NEE tegen Koning Bouwpraktijk
Door Justin Dirkx, op Mon May 24 2021 22:00:00 GMT+0000Waarom bouwen? Die vraag is de ‘no go’-zone van de architectuur. Er hangt een bordje voor: verboden te betreden. Zoals aan de hekken van alweer een nieuwe bouwwerf.
De architect is verkocht en verdoofd, beter nog, versteend in de ijzeren greep van Koning Bouwpraktijk. Als multi-inzetbare pion zweert hij trouw aan de cliënt om eender welk bouwsel naar diens verlangen te ontwerpen en de uitvoering ervan in goede banen te leiden. Bescheiden villa op de buiten of architecturale parel in de stad? De architect staat klaar als dienstverlener van de gecommercialiseerde en gemediatiseerde bouwpraktijk.
De bouwpraktijk is een hoestende emissiemachine, met itchy tentakels en sticky zuignappen in vervuilende sectoren als energie, industrie en transport.
Door deze business as usual is de bouwcultuur gemuteerd tot een ecologische ramp. Onze aarde lijdt aan overgewicht en de boosdoener is architecturale overconsumptie. ‘Human-made materials now outweigh Earth’s entire biomass’, kopte The Guardian eind 2020. Aan het begin van de twintigste eeuw bedroeg het aandeel aan artificiële materialen nog maar drie procent ten opzichte van de totale aardse biomassa. Dat deze antropocentrische massa in zowat een eeuw kon boomen van drie naar meer dan honderd procent, is hoofdzakelijk te wijten aan de productie van beton, staal, asfalt en bakstenen.
De huidige bouwpraktijk is een hoestende emissiemachine en globale grootverbruiker van grondstof en ruimte, met itchy tentakels en sticky zuignappen in vervuilende sectoren als energie, industrie en transport. Via de schaamlap van ‘duurzame architectuur’ kan ze ongestoord een model hanteren van onbeperkte groei, op een planeet met erg beperkte middelen. Laten we deze bouwcultuur de vrije loop, dan staat de hele Aarde straks vol met gecertificeerde CO2-neutrale nieuwbouwprojecten. En die ‘duurzame groei’ is een contradictio in terminis. Energiezuinige gebouwen zijn niet de oplossing, maar een deel van het probleem. Ze zijn de olifant in de kamer van de architectuur.
Het pragmatisme van architecten wekt de suggestie van neutraliteit. Maar gehoorzaamheid maakt schuld.
In feite fietst het klimaatdebat dus om de hamvraag heen. Elk bouwproces – van ontginning, productie en transport, tot (nieuw)bouw en sloop (afval) – draagt bij tot de toenemende schaarste aan grondstoffen, water en vooral: ruimte. De planetaire impact van het uitdijende geknutsel met beton, staal en glas kan niet worden gecompenseerd door isolatie, noch zonnepanelen of gehypete energiecertificaten. De essentie van het klimaatvraagstuk is het terugdringen van onze collectieve ecologische voetafdruk en het plaatsmaken voor alle andere niet-gedomesticeerde organismen.
Architecten depolitiseren het architectuurdebat. Ze ontwerpen niet, ze volgen de praktijk. Pragmatisme wekt de suggestie van neutraliteit. Maar ook gehoorzaamheid maakt schuld. In het regime van Koning Bouwpraktijk staat ‘architectuur’ gelijk aan ‘bouwen’, voor en door de Anthropos. Door onze obsessieve toe-eigening van deze definitie worden alle alternatieve benaderingen van architectuur verdreven.
Het is natuurlijk een illusie dat de architect kan ontsnappen aan de gecommercialiseerde wereld. Er is geen ‘buiten’ meer: binnen de neoliberale conditie is alles ideologisch gekleurd. Pure autonomie mag dan niet bestaan, toch kan de architect blijven vasthouden aan de eigen ideeën en weerstand bieden aan de zuigende werking van het commerciële vacuüm.
Autonome architectuur kan de wereld democratiseren. Ze houdt niet op met bouwen, maar bouwt bewuster en beter.
Hedendaagse autonomie is een relatieve en gerelateerde vrijheid, die groeit uit een bewuste en kritische positionering ten aanzien van belangen en ideologieën. De ‘autonome dienstverlener’ bevrijdt zich van het narcotische verlangen naar opdrachtgevers en commissioning en is een embedded outsider, een schimmel in de dode hoek van de architectuur.
Autonome dienstverleners zijn cruciaal in de strijd voor systeemverandering binnen het bouwregime. Architecturale autonomie is niet eenduidig en suggereert geen welomlijnd discours of strikte praktijk. Haar attitude is een context-afhankelijke strategie, in vele vormen en maten. Het is een geloof in urgentie en collectieve actie. Net als politiek opereert architectuur in de openbare ruimte; bijgevolg houdt ze zich per definitie bezig met maatschappelijke belangen. Autonome architectuur kan de wereld, als omgeving en als gedeelde ruimte, ontleden en democratiseren. Ze houdt niet op met bouwen, maar bouwt minder, bewuster en beter.
De architect ontwerpt, publiceert, performt, exposeert óf bouwt.
Architectuur moet gaan over gedeelde ruimtelijke infrastructuren met maximale individuele vrijheid en minimale planetaire impact. Binnen het handbereik van de architectuur liggen potentiële bouwstenen voor een betere wereld. Doordacht ruimtegebruik, hergebruik en hernieuwing van gebouwen en materialen, ruimte voor niet-industriële landbouw en een andere ruimtelijke omgang met de natuur kunnen de kerntaken van de architect worden. Die heeft immers een monopolie op het creëren van ruimtes – en bij uitbreiding levensstijlen. Zijn verbeeldingskracht kan dienen als een katalysator: niet voor een wereld vol antropocentrische fetisj, maar één waarin collectieve bescheidenheid heerst en de mens een minder dominante positie inneemt.
Bouwt de architect op vraag, dan is stap één: de vraag bevragen. Welke belangen dienen we? Vermom ze niet als bouwkundig pragmatisme. Er hoeft niet per se gebouwd te worden. Architectuur en bouwkunst kunnen we ook bereiken via andere media dan gebouwen. De architect ontwerpt, publiceert, performt, exposeert óf bouwt. Architectuur is alles wat erin slaagt een voetnoot te plaatsen bij hoe we onze planeet bewonen en gebruiken.