Niets over ons zonder ons
Door Nadia Hadad, Josefien Cornette, Leni Van Goidsenhoven, Anaïs Van Ertvelde, op Wed Jun 09 2021 22:00:00 GMT+0000Handicap kan zowel een kritische als een generatieve lens zijn om naar kunst en maatschappij te kijken, schrijven de vier gastredacteurs van CRIP. Zij cureerden voor rekto:verso dit themanummer over beperking in de kunstwereld, en het herdenken ervan.
Mensen met een beperking, gehandicapten, zieke mensen of crips. Welke woorden gebruiken we? Wat is politiek correct? Ook de gastredactie van dit themanummer over validisme (oftewel de structurele uitsluiting van mensen met een handicap) in de kunsten discussieerde uitgebreid over terminologie en kwam er niet meteen uit. Die verzameling steeds wisselende termen toont volgens ons dan ook vooral de spanning die op het thema zit. Waar we het niet eens raken over onze woorden, is de maatschappij er als geheel niet over uit hoe ze zich tegenover een bepaald thema, een bepaalde groep mensen, wil en kan verhouden. Uiteindelijk besloten we dat de zoektocht naar de ‘juiste’ terminologie de conversatie niet bepaald opent – al kan kennis over de geschiedenis van bepaalde woorden dat natuurlijk wel doen. Het is ons inziens vooral belangrijk dat mensen zich identificeren met het woord waar ze zich het best bij voelen: persoon met een beperking, gehandicapte persoon, crip, enzovoort. Daarom hebben wij als gastredactie, vier personen met een handicap, expliciet gekozen om de auteurs in dit nummer verschillende termen door elkaar te laten gebruiken.
Het recht op inclusie op alle niveaus werd sinds maart van dit jaar in de Belgische grondwet verankerd.
We mogen dan wel van mening verschillen over terminologie, waar we het als gastredactie van dit nummer roerend over eens waren, was dat er in de Lage Landen maar bitter weinig gesproken wordt over handicap in het kunstenveld, dat er te veel uitsluiting is van kunstenaars met een beperking, dat het kunstonderwijs veelal ontoegankelijk is, Vanwege de pandemie was die redactieraad online, en dat gaf meteen een aantal voordelen: zo konden mensen die zich bijvoorbeeld vanwege hun beperking moeilijker kunnen verplaatsen, nu vrij makkelijk deelnemen en van zich laten horen. Er werd op voorhand ook duidelijk gecommuniceerd dat indien er ondersteuningsnood was om te kunnen deelnemen aan de redactievergadering (denk aan live captioning, gebarentolk, een transcript van de vergadering achteraf), dit kon worden doorgegeven. Op die manier probeerden we zoveel mogelijk drempels te verlagen. Het viel tijdens die vergadering overigens op hoeveel expertise er is rond dit thema, hoe scherp de visies reeds gedefinieerd zijn, hoeveel straffe ideeën er zijn, maar ook hoeveel onzekerheid er speelt, hoeveel vragen onbeantwoord blijven en hoe weinig ruimte dit alles krijgt in het maatschappelijke en culturele debat.
Nochtans beweegt er internationaal best wat. De VS maakt met tv-series als Special en rolstoelende Broadwaysterren als Ali Stroker op dit moment een heuse disability revolution in de kunsten mee. Ook in de EU streeft men naar meer zichtbaarheid voor kunstenaars met een beperking, zo werd eind 2019 het rapport Disabled Artists in the Mainstream: a New Cultural Agenda for Europe gepubliceerd. Bovendien tekende het VN-verdrag, dat door België in 2009 geratificeerd werd, op bindende wijze de rechten van personen met een handicap inzake cultuurparticipatie uit. Het recht op inclusie op alle niveaus werd sinds maart van dit jaar ook in de Belgische grondwet verankerd.
De auteurs willen geen genoegen meer nemen met sporadische projecten, maar integraal deel uitmaken van het kunstenveld.
De bijdragen in dit nummer gaan allemaal over handicap en zijn meer wel dan niet geschreven vanuit de beleving van handicap. Er zijn vaak twee uitersten, zo bleek uit alle bijdragen, in het nadenken over handicap: een beperking wordt enerzijds weggepoetst of anderzijds gevangen in ‘ochere-ochottekes’ of inspirationele retoriek. Maar hoe ga je er dan mee om? Er is natuurlijk niet één juiste manier. In ieder geval kan je een beperking niet negeren. Zeggen dat we ‘allemaal wel een beetje beperkt of gehandicapt zijn’ gaat bijvoorbeeld voorbij aan iemands moeilijkheden, eigenheid en belichaming. Eigenlijk is het kijken naar en met handicap een voortdurende evenwichtsoefening, nog het best vergelijkbaar met die van mensen van kleur: je wil gezien worden als iemand met een handicap, maar je wil er niet toe gereduceerd worden. In feite kom je uit bij representatie: als we op een evidente manier meer mensen met een beperking zouden zien in series, films, theater, musea, in kunst en literatuur, dan zou duidelijk worden hoeveel gedeeld leven er is. En hoeveel interessante, soms out of the box reflectie over datzelfde leven.
Precies dat tonen de bijdragen in dit nummer: hoe handicap zowel een kritische als een generatieve lens kan zijn om mee naar kunst en maatschappij te kijken. Het levert heel diverse artikels op die onderzoeken wat een disability esthetiek is, hoe mode-ontwerp gecript kan worden, hoe het is om een danser, maker of acteur met een beperking te zijn, op welke manier onze toekomstvisioenen van handicaps ontdaan worden, en waar beleid op structurele wijze zou kunnen bijdragen aan een rijker, inclusiever kunstenlandschap. Maar ook, hoe handicap gerepresenteerd wordt op de scène, hoe we onze affectieve verhoudingen tegenover handicap via kunst kunnen bevragen, welke rol mensen met een beperking in de kunstgeschiedenis speelden, hoe schadelijk bepaalde metaforen kunnen zijn, hoe we tot een poëtische taal voor handicap kunnen komen en op welke manier tentoonstellingen de geschiedenis van ‘gehandicapt verzet’ zichtbaar kunnen maken voor een breder publiek. Deze artikels echoën stuk voor stuk de activistische slogan ‘niets over ons zonder ons’. Ze poneren handicap als een maatschappelijke kwestie, een veelzijdig, dynamisch fenomeen en een culturele identiteit, en dus niet louter als een medische aandoening. Ze pleiten ervoor om ‘handicap’ naar het centrum van het kunstenveld te brengen en het daar ook te houden.
In het maakproces van dit nummer merkten we op hoe sterk de werking van een tijdschrift als rekto:verso gestoeld is op valide lichamen en op een normatieve productiviteitslogica.
De auteurs willen geen genoegen meer nemen met sporadische projecten, maar integraal deel uitmaken van dat kunstenveld. Want, zo stellen ze terecht: het Vlaamse kunstenveld kan zichzelf maar al te vaak verheerlijken én bekritiseren, maar waarom slaagt het er niet in om het thema validisme terdege aan te pakken? Is het misschien omdat handicap niet zomaar binnen het bestaande kunstenveld geïntegreerd kan worden zonder dat kunstenveld fundamenteel te veranderen? In het maakproces van dit nummer merkten we als gastredacteurs op hoe sterk de interne werking van een tijdschrift zoals rekto:verso gestoeld is op valide lichamen en op een normatieve productiviteitslogica. Zowat alle leden van de gastredactie moesten met momenten verstek geven omdat we anders roofbouw op onze lijven en levens zouden plegen. We probeerden als crip-groep zo goed en zo kwaad als het ging tijd te creëren voor wie die nodig had om te zorgen, voor zichzelf of voor naasten.
Al snel had dit als gevolg dat we rekto:verso als instituut uitdaagden en nadachten over hoe (on)toegankelijk het tijdschrift is. Hoeveel rek zit er op de deadlines – want ons lijf of onze geest is vandaag echt onbetrouwbaar en dus onze productie en voortgang ook. Is de website toegankelijk voor software voor mensen met een beperking en heeft hij een Anysurfer-label? Kunnen we onder alle online beelden een ID (image description) plaatsen, zodat ook mensen met een visuele beperking weten wat er afgebeeld staat? Kan dat dan vanaf nu altijd, ook in de volgende nummers? Kunnen teksten worden ingelezen zodat ze ook auditief kunnen worden geraadpleegd? Wat met braille? Waar vinden we de energie om de toegankelijkheid te verbeteren zonder de redactieleden zelf te overbelasten? Kunnen we verder zoeken om de expertise rond integrale toegankelijkheid te vergroten en te verrijken? Is er dan geen extra budget nodig? Kunnen we nadenken over wat de rol is van een redacteur bij het ondersteunen van mensen voor wie talige communicatie niet zo vanzelfsprekend is maar wel belangrijke en interessante dingen te vertellen hebben? Hoe kan je schrijvers met verschillende noden begeleiden om de sterkste versie van hun tekst te schrijven? En wat is dat, de ‘sterkste’ versie van hun tekst? Welke normen zitten in dat denken verborgen? Kunnen we niet wat vrijer en speelser met die normen omgaan?
Met dank aan Luisterpuntbibliotheek zijn alle teksten opgenomen en dus beschikbaar als audiobijdragen via de website.
Op sommige van deze vragen kunnen wij als gastredactie nu volmondig ‘ja’ antwoorden. Zo zijn met dank aan Luisterpuntbibliotheek alle bijdragen opgenomen en bijgevolg beschikbaar als audiobijdragen via de website. Hierdoor zijn ze dus toegankelijk voor wie een visuele beperking heeft of het gewoon prettiger vindt om te luisteren. Sommige van onze ambities hebben we echter moeten laten varen. Zo sneuvelde het plan om easy-reads van alle artikels te voorzien ergens tussen droom en deadline. We willen ons dan ook uitdrukkelijk verontschuldigen dat we een bepaalde groep mensen hierdoor uitsluiten. Hopelijk kunnen er in volgende nummers wel easy reads worden voorzien. Ook moeten we opmerken dat op vlak van diversiteit niet alle stemmen even sterk zijn vertegenwoordigd of toch niet zoals we het graag gewild hadden. Witte personen met een handicap zijn bijvoorbeeld meer aan het woord. Net als de abled-disabled, om het met een term van disability studies-onderzoeker Tanya Titchkosky te zeggen. Abled-disabled slaat op mensen met het soort van beperking die het hen mogelijk maakt om – mits verbijten en technische hulpmiddelen – redelijk vlot mee te draaien in het huidige productieproces. Het blijft dus oefenen en zoeken om meer mensen te kunnen meenemen en een platform te geven.
Het is een oefening en een zoektocht die in ieder geval het tijdschrift zelf wil aangaan. Hoewel dit nummer heel expliciet over handicap in de kunsten gaat, wil rekto:verso ook in de toekomst blijven nadenken over dit thema en dus vooral auteurs aanmoedigen om bijdragen rond handicap in te sturen, zodat het debat open blijft en lezers/luisteraars eindelijk de rijkdom aan visies op dit onderwerp te zien krijgen. Enkel op die manier kunnen we collectief herdenken hoe gehandicapte lichamen gepresenteerd worden en kunnen de verhalen die kunstenaars met een beperking vertellen naar voren komen. Het is belangrijk dat we ons blijven afvragen wat toegankelijkheid en diversiteit kunnen inhouden, zowel voor het publiek als voor kunstenaars zelf. Of zoals de crip performancekunstenaar Leah Lakshmi-Piepzna-Samarashina luidop droomt in Care work. Dreaming Disability Justice (2018): ‘We zijn niet op zoek naar ‘access as service begrudgingly offered to disabled people by non-disabled people who feel grumpy about it’ maar naar ‘access as a collective joy and offering we can give each other’.