NEE tegen de grijze zone
Door Josefien Cornette, op Wed Jun 02 2021 22:00:00 GMT+0000Mocht ‘nee’ zeggen ons behoeden voor (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, dan had ik dit stuk niet moeten schrijven. Een mythe, een van de klassiekers in de categorie victim blaming, is de aanname dat een slachtoffer de dader had kunnen stoppen als het maar klaar en duidelijk ‘nee’ had gezegd. Maar aan wie is het om ‘nee’ te zeggen? Is die ‘nee’ waardevol? En is iedereen wel in staat om ‘nee’ te zeggen?
Het discours over toestemming is doordesemd met dooddoeners die het publieke debat erover bemoeilijken. Toestemming gaat over meer dan een ‘ja, ik wil’ alvorens het bed in te duiken. We leren ervaringen te relativeren, te verzwijgen, excuses te verzinnen, eigen gevoelens met argwaan te beoordelen, waardoor vaak ook een zee van tijd voorbijgaat vooraleer we herkennen wat er fout is gelopen. We worden geconditioneerd om constante agressies te verteren, omdat er te veel op het spel staat of omdat voorbije overtredingen het vermogen om ze te identificeren hebben aangetast. Het idee dat het onze eigen fout is, is een kramp om controle te behouden over situaties waarin ons helemaal geen schuld treft. Welnu, het moet gedaan zijn met die grijze zone, het idee dat toestemming moeilijk te vatten is en dat daarom fouten nu eenmaal gebeuren. Die drogredenering wordt enkel aangehaald om iemands grenzen weg te duwen, zonder aandacht voor de wil van die persoon.
Veel kunstwerken cultiveren een geïdealiseerd script, waarin macht noch toestemming in vraag wordt gesteld.
Ook het argument dat de onderhandeling over seksuele autonomie afbreuk doet aan de romantische context is compleet afgezaagd. Zo cultiveren literatuur, kunst en film al te vaak een geïdealiseerd script, waarin macht noch toestemming in vraag wordt gesteld. Ik heb het over de Danny’s uit Grease, de Noah’s uit The Notebook en de Rick Blaine’s uit Casablanca, voor mij niet meer dan vleesgeworden versies van Pepé Le Pew, dat geile, opdringerige, narcistische stinkdier uit de Looney Tunes. De ‘ik bedoelde het niet zo’ die volgt op handtastelijkheden en agressies is een vluchtig excuus, dat de intentie van de ene partij boven de pijn van de andere stelt en die gewoonweg de mond snoert. We kunnen mensen pijn doen, soms ongewild – zeer zeker. Maar dan nog: de verwachting dat ‘het was niet zo bedoeld’ volstaat, is het probleem niet willen adresseren, het onderscheid niet willen erkennen tussen intentie en impact. De smoes leidt enkel maar tot het bestendigen van het good guy syndrome. Verontschuldig je en neem je verantwoordelijkheid.
Er heerst een standaard waarbij een gebrek aan actieve weerstand voldoende is om ervan uit te gaan dat wat zich heeft afgespeeld toelaatbaar is. Een gebrek aan weerstand wijst echter niet op toestemming, vooral niet wanneer de mogelijkheid om te protesteren onder druk staat door bepaalde relationele of institutionele factoren. Niet iedereen heeft namelijk (evenveel) recht van spreken. Machtsrelaties, omgeving, trauma, mentale en fysieke beperking, klasse … – al deze elementen bepalen mee hoe we (niet) spreken of handelen.
Kunstscholen lijken wel studentenclubs met een ontgroeningsritueel, waarbij het doel de middelen heiligt.
Niet het minst zijn die ook werkzaam in het kunstenveld, waarin zij die het hunkeren naar een plek aan de spreekwoordelijke tafel al te vaak blootgesteld worden aan (seksueel) geweld. Daarbij is het bon ton dat de onderdrukkers refereren aan de eigen jeugd, de ‘wilde jaren’ en de ‘goeie ouwe tijd’ om iemands grenzen teniet te doen. The good old times meuren stevig naar (koloniaal) exotisme en seksistische mythevorming en behoren niet voor niets tot het verleden. Desalniettemin blijft het beeld van de rockstar-kunstenaar en zijn sex, drugs & rock ‘n roll-cultus voor sommigen nog steeds een nastrevenswaardig archetype.
Het is zonneklaar dat condities van – seksueel – geweld doorsijpelen in de instellingen die het kunstenveld faciliteren. Willen we nog die openingen met de happy few waar jonge – vrouwelijke – studenten staan te fladderen rond hoge piefen in de povere hoop dat ze als meer worden gezien dan een muze en gerechtvaardigde kansen krijgen omwille van talent? Kunstscholen lijken wel een geïnstitutionaliseerde studentenclub met een vierjarig ontgroeningsritueel, waarbij het doel de middelen heiligt, slechts met de schamele beloning van een ‘artistiek netwerk’? Wie z’n educatie krijgt in een context waarin de grens tussen macht en misbruik troebel is, groeit op met het idee dat in de toekomstige artistieke carrière hetzelfde moet getolereerd worden. Een omgeving waarin vooral witte, hetero en able-bodied mannen de grenzen aanduiden gaat ten koste van zij die ze graag ergens anders willen tekenen. In een omgeving die een norm dicteert en onderwijst, mede door de identiteit van de docenten, is het onmogelijk studenten uit andere contexten zich in alle eigenheid te laten ontwikkelen.
In een vacuüm is een ‘nee’ een ‘nee’ en een ‘ja’ gewoon een ‘ja’. Maar een dergelijk vacuüm bestaat niet.
Men gaat er vast mee akkoord dat misleiding, manipulatie en dwang afbreuk doen aan toestemming, maar wat als ze politiek, sociaal en moreel geïnstitutionaliseerd zijn? In een vacuüm is een ‘nee’ een ‘nee’ en een ‘ja’ gewoon een ‘ja’, maar aangezien een dergelijk vacuüm niet bestaat, dringt zich de vraag op: is toestemmen onder condities van structureel geweld, seksisme, racisme, ableism, classism … wel legitiem?
‘Nee’ kunnen zeggen is fundamenteel voor een volwaardige deelname aan de maatschappij. De ruimte en de autonomie hebben om ‘ja’ te kunnen zeggen is dat eveneens: beeld je in hoeveel meer er zou kunnen als de omgeving dit toelaat. Doorheen het glazen plafond, naar nieuwe interpersoonlijke relaties los van labels en toxische normen. Een kunstenveld waarin faciliterende instituten en platformen zich omvormen tot omgevingen waar niets grijs is en waar een ‘ja’ kan uitgesproken worden, maar waar vooral een ‘nee’ in alle vrijheid voldoende is.