Met andere oren
Door op Tue Mar 07 2017 13:41:47 GMT+0000In muziek en klankkunst blijft gender-ongelijkheid een onderbelicht onderwerp, terwijl er bij nogal wat kunstenaars – en niet alleen vrouwen – toch vaak verwarring en frustraties rond opduiken. Daarom deden we bij kunstenwerkplaats Q-O2 een brede bevraging naar individuele indrukken en ervaringen van die ongelijkheid, alsook de mogelijke oorzaken ervan. Van dj’s tot operazangers: velen getuigen dat er nog een lange weg te gaan is.
- Over deze en andere gender-thema's in de cultuursector organiseert rekto:verso op woensdag 8 maart het gesprekssalon 'Gender Bender' in de Arenbergschouwburg, schrijf nog snel in!
De bevraging kaderde in het bredere onderzoeksproject 'the other the self' van Q-O2, dat gender in verband brengt met het grotere plaatje van stem, taal en identiteit. Met die bredere insteek mikten we, voorbij de bekende stereotypen, op een dieper begrip. Hoe vertalen de levensomstandigheden van kunstenaars zich in de muziek en de klankkunst zelf? Zou het kunnen dat de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke en anders-gender/LGTB kunstenaars op festivals en labels – zoals gedocumenteerd door female:pressure – eerder symptoom dan oorzaak is? In hoeverre is er nood aan een specifieke gelijkwaardige canon en muziekgeschiedenis waarop vrouwelijke kunstenaars kunnen bouwen? Moet er ook een andere luistercultuur komen voor klinkende kunst die buiten de vaste paradigma’s vallen?
Ongeschreven regels
'The other the self' verschijnt medio maart als boek onder de titel 'The Second Sound', een imaginaire conversatie over bovenstaande vragen. Het onderzocht die vragen met een variërende groep kunstenaars die verbonden zijn aan kunstenwerkplaats Q-O2, om recht te doen aan wat kunstcritica Lucy Lippard al in de jaren 1970 stelde: ‘dat kunst geen gender heeft, maar kunstenaars wél’. In het veld van muziek en klankkunst is die gedachte echter nauwelijks opgepikt. Eén vrouwelijke muzikale kunstenaar die aan de bevraging deelnam, beschrijft haar indruk van dat veld als volgt:
‘Algemeen wordt muziek vaak gezien als eerder vrouwelijk en soms zelf verwijfd. Professionele muziek of klankkunst is echter volledig mannelijk, zowel qua biologisch geslacht van de beoefenaars als qua culturele connotaties, én – heel belangrijk – wat betreft de structuren waarbinnen kunstenaars werken. Al vaak is opgemerkt – zonder al te veel belangstelling voor een echt antwoord, lijkt me – dat meisjes uit schoolorkesten en bands op een of andere manier verdwijnen op het pad naar de professionele muziek. Naarmate muziek professioneler wordt, kantelt het gender-evenwicht. Dat heeft volgens mij nog steeds te maken met een vrij Victoriaans beeld van vrouwen die minder goed in staat zijn om voor zichzelf op te komen en dus minder geschikt zijn voor een competitief veld zoals de kunsten.’ Deze getuige stelt dan ook dat we af moeten van de hele vraag of ‘vrouwen anders spelen’ en beter kunnen focussen op structuren en instellingen waar muziek gecreëerd wordt in een sfeer van autoriteit en hiërarchie. ‘Die sfeer is soms verschrikkelijk. Ze maakt slachtoffers onder zowel mannelijk als vrouwelijke studenten.’
Met onze bevraging wilden Leen De Graeve en ikzelf polsen naar onzichtbare en onbewuste mechanismen, ongeschreven regels en innerlijke en uiterlijke blokkades die artiesten in hun professionele en private leven tegenkomen. We ontvingen antwoorden van 155 kunstenaars, met vaak doorwrochte persoonlijke getuigenissen. Zij situeren zich iets meer in het vrouwelijke dan in het mannelijke spectrum, maar een belangrijk deel identificeert zich in het midden. Zij zijn als uitvoerend of scheppend muzikant actief in alle mogelijke genres – experimentele muziek, jazz, rock/pop, klankkunst, elektronische muziek, improvisatie, hedendaagse en klassieke muziek – en komen uit diverse delen van de wereld, met een overwicht van West-Europa en de Angelsaksische landen. Hun leeftijd varieert tussen 20 en 63 jaar en ongeveer de helft kan leven van de kunst.
Vermoeiende strategieën
Wat blijken de belangrijkste observaties uit hun getuigenissen? Ten eerste leren verschillende vormen van discriminatie dat de blanke man nog steeds de canon, de culturele codes en de muziekgeschiedenis beheerst. Ondanks de verschillende feministische golven van de laatste honderd jaar krijgen kunstenaars met een ander gender te maken met vooringenomenheid, directe en indirecte opmerkingen, stereotypering, uitsluiting en seksualisering. Vooral als er technologie in het spel is, ervaren vrouwelijke kunstenaars vaak surrealistische vormen van 'mansplaining'.
Eén Noord-Amerikaanse hetero vrouw getuigt hoe moeilijk het is om bepaalde opmerkingen en situaties niet als gender-gerelateerd op te vatten, en welke vermoeiende strategieën ze daarvoor is moeten gaan hanteren: ‘Voor een vrouw is het moeilijk om zich niet bewust te zijn van haar gender-expressie. Continu voel ik me herinnerd aan hoe ik verondersteld word om mijn gender uit te drukken, of hoe ik dat “beter niet” doe. Wellicht bepaalt dat mee hoe ik mezelf vertoon in een performance, hoe ik me verhoud tot een publiek, welke kleren ik aandoe, welke soort foto's ik gebruik voor promotie, en hoe ik omga met curatoren. Ik voel dat ik voorzichtig moet zijn op de vage lijn tussen te “sexy” en te “mannelijk”.’
Mannelijke respondenten krijgen beduidend minder met discriminatie te maken, maar stellen ze wel vast, vaak met lucide en scherp geformuleerde observaties over de voordelen van dat verschil. ‘Het feit dat ik nooit echt consequent of zorgvuldig over mijn gender-expressie heb moeten nadenken, betekent waarschijnlijk dat ik meer energie had om me op andere dingen te concentreren’, aldus een Noord-Amerikaanse en West-Europese hetero man.
Ten tweede leert het onderzoek dat netwerken – cruciaal voor professionele opportuniteiten – bewust opengebroken dienen te worden om een diverser veld te krijgen. Over het algemeen neigen artiesten nu eenmaal naar collega’s met hetzelfde gender, waardoor homogene netwerken ontstaan. En omdat het veld overwegend mannelijk is, zou dat mee kunnen verklaren waarom vrouwen nog steeds moeite hebben om van de opleiding door te stromen naar een professionele carrière. Veel hangt af van curatoren, programmatoren en critici: enkel als zij risico's nemen en – wars van vermeende stereotype verwachtingen van een publiek – bewust een podium geven aan nieuwe stemmen, zullen de klinkende kunsten zich levendig blijven ontwikkelen.
Dominante waarden
Een derde reeks inzichten situeren zich in de grote driehoek tussen levensomstandigheden, persoonlijkheid en werk, oftewel: het ik, de wereld en de muziek. Hoewel alle deelnemers eenstemmig ‘ja’ antwoorden op de vraag of hun eigen context, hun karakter en de culturele codes een rol spelen in het creatieve proces, vindt toch maar ongeveer de helft dat er zoiets bestaat als 'mannelijke' en 'vrouwelijke' muziek en klankkunst. ‘Het draait niet om vrouwelijke of mannelijke muziekstijlen, wel om de mate waarin muziek dominante ideeën en normen reproduceert’, stelt een biseksuele man uit Zuid-Europa. Hij wijst erop dat het niet is omdat muziek/klankkunst niet spreekt, dat ze geen sporen van een bepaalde ideologie zou vertonen. In die termen moeten we volgens hem ook over muziek spreken, los van gender. ‘Dat Maryanne Amacher, Eliane Radigue of Laurie Spiegel zo gefocust zijn op de meest subtiele interacties van klankfenomenen, komt vooral doordat ze zich hebben losgemaakt van dominante, mannelijke of normatieve ideologieën, zoals de noties Auteur en Werk. Dat heeft hun composities anders gestructureerd.’
Het volstaat niet om alleen meer vrouwelijke kunstenaars te programmeren. De complete set-up zou moeten veranderen.
Een andere Zuid-Europese biseksuele man benoemt die dominante benadering van klankkunst als ‘objectief, bijna wetenschappelijk en formeel, waarin het lichaam van de performer neutraal of quasi afwezig lijkt’. Hij observeert ook een heel andere benadering. ‘Klankkunst die beïnvloed is door feminisme, heeft meer aandacht voor affect, verhouding, zorg ... en vraagt zich bewuster af waar de performer zich in dat geheel bevindt, en wat dat betekent voor wat er gebeurt.’
Maar hoe verander je die machtsverhoudingen? Het volstaat niet om alleen meer vrouwelijke kunstenaars te programmeren, stelt een West-Europese hetero vrouw. ‘De complete set-up zou moeten veranderen, net als de mindset van het publiek. Een bepaald publiek brengt bepaalde artistieke patronen mee, en andersom. Ik zou graag andere toehoorders én kunstenaars zien, die wakker en geëmancipeerd spelen én luisteren.’
Aan stem winnen
Dit soort analyses baseren zich op feministische theorieën, maar zijn tegelijk verankerd in reële ervaringen. Zij wijzen erop dat we onmogelijk zicht kunnen krijgen op de hele complexiteit van het gendervraagstuk in muziek zonder het binnen een breder context te plaatsen: kunst die een normatieve maatschappij weerspiegelt in een hiërarchische en verouderde notie van auteur en werk, de vanzelfsprekende en schijnbaar neutrale aanwezigheid van het mannelijke lichaam met bijhorende kwaliteiten, de set-ups en instituten waarvoor en waarin klankkunst en muziek gemaakt worden, en de competitieve en hiërarchische onderbouw van het veld.
Dit zijn allemaal omstandigheden die niet in de lijn liggen van een vrouwelijke psychologische geschiedenis, noch natuurlijk voelen voor artiesten met een ander gender. Doorheen de eeuwen hebben vrouwen eerder geleerd samen te werken dan instrumenten van hiërarchie te ontwikkelen. Zij werkten rond andere thema's en inhouden en ander concreet en esthetisch materiaal. Ze oriënteerden zich veeleer in de private ruimte dan op een publiek podium. Dat genereerde muziek en kunst die vaak niet de officiële geschiedschrijving haalde. En hier sluit zich de cirkel: zo ontbreekt er nog steeds een vrouwelijke aanwezigheid in de canon, met genoeg rolmodellen.
Een globaler punt dat daarmee samenhangt, en dat door meerdere deelnemers als problematisch werd aangeduid, is de westerse traditie van het denken in dichotomieën: zolang man tegenover vrouw staat, publiek tegenover privaat, schone tegenover toegepaste kunst, ratio tegenover intuïtie, centrum tegenover periferie, zal de waarde van de ene pool altijd ten koste gaan van de waarde van de andere pool. Dat is lastig. Tot op zekere hoogte zijn vrouwen natuurlijk deel van het mannelijke paradigma, als de bevestigende tegenpool, maar ze verdwenen heel lang uit die vergelijking. Wanneer vrouwelijke kunstenaars dan in het circuit verschijnen en zich als 'anders' manifesteren, stelt zich de vraag: in welke mate kunnen we samen zijn en toch verschillend blijven?
De Amerikaanse psychologe Carol Gilligan biedt hoop: ‘Luisterend naar vrouwen, hoorde ik een verschil en ontdekte ik dat de inclusie van vrouwelijke levens zowel de psychologie als de geschiedenis kunnen veranderen. Dat is letterlijk een verandering van stem: hoe het menselijke verhaal verteld wordt, en wie het vertelt. Een stem is een krachtig psychologisch instrument en medium, dat innerlijke en uiterlijke werelden verbindt. Spreken en luisteren zijn een soort psychisch ademen. Het gaat om een onophoudelijke relationele uitwisseling tussen mensen, verbonden door taal en cultuur, diversiteit en pluraliteit.’ Het is precies die stem die in muziek en klankkunst meer aandacht verdient.
Lees hier meer over de resultaten van de bevraging van Q-O2. Bij Q-O2 vind je vanaf midden maart ook meer info over het boek 'The Second Sound' rond het overkoepelende onderzoek ‘the other the self’.
Julia Eckhardt is muzikant en curator in klankkunst. Sinds 1995 is ze artistiek leider van de Brusselse werkplaats QO-2. Ze werkte samen met componisten als Eliane Radigue, Phill Niblock en Wandelweiser-composers en gaf les aan het Lemmens Instituut in Leuven en aan Transmedia/Sint-Lucas en La Cambre in Brussel.