Meisje, vrouw, anders: voorbij de anekdotiek van zwart lijden

Door Abbie Boutkabout, op Thu Mar 04 2021 19:00:00 GMT+0000

Met Girl, Woman, Other won Bernardine Evaristo in 2019 als eerste zwarte vrouw de Booker Prize for Fiction. Zo eerlijk de interne tegenstellingen tussen haar personages zijn, zo jammer is de ontbrekende diepgang in die meerstemmigheid, vindt Abbie Boutkabout.

Het boek – in 2020 door Lette Vos naar het Nederlands vertaald als Meisje, vrouw, anders – is losjes gestructureerd rond de premièreavond van De laatste amazone van Dahomey, het nieuwste theaterstuk van hoofdpersonage Amma. Amma is een lesbische feministe in de 50. Ze haalt herinneringen op aan hoe ze vroeger experimenteel theater maakte. Samen met haar kompaan Dominique bekritiseerde ze het culturele centrum, al roepend en spuwend vanuit de marge.

Dit deel van het verhaal lijkt gemodelleerd te zijn naar het verleden van Evaristo zelf. In de jaren 1980 richtte ze namelijk samen met Patricia Hilaire en Paulette Randall Theatre of Black Women op. In een interview met The Guardian omschrijft ze het gezelschap als collectief van trotse zwarte feministes, met intersectionaliteit als leidraad lang voor dat een modewoord werd.

In hoeverre mag ze zichzelf nog radicaal noemen? Verkoopt ze haar ziel aan de duivel?

Na dertig jaar mag Amma eindelijk een stuk regisseren in het epicentrum van de hoge cultuur, het National Theatre van Londen. Hoewel ze dit als een overwinning ziet, knaagt het ook aan haar geweten. In hoeverre mag ze zichzelf nog radicaal noemen? Verkoopt ze haar ziel aan de duivel? Is ze nu zelf ook deel van het establishment, dat ze in haar jongere jaren zo fel heeft bekampt?

De laatste amazone van Dahomey is Amma’s gouden ticket tot de mainstream. Het stuk gaat over een bestaande groep vrouwelijke krijgers in de achttiende en negentiende eeuw. Ze vormden de militaire eenheid van het koninkrijk Dahomey (in het huidige Benin), kregen kost en inwoon in het koninklijk paleis en beschikten over hun eigen tot slaaf gemaakte vrouwen:

toen Amma voor het eerst van hun bestaan hoorde bedacht ze dat de amazones het ongetwijfeld met elkaar deden want dat gebeurde nu eenmaal als de geslachten van elkaar worden afgezonderd, toch?
en zo kwam ze op het idee voor haar toneelstuk

Naast Amma volgt het boek nog elf andere personages, waarvan de meeste zwarte Britse vrouwen zijn. Elk personage heeft een hoofdstuk, het zijn haast novelles op zich. Binnen de hoofdstukken overlappen hun levens wel, maar in feite kunnen hun ervaringen, sociale achtergrond, genderidentiteit en seksualiteit niet meer van elkaar verschillen.

The New Statesman schreef dat je Evaristo’s werk moet lezen om het huidige Groot-Brittannië te begrijpen. Of toch dat deel van de bevolking dat nog steeds onzichtbaar wordt gemaakt.

Bernardine Evaristo springt gemakkelijk van het verleden naar de toekomst; ze duikt zowel in de geschiedenis van Groot-Brittannië als in het persoonlijk verleden van de personages. Maar steeds zijn de verhalen stevig verankerd in het nu. Het zijn verhalen die deze tijd kenmerken en vormgeven. The New Statesman schreef niet voor niets dat je Evaristo’s werk moet lezen om het huidige Groot-Brittannië te begrijpen. Daaraan zou ik willen toevoegen: als je het Groot-Brittannië wil kennen van een deel van de bevolking dat nog steeds onzichtbaar wordt gemaakt. Meisje, vrouw, anders tekent hier – net zoals Steve McQueens vijfdelige filmreeks Small Axe, Michaela Coels BBC-serie This May Destroy You of Andrea Levy’s roman Small Island – verzet aan tegen een geschiedschrijving waarin zwarte mensen niet aan bod komen, tenzij als lijdend voorwerp of figurant. De vermelde werken ontwikkelen niet alleen een alternatieve historiografie, ze herijken ook de artistieke canon van Groot-Brittannië.

Je kinderen zijn je kinderen niet

Terwijl Amma haar status als radicale theatermaakster overpeinst, passeren andere personages de revue. Er is Amma’s negentienjarige dochter Yazz, die journalist wil worden om een eigen controversiële column te hebben, want ze heeft naar eigen zeggen veel te vertellen. Ze beschikt over een scherpe blik en een al even scherpe tong. Ze fileert alles en iedereen, niet het minst haar moeder. Haar rake observaties zijn irritant voor de ontvanger ervan, maar haar gedrag is in feite een uiting van haar onzekerheid over het leven. Yazz zoekt haar plek in een wereld die steeds complexer wordt. Ze noemt zichzelf geen feminist meer, want dat vindt ze een vorm van kuddegedrag. Het is volgens haar ook niet meer hip om een vrouw te zijn want de toekomst is aan de non-binairen.

Dit thema adresseert Evaristo ook via het personage Morgan, een trans activist die hun non-binaire identiteit vooral via sociale media probeert te navigeren. Hen wordt zelf moe van hun status als trans influencer op sociale media en heeft zich teruggetrokken in de natuur, met hun partner Bibi, een trans vrouw. Morgan wil gewoon een rustig leven, maar kan niet anders dan online blijven vechten voor gelijke rechten. Daarbij deinst hen er niet voor terug om op Twitter mensen expliciet aan te vallen, met in hun kielzog heel wat Twitteraars die de persoon in kwestie op de knieën proberen te dwingen.

De dialogen bevatten dezelfde discussies die sinds enkele jaren worden gevoerd binnen progressieve middens: over taalgebruik (white privilege), cancel culture en wokeness.

Zo wordt Amma’s vriendin Dominique beticht van transfobie omdat ze een festival organiseert voor als-vrouw-geboren vrouwen. Volgens haar zijn als-man-geboren vrouwen behandeld geweest als man, en kunnen ze dus niet dezelfde ervaringen hebben. Ze ontketent op die manier een hetze op Twitter, tot ze toegeeft en haar festival openstelt voor iedereen die zich als vrouw identificeert. Weliswaar tegen haar zin. Maar Amma herinnert Dominique eraan dat trans activisten net hetzelfde doen als wat zij queer vrouwen vroeger deden: gelijke rechten eisen.

Evaristo zet hier dus de ‘oude’ feministen Amma en Dominique tegenover de radicalere Yazz en activisten als Morgan. Volgens Yazz heeft de vorige generatie hun toekomst gehypothekeerd, en krijgen zij en haar leeftijdsgenoten een wereld in handen die niet meer recht te trekken is. De dialogen tussen deze personages zullen voor veel lezers wellicht vertrouwd aanvoelen. Het zijn dezelfde discussies die sinds enkele jaren worden gevoerd binnen progressieve middens: over taalgebruik (witte mensen, white privilege), cancel culture en wokeness.

Twee andere personages maken een diepe indruk, omdat hun levens misschien wel het meest herkenbaar zijn voor mij, een kind van migranten. De Nigeriaanse wiskundige Bummi migreert met haar gezin naar het Verenigd Koninkrijk, waar ze enkel werk vindt als poetsvrouw. Wanneer haar echtgenoot sterft, voedt ze haar dochter Carole alleen op. Carole werkt zich gaandeweg op uit de armoede. In tegenstelling tot haar moeder heeft zij het ‘gemaakt’. Maar vanbinnen wankelt ze. Na een traumatische ervaring heeft ze geleerd om zichzelf net genoeg onder controle te houden, zoals ze ook haar perfect gesteilde haren vastsnoert in een strenge knot. Ze wil niet opvallen. Haar ringtone is Vivaldi’s De vier jaargetijden. Pas wanneer ze alleen is, kan ze zichzelf zijn. Dan danst ze op de afrobeat van Fela Kuti:

ze laat het gaan
ze laat het vrij
niemand die kijkt
niemand die er iets van vindt
dan door naar James Brown, de ‘Godfather’ van de soul
get on up, Carole, get on up

en hogerop komen is precies waar ze mee bezig is als ze de glazen draaideur van
het hoge kantoorgebouw in stapt

Evaristo weet met pijnlijke precisie de relaties tussen moeders en dochters te schetsen.

Ondertussen heeft Bummi ook een kruis te dragen, en haar eigen geheimen te bewaren. Ze verricht een daad van zelfopoffering, die ze nooit aan haar dochter zal opbiechten. Net zoals Carole haar nooit zal vertellen waarom de grond onder haar voeten is weggevaagd. Ze kunnen niet bij elkaar terecht voor de persoonlijke tragedies die hun levens in een bepaalde richting hebben gekatapulteerd, waardoor ze steeds verder van elkaar weggeslingerd worden. Het is de vrees van veel eerstegeneratiemigranten: dat hun kinderen zich in geen tijd van hen en van hun cultuur vervreemden.

Evaristo weet met pijnlijke precisie de relaties tussen moeders en dochters te schetsen. Het zijn relaties die niet per se mooi zijn, of zelfs eerlijk. Ze hebben onbegrip voor de levenswijze van de ander, of beseffen dat ze de andere nooit zullen kunnen kneden naar hun eigen wensen. Kahlil Gibran schreef: ‘Je kinderen zijn je kinderen niet’. Tot die conclusie komen de moeders in dit boek ook.

Middelmatigheid is gelijkwaardigheid

Waar ze in haar semi-autobiografie Lara koos voor novel in verse, schreef Evaristo Meisje, vrouw, anders in een hybride vorm die het midden houdt tussen proza en poëzie. Fusion fiction, noemt ze het. Geen hoofdletters, lange zinnen, geen punt aan het einde van de zin. Die vorm staat haar toe om in het hoofd van een personage te kruipen, zich te laten leiden door de gedachtengang en vlotter te schakelen tussen verleden en heden.

Dé zwarte vrouwelijke ervaring bestaat niet. Ook niet in dit boek.

Af en toe laat ze haar personages een meer academisch discours hanteren, maar dat werkt niet overal even goed. Zinnen als ‘vanavond heeft het afro-gynocentrisme een heuse aardverschuiving veroorzaakt’ klinken dan behoorlijk hinderlijk. Los daarvan durft Evaristo meermaals de draak te steken met haar personages, waardoor je als lezer beseft dat het boek niet gewoon een andere wereld presenteert, maar deze ook aan een kritisch onderzoek onderwerpt.

Wie Meisje, vrouw, anders wil lezen om te weten hoe het is om een zwarte vrouw te zijn, is eraan voor de moeite. De levens van zwarte vrouwen zijn immers net zo uiteenlopend als de levens van witte mensen. Dé zwarte vrouwelijke ervaring bestaat niet. Een Nederlandse scenariste van kleur benoemde het in een Clubhouse-gesprek over representatie in film als volgt – en ik parafraseer: ‘Gelijkwaardigheid is: net zo middelmatig mogen zijn als witte mensen.’

Het boek toont ons dat er geen zwarte homogene community bestaat en dat zwarte vrouwen het ook oneens met elkaar kunnen zijn.

Al te vaak wordt van zwarte vrouwen verwacht om uitgebreid te vertellen over hun pijn en lijden, om hun ervaringen met misogynie en racisme (of: misogynoir) te illustreren met de meest smeuïge details, enkel en alleen om te bewijzen dat hun leed bestaat. Of zoals Heleen Debeuckelaere het omschreef in haar bijdrage aan de bundel Being Imposed Upon: ‘Toon mij jouw wonden en ik geloof dat je bloedt.’

Evaristo maakt er werk van om voorbij te gaan aan de anekdotiek van het lijden van zwarte vrouwen. Ze toont ons levens die soms wel maar vaak niet extreme dieptes kennen. Ze geeft gesprekken weer waarin ook tegenstellingen blootgelegd worden. Die tonen aan dat er geen zwarte homogene community bestaat en dat zwarte vrouwen het ook oneens met elkaar kunnen zijn. Dat zou een evidentie moeten zijn, maar helaas denken we vaak dat zwarte vrouwen elkaar allemaal kennen en regelmatig samenkomen om snode (en woke) plannetjes te smeden.

De personages blijven maar komen. En in die meerstemmigheid is er weinig ruimte voor verdieping.

En toch. Nadat we zo’n acht personages hebben leren kennen, begint het besef te dagen dat je als lezer wacht op iets wat niet zal komen: dat de afzonderlijke verhalen in elkaar zullen klikken en er vervolgens een wonderlijk geheel ontstaat. Dat heeft vooral met de mozaïekwerking te maken. De personages blijven maar komen. En in die meerstemmigheid is er weinig ruimte voor verdieping, waardoor je als lezer op je honger blijft zitten. De plotpoints beginnen geforceerd aan te voelen en de afwikkeling van de verhalen voelt weinig bevredigend. We leren de personages nooit écht goed kennen, waardoor ze niet de kans krijgen om zich in ons hoofd te nestelen. Dat is soms frustrerend, vooral omdat de personages onvergetelijk zouden kunnen zijn.

Evaristo toont ons een wereld die misschien niet ideaal is, maar wel hoopvol genoeg om naar te streven. Ze presenteert ons – liefdevol en empathisch – personages die onaf zijn, met gebreken en pretenties. Als je je weg probeert te vinden in de strijd van het dagelijkse leven, moet er genoeg ruimte zijn om fouten te mogen maken, om middelmatig te mogen zijn.