijle dromen van de cinema. Het spreekt ook boekdelen over het sociale weefsel waarbinnen we tot mens – of liever: man – worden gemaakt, schrijft filmwetenschapper Lennart Soberon.
Twee jaar geleden gaf mijn lichaam er de brui aan. ‘Burn-out’, zei de huisarts, terwijl hij keurig een briefje schreef om al mijn professionele activiteiten te staken. Zijn blik gaf aan dat ik zijn handtekening nog wel meer nodig zou hebben. Wat volgde was een moeizaam herstelproces waarin ik onrustig zocht naar zingeving. Ik ging dagelijks wandelen, probeerde dry needling en kocht aquarelpotloden voor de therapeutische tekeningen die ik nooit zou maken.
De dialoog met mijn lichaam kwam minstens een paar decennia te laat. Voorheen zag ik het eerder als een vlezig voertuig dat me van punt A naar punt B bracht. Pas toen mijn lichaam begon te schreeuwen, was ik verrast dat het een stem had. Voor zover ik me kan herinneren, was ‘doorduwen’ de beste manier om problemen op te lossen. ‘Je moet je lijf dingen leren die het niet wil’, vertelde een leerkracht me toen ik tijdens een schooluitstap een paniekaanval kreeg. Mijn lichaam beteugelen en berispen bleek niet alleen een blijk van wilskracht, maar ook deel van een culturele coming of age.
Na een paar plukboerderijen gebeld te hebben en me te laat te hebben ingeschreven voor een semester pottenbakken, belandde ik uiteindelijk in de fitness. In het vale licht en tussen het grijs-oranje interieur van een bekende zelfverbeteringsmultinational voelde ik mijn redding nabij. De gains die voortkwamen uit het verleggen van metalen staafjes en het bestijgen van in zweet gemarineerde zadels, gaven me een hernieuwd gevoel van zelfvertrouwen. Hoe complex en eng de buitenwereld ook was, de simpele voldoening die ik ervoer door elke dag een beetje harder te gaan, bleek onovertrefbaar. Hips don’t lie, en bovenbeenspieren evenmin. Tijdens het zwoegen op de loopband begon ik me echter af te vragen of ik niet gewoon in cirkels aan het rennen was. Iets aan mijn nieuwe routine begon revanchistische trekjes te krijgen. Alsof ik mijn lichaam zou leren wie er nu echt de baas was.
De wetten van het vlees
Het is duidelijk dat ik niet de beste relatie heb met mijn lijf. Ik zie het als een zakenpartner met wie ik dagelijks samenwerk, maar die ik stiekem blijf wantrouwen. Het is misschien mede daardoor dat ik een ambigue fascinatie koester voor actiefilms. In actiecinema wordt lichamelijk meesterschap getransformeerd tot filmisch spektakel. Of het nu Dwayne ‘The Rock’ Johnson betreft die stalen balken buigt of Paul Mescal die in Gladiator 2 (2024) als een lappendeken van verwondingen blijft doorvechten, lichamen in actiefilms zijn steeds instrumenten die de actieheld behendig en kordaat benut. Dat Tom Cruise compulsief dingen beklimt of zijn adem inhoudt tot er records gebroken worden, is symptomatisch voor een genre geobsedeerd door meesterschap over het menselijke lichaam. Net zoals actiehelden niet achteromkijken bij explosies, bekommeren ze zich niet om lijfelijke limieten. Dat dergelijke daden worden voorgesteld als heroïsch, zegt zowel iets over de ijle dromen van de cinema als over het sociale weefsel waarbinnen we tot mens worden gemaakt.
Volgens filmwetenschapster Lisa Purse wordt het lichaam van de actieheld steeds gedefinieerd door trauma én triomf.
Het zou echter al te makkelijk zijn om het fysieke kunnen van actiehelden weg te zetten als louter een uitdrukking van plat machismo. Als we denken aan de body politics en esthetiek van het genre, zijn de imposante borstkassen van een Arnold Schwarzenegger wellicht de eerste associatie. Dergelijke idealen van mannelijke oerkracht waren al in de jaren 1980 – Arnie’s doorbraakjaren – hyperbolisch, en leven vandaag enkel door in media die deze idealen zowel bespotten als fetisjeren. Wanneer Hugh Jackman in Deadpool & Wolverine (2024) zijn sixpack onthult (of eightpack, ik vergat te tellen), worden we door een letterlijke knipoog naar de camera geacht zijn lichaam te aanschouwen met een mengeling van adoratie en komische metareflectie. Net als de bicepsbrullende ‘Epic Handshake’ uit Predator (1987) zijn deze vleselijke excessen toepasselijker als meme-materiaal dan als menselijk referentiepunt. Anno 2025 zijn trouwens ook vrouwelijke helden ingebed in dezelfde visuele regimes als hun mannelijke tegenhangers. Waren vrouwen vroeger veroordeeld tot een rol als love interest of sensuele moordmachine, tonen films als Atomic Blonde (2017), Furiosa (2024) of Everything Everywhere All at Once (2022) het actielichaam als rekbaar over verschillende identiteiten en registers.

Voorbij de patriarchale pezen drukt zich daarom een dieper wortelende verstandhouding tot de wetten van het vlees uit. Wat actiehelden doorheen tijd en ruimte verbindt, is de relatie tot hun eigen lichamelijkheid. Volgens filmwetenschapster Lisa Purse wordt het lichaam van de actieheld steeds gedefinieerd door trauma én triomf. Doorheen de achtbaanritten die deze films zijn, worden personages onderworpen aan een reeks tegenslagen die ervoor zorgt dat we de steeds langer wordende speelduur kunnen smaken. Volgens Purse bestaat het kernplezier van het genre immers uit het constante spanningsveld tussen de controle verliezen én die vervolgens weer opeisen. Waar Herakles slechts twaalf werken diende te verrichten, moet John Wick vier films lang de wereld rondreizen om alles dat enigszins verdacht lijkt aan gort te schieten. De ware maatstaf van heldendom is hier het vermogen van de held om zijn eigen lichaam te controleren en de steeds intenser wordende inspanning te doorstaan.
Hard-bodied heroes
Het is opmerkelijk dat, ondanks het feit dat actiehelden steevast over bovenmenselijke krachten beschikken, deze films vooral geïnteresseerd zijn in het zoeken naar hun breekpunt. Hoe interessant de talenten van Spiderman ook mogen zijn, de verhalen vinden pas hun emotionele crescendo wanneer de protagonist wordt ondergedompeld in een wereld van pijn. Als in Far from Home (2019) Willem Dafoe onze held doorheen verschillende verdiepingen beton slaat, of Spiderman in Homecoming (2017) door twee ferryhelften uit elkaar getrokken wordt, bereiken de films hun dramatisch hoogtepunt. Met masochistische verve bouwt de actiefilm zo steevast op naar momenten van (auto)mutilatie. Dat in de finale van Dune 2 (2023) Timothée Chalamet een dolk vrijwillig door zijn handen laat klieven om zijn tegenstander te verslaan, toont dat de weg naar succes steeds de grenzen van het eigen lichaam overschrijdt.
De uitdagingen die deze lichamen te verduren krijgen, nemen vele vormen aan. Het kan gaan om uitputting, verwonding, trauma of andere vormen van fysieke of psychosomatische druk. Scènes van ontbering zijn doeltreffend – niet alleen omdat ze de spanningsboog aantrekken, maar vooral omdat daarin de kern van hun heroïek ligt vervat. Op het aambeeld van het slachtofferschap wordt de held tot man geslagen. De films etaleren kwetsbaarheid om die vervolgens te weerleggen als een te doorstane test. Kenners van het genre weten al lang dat actiefilms in essentie adrenaline-pompende passiespelen zijn. Net als Christus bij elke statie van zijn kruisweg nieuwe vernederingen ondergaat, moet de actieheld keer op keer tegenslagen incasseren en moeilijkheden trotseren. Waar de Zoon van God zijn aards leed echter nederig dient te ondergaan, reageert de actieheld met excessief geweld en bloedvergieten. Het verduren van pijn, angsten en ontbering geeft hem een heilig recht op vergelding.
Op het aambeeld van het slachtofferschap wordt de held tot man geslagen.
Dat verklaart waarom de actiefilm geobsedeerd is door marteling. Vooral sinds Rambo II (1985) is de geknevelde held een standaardonderdeel geworden. De held wordt geslagen, gesneden of onderworpen aan andere brutaliteiten die er telkens toe dienen de veerkracht van het slachtoffer te demonstreren. Met het didactisch enthousiasme van een kookprogramma accentueert Rambo II hoe elektrische stroom het zenuwstelsel verschroeit. De ervaring van pijn houdt de held echter niet tegen om zijn geschreeuw en verwensingen af te wisselen met oneliners die de schurk verder tarten en zo de intensiteit van de marteling masochistisch doen toenemen. In Gladiator II krijgen we dan weer smakelijke close-ups van hete poken op de huid van onze held, of glijdt de camera met perverse gretigheid over verse wonden. De in slow motion voltrokken kwellingen dienen slechts om de onwrikbaarheid van de held te bestendigen. Het lichaam mag dan wel aangetast worden, maar de man blijft overeind en zint op wraak.

Het hoeft niet te verbazen dat zulke drogbeelden van mannelijkheid nationale mythes voeden. Cultuurwetenschapper Susan Jeffords trekt parallellen tussen het filmlandschap van de jaren 1980 en het Amerika van Ronald Reagan. Met name de actiefilm toonde een reeks onwrikbare hard-bodied heroes waar de politiek-economische koers van de veertigste president van Amerika om vroeg. Als deel van Reagans doorgedreven besparingen in de publieke sector werd de bevolking herhaaldelijk geappelleerd om zich in te spannen. Uit weerzin tegen zachte mannen in harde tijden vond het land zijn mascottes in Hollywoodfiguren als Sylvester Stallone, Chuck Norris en Jean-Claude Van Damme — of tenminste in de afgetrainde lijven die hen vertegenwoordigen.
Uit weerzin tegen zachte mannen in harde tijden vond het Amerika van Ronald Reagan zijn mascottes in Hollywoodfiguren als Sylvester Stallone en Jean-Claude Van Damme.
Dat Reagan zijn herverkiezingscampagne onder de leuzen ‘Prouder, Stronger, Better’ en ‘Morning in America’ voerde, is bovendien tekenend voor de neoliberale fixatie op zelfverbetering en doorzettingsvermogen. Actiesterren van weinig woorden en veel spiermassa moesten zodoende symbool staan voor simpelere tijden en de moreel complexe jaren 1970 definitief afzweren – het nationale trauma van Vietnam en de hippiegeneratie inbegrepen. Gedaan met discussiëren: de held was een man van daden. Zijn harde en onaantastbare lichaam werd een metafoor voor het heroïsche herstel van de VS. In films als Firefox (1982) en Missing in Action (1985) overwinnen de helden hun verwondingen van de Vietnamjaren en zetten ze deze triomf over hun eigen lijf in om nieuwe vijanden te bestrijden.
Het ontberen maakt de man
De beginselen van het actiegenre illustreren hoe lichamen steeds ook canvassen zijn waarop de politieke machtsverhoudingen van hun tijd worden uitgetekend. Noties van mannelijk herstel gaan echter veel verder terug. Feministisch filmwetenschapster Jonna Eagle verwijst met het begrip ‘strenuous masculinity’ naar het overheersende paradigma dat de actiefilm met onze tijdsgeest verbindt. Ze ontleent die term aan de speech die Teddy Roosevelt in 1899 gaf over ‘strenuous life’. Verwijzend naar de Amerikaanse waarden van vrijheid en zelfontwikkeling pleitte Roosevelt voor de noblesse van ‘inspanning’. Gemak was een anti-Amerikaanse kwaliteit; enkel door een onophoudelijke werkdruk konden de VS hun lotsbestemming bereiken.
Eagle merkt parallellen op tussen idealen van mannelijkheid en de manier waarop de moderne wereld zich sinds het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde. De industrialisering in het Westen zorgde voor meer welvaart bij de hogere middenklasse. De burgerij begon een luxueuzer leven te leiden, waarbij manuele arbeid uit de gegoede kringen werd gebannen. Het toegenomen comfort betekende voor de man van hogere stand echter ook een crisismoment. Hoe gentle mocht een gentleman immers zijn alvorens hij geen man meer was? Geïnspireerd door de romantische traditie zocht hij zelf de ontbering op. Kamperen, jagen, gymnastiek en ontdekkingsreizen werden deel van een performance om de eigen mannelijkheid te herwinnen in een context waar luxueuze burgerlijkheid gekoppeld werd aan feminiene zachtheid.
Het toegenomen comfort betekende voor de man van hogere stand ook een crisismoment. Hoe gentle mocht een gentleman immers zijn alvorens hij geen man meer was?
Dergelijke praktijken dwongen het lichaam niet meer tot zijn limieten uit economische noodzaak; veeleer werden ze een identiteitsbouwende tijdsbesteding. Het heeft ertoe bijgedragen dat, naar westerse maatstaven, mannelijkheid voornamelijk bewezen moest worden door ongemak te doorstaan. De man probeert zo niet alleen controle te krijgen over een chaotische buitenwereld, maar ook over een minstens even onstabiel zelf. Als een wild paard dient zijn lichaam (en de bijbehorende affecten) beteugeld en tot gehoorzaamheid gedwongen te worden. In actiefilms worden gebroken botten dan ook zonder al te veel drama rechtgezet en kogels eigenhandig uit lichamen getrokken. Het lichaam is een machine, en moet zo ook worden behandeld en onderhouden. Met personages als Robocop, Iron Man en Bloodshot wordt het lichaam zelfs letterlijk versmolten met mechanische elementen. Het heeft hier zijn eindstadium bereikt als metalen pak dat met upgrades, bonussen of medicatie volledig aan de grillen van zijn eigenaar moet gehoorzamen.
Dat fenomeen wordt verder weerspiegeld in de verbeelding van de slechterik. De validistische standaarden van het actiegenre maken dat schurken zich onderscheiden door niet-normatieve lichamen en andere zaken die in het actiefilmuniversum als afstotelijk worden bestempeld. Morele kwaadaardigheid wordt gelijkgesteld met wat het genre als ‘lichamelijk gebrek’ begrijpt. Schurken zijn daarbij figuren die door de kwalen van hun lichaam geregeerd worden, terwijl de held meester is over het vlees. Wie denkt aan de fysieke staat van schurken uit The Batman (2022), No Time to Die (2021) of Mission: Impossible – Fallout (2018) is alvast op het goede spoor, maar de terreur van het lichaam neemt ook meer subtiele vormen aan. In tegenstelling tot helden zweten schurken bijvoorbeeld overdadig, wat samenhangt met de fobie voor lichaamsvloeistoffen binnen het genre, of hebben ze kleine oncontroleerbare tics – denk maar aan Le Chiffre uit Casino Royale (2006), die bloed huilt. Dergelijke beelden kaderen in rechts-nationalistische gendernarratieven die het mannelijke, heroïsche lichaam als pantser voorstellen. In nazipropaganda werd de fantasmatische slijmerige huid van Russische en Amerikaanse soldaten bijvoorbeeld tegenover het stenen exterieur van het Duitse ‘ras’ geplaatst.
Ook achter de camera voltrekt zich een strijd om lichamelijke autonomie. Enerzijds maakt hedendaags VFX-gebruik de relatie tussen lichaam en geest nog een stuk labieler door de gezichten van acteurs in postproductie aan digitaal gefabriceerde lijven toe te voegen. Anderzijds heeft het tijdperk van in postproductie uitgevoerd CGI-stuntwerk een nieuwe generatie actieauteurs gecreëerd die net wél hun eigen lichaam inzetten als authenticiteitsclaim: nu actiesequenties simpelweg via computereffecten kunnen worden gesimuleerd, geldt de keuze om je eigen stunts te doen als blijk van mannelijkheid. Zoals blockbusters als John Wick 4 (2023) en Impossible – Dead Reckoning (2023) met hun stuntgedreven promocampagnes illustreren, wordt de making-of steeds meer deel van de kijkervaring. Deze films vragen ons om de lagen tussen realiteit en fictie te vermengen; we moeten immers goed beseffen hoe moeilijk of gevaarlijk een scène was voor de acteur in kwestie. Aanschouw hoe de G-kracht het gezicht van Tom Cruise vervormt als hij echt met een straaljager manoeuvres doet in Top Gun 2 (2022)! Voel mee met Chris Hemsworth in Extraction 2 (2022) als hij werkelijk uit een rijdende trein hangt! Het actieheldendom wordt bestendigd doordat het lichaam van personage én acteur onder extreme omstandigheden kan functioneren.
De maakbare mens
De ideeënwereld van de actiefilm heeft in die zin veel weg van het dualisme van de Franse filosoof René Descartes. In L'Homme (1662), Descartes’ traktaat over menselijkheid (of mannelijkheid, comme vous voulez), maakt de filosoof een duidelijk onderscheid tussen de immateriële geest en het materiële lichaam. Als denken zijn betekent (‘cogito, ergo sum’), maakt dat van het lichaam een ander. Volgens Descartes staan ratio en lichaam bovendien in een hiërarchische relatie tot elkaar: het lichaam is slechts ruwe materie die moet worden onderworpen om onze ambities mee te helpen verwezenlijken. Zoals de econoom Jason Hickel argumenteert, stonden die dualistische opvattingen aan de wieg van het kapitalisme. Net zoals de natuur voor haar grondstoffen kon worden leeggeplunderd, was het alleen maar logisch dat het lichaam van de arbeider efficiënt werd uitgeperst uit winstbejag.
Daniel Craig gaat de filmgeschiedenisboeken in als een burn-out-Bond, wiens voornaamste vijand neuroses, drankverslaving en posttraumatische stressstoornis zijn.
Ook in de actiecinema zijn lichamen eerder werktuigen dan geleefde en belevende entiteiten. Dat helpt verklaren waarom rust, voeding en affectie geen actiefilmwaardige gebeurtenissen zijn. Nooit zien we een lichaam in repose, dat herstelt, rust en wacht. Zulke opvattingen maken van actiefilms een heel eigentijds filmgenre. Net zoals de actieheld nooit moet tanken of zijn wapen herladen, is zijn lichaam niet meer dan zijn geestesidee; nooit toont het zich in zijn kwetsbare realiteit. De films presenteren ons een fantasie van eeuwige groei, mobiliteit en zelfoptimalisering. In een 21ste-eeuwse setting zijn we allemaal een beetje actieheld geworden; op persoonlijk of professioneel vlak exploiteren we ons voor verloning en erkenning. Het HR-lingo van zelfverbetering, veerkracht en volharding is geïnfiltreerd in veel aspecten van ons sociaal-politieke leven. Of het nu het gruwelijk allitererende ‘Vlaamse Veerkracht’ betreft of de dwang om constant online te zijn, stress wordt eerder beschouwd als een persoonlijk tijdsmanagementprobleem dan als symptoom van een onderliggend systeem. Het gevolg daarvan is dat we, zelfs bij onze vrijetijdsbesteding, actief en onophoudelijk in strijd zijn met ons eigen lijf.
Ironisch genoeg valt zelfs deze gezondheidscrisis binnen een kapitalistisch kader te recupereren. Daniel Craig gaat de filmgeschiedenisboeken in als een burn-out-Bond, wiens voornaamste vijand neuroses, drankverslaving en posttraumatische stressstoornis zijn. In het subgenre van de geriatrische actiefilm, zoals The Expendables- of Taken-franchises, hebben de helden van weleer een niche gevonden als mannen van middelbare leeftijd die ondanks hun lichamelijke kwalen toch kont kunnen schoppen. Voor strenuous men hoeven die kwalen immers geen probleem te betekenen; het maakt hen net méér man dat ze ondanks de ziektes van hun tijd kunnen doen wat ze doen. Het falen van het lichaam is met andere woorden geen zuiver falen zolang het als een triomfantelijk verhaal van herstel kan worden gekaderd of verhandeld binnen de zelfhulpindustrie. Als het pijn doet, moet je tenminste zorgen dat de wonde de weg plaveit voor nieuwe successen. En anders is er een groeiend zakenmodel met retraites, mannenkampen en militair georganiseerde fitnessregimes die soelaas bieden. Het toont hoe een neoliberale wereldvisie zich tot diep in ons lichaam heeft ingegraven. Als een parasiet die zich gastheer waant.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.