Meer reflectie!

Door Egon Vlerick, op Thu Sep 12 2019 22:00:00 GMT+0000

'Opnieuw beginnen, daarvoor zijn we al te lang bezig. Het zal er misschien eerder op aan komen het aanvankelijke begin - de betekenis van dat begin - opnieuw te doen opleven.' Met dit essay kroonde Egon Vlerick zich tot een van de vijf laureaten van onze essaywedstrijd met Het zoekend hert en Historische Uitgeverij.

Hoe geweldig toch, hoeveel we al niet hebben, hoe weinig nieuws we nodig hebben. En nog een geluk ook, want het is al laat, en het is vast wel al te laat voor iets volledig nieuws. Het is laat in ons leven - onze cultuur, zullen sommigen vast zeggen, of onze planeet - en de problemen waar we voor staan (toch enkele) zijn verstrengeld met het traject dat we afgelegd hebben, met de keuzes die we hebben gemaakt. Ik geloof er niks van dat problemen die even specifiek, even contingent zijn als het leven waaraan ze ontsproten zijn, kunnen opgelost worden door iets nieuws.

Opnieuw beginnen, daarvoor zijn we al te lang bezig. Het zal er misschien eerder op aan komen het aanvankelijke begin - de betekenis van dat begin - opnieuw te doen opleven. Dat is het mooie, denk ik, de mogelijkheid de frisheid van een nieuw begin opnieuw te kunnen proeven.

Dat het onevenwichtige tijden zijn zal wel kloppen. Maar het is wel een onevenwicht dat bijzonder oninteressant is

Wat is er dus aan de hand? Wellicht dat er ergens onderweg enkele dingen in onevenwicht zijn gebracht in het specifiek historische traject dat we hebben afgelegd. De balans is verstoord, niet tussen onszelf en de natuur, maar in de balans tussen de vermogens die dit traject zelf hebben mogelijk gemaakt.

Dat het onevenwichtige tijden zijn zal wel kloppen. Maar het is wel een onevenwicht dat bijzonder oninteressant is (en dat zeg ik niet als gedesinteresseerde buitenstaander, let op). Het is zeker niet het soort onevenwicht dat door overdreven spanning één richting wordt uitgeduwd. Vrienden van mij zijn grote liefhebbers van worstelen. Ik mag wel zeggen dat ik de aantrekking wel snap van zo´n krachtmeting. Daarvan heeft het onderhavige onevenwicht eigenlijk maar weinig weg. Het lijkt eerder zo dat iedereen maar aan aan zijn eigen gedacht vastklampt (kleeft aan de dingen met inbegrip van zichzelf zoals ze op de dingen kleven).

Ik bedoel, er is niet echt een interessante krachtmeting mogelijk tussen verschillende deelnemers aan de culturele arena (in ruime betekenis) als het nogal moeilijk blijkt voor de deelnemers om van zichzelf en de dingen los te komen en als men er zich naar gedraagt alsof er zelfs geen gedeelde ring is. Je moet kunnen loskomen van de dingen om met anderen in antagonie te treden. Het is eenvoudig: zonder dat je lucht aanbrengt tussen de dingen kan er niks schuiven en kan er geen interessante spanning zijn en zit alles vast.

Het is belangrijk na te denken hoe het mogelijk is om onze ideeën op betekenisvolle manier te belichamen.

Men denkt dat men het goed begrijpt, en iedereen denkt toch wel graag dat hij gelijk heeft. Niks mis mee, natuurlijk; ik heb ook graag gelijk. Maar wat er aan de hand is, is misschien dat er maar weinigen het zien zitten hun eigen gewicht in de strijd te werpen om hun gelijk zelf te halen. Dat betekent een weigering om te aanvaarden dat zelfs de grootste waarheid een lichaam moet hebben. Onze ideeën zweven niet in het ijle.

Het is belangrijk na te denken hoe het mogelijk is om onze ideeën te belichamen, en ze op betekenisvolle manier te belichamen. Belichamen wil zeggen dat we onze ideeën op de een of andere manier dus moeten toevoegen aan - meenemen in - het spanningsveld dat ons leven uitmaakt. Wat, zoals ik al suggereerde, niet kan als het niet lukt los te komen van de dingen. Een idee waar je op plakt kun je niet voeren.

Als wat ik vooraf zei de ruggengraat is van waar het om gaat, ga ik daar zeker niet nu van alles om heen hangen om de concrete situatie te reconstrueren. Integendeel, ik melk graag het merg uit de ruggengraat. Iedereen weet wel wat de concrete situatie is. Dat is niet omdat die ten enen male gegeven is, maar omdat ze door een zekere verhouding is onszelf en tussen onszelf is kunnen totstandkomen. Wat me niet interesseert is of er wel iets is waar we ons op betrekken. Net proberen we te begrijpen wat de mogelijkheid is van die betrekking.

Wat we uit het oog verliezen is het idee van reflexiviteit, een mooi idee van Immanuel Kant.

Als interessante spanning zeldzaam is geworden omdat we te veel op de dingen kleven, moet er ooit wel de mogelijkheid zijn geweest de afstand tot de dingen zo te verkleinen dat we er nu vlak op zitten. Wat we uit het oog verliezen is het idee van reflexiviteit, een mooi idee van Immanuel Kant - ik zei toch dat we in wezen niks nieuws nodig hebben - waarmee hij bedoelt de spanning waarmee we op fundamentele manier op de dingen betrokken zijn zonder door de dingen geabsorbeerd te raken.

Overigens verdienen zij ook onze enigszins afkeurende toon, die beweren dat het allemaal aan komt op de argumenten die je hanteert. Vaak zijn dat er die zich er vooral mee bezig houden het discours van de ander te fileren op zoek naar drogargumenten. Maar soms ook maken ze zelf een heel logische argumentatie en zijn dan wel zeer verbouwereerd dat hun argumenten niemand overtuigen. Ondertussen is duidelijk waarom: ze denken dat het gaat om de argumenten en dat het de taak is van de anderen (het zijn altijd de anderen die denkfouten maken) om zich door het licht van hun verlichting uit hun duisternis te laten leiden. Zo denk ik dat deze mensen de verlichting zien, alsof zij een soort zaklantaarn hebben waarmee ze de duisternis wegjagen.

Ik ga niet beweren dat ik met opzet nagelaten heb zelf argumenten te formuleren, maar ik meen wel dat argumenten geen enkele overredingskracht hebben als ze gewoon zweven in het ijle, boven en los van het spanningsveld. Krachtig worden argumenten pas als ze gevoerd worden vanuit een betrokken perspectief op de zaak, dus wanneer diegenen die ze voeren ze ten persoonlijken titel voeren, en niet vanuit een afstandelijke wetendheid. Precies moeten je argumenten, je ideeën gevoerd worden, en jij moet ze voeren.

Anders plak je op je argumenten, vorm je samen met je argumenten een kleverig klomp, buiten de spanning van de eigenlijke krachtmeting. Of althans zijn die argumenten enkel aantrekkelijk voor hen die ook op dezelfde manier aan dezelfde klomp vastkleven. Je moet bijvoorbeeld toch beseffen dat, als je vanuit een logische afstandelijkheid en morele superioriteit de andere partij nazi´s noemt, je het hen dan wel bijzonder makkelijk maakt om jou en je wereldvreemde positie aan de kant te zetten. Want het verwijt van wereldvreemd is snel gemaakt als je weigert deel te nemen aan de krachtmeting in de wereld.

Kun je je eigen idealen belichamen? En zo nee, ligt dat dan aan je idealen of aan jezelf?

Hier enkele vragen die trouwens interessanter zijn dan die naar wiens afstandelijke positie nu het deugdlijkst is: zijn de subjectieve condities van mijn leven wel voldoende dragend voor mijn idealen? Is mijn leven voldoende vruchtbare grond voor mijn ideeën om in te kiemen en om in eigen recht tot een kracht te kunnen uitgroeien? Kun je, kortom, je eigen idealen belichamen? En zo nee, ligt dat dan aan je idealen of aan jezelf? En hoe draagbaar is het idee dat we van onszelf hebben? Wie een groot idee wilt dragen kan maar beter heel sterk zijn.

Maar de reflectie dus. Het komt erop aan, uitgaande van de gespletenheid in de mens tussen zijn verschillende vermogens en krachten, de mogelijkheid tot harmonie te denken. Hoe begrijpen we onze redelijkheid, ons vermogen tot principes, die niet de onbelemmerde redelijkheid van engeltjes is, maar de rede van een wel zeer beperkt wezen. Zelfs de natuurwetten in hun algemene noodzakelijkheid worden gedacht door mensen die misschien hun tong uitsteken naar kleine kinderen of die een collectie schoenen hebben die niet in proportie zijn met de hoeveelheid voeten die ze maar hebben. Zelfs de universele morele wet moet door een verplichting gevoeld worden wil ze haar uitwerking hebben.

In het reflexieve moment neem je afstand tot jezelf, keer je op jezelf terug, en in die cirkelbeweging rust je volledige subjectiviteit in zichzelf (ze vindt niet haar vliegpunt in de constitutie van een object). Het reflexief oordeel, daarmee geef je iets aan jezelf dat geen kennis is, je geeft jezelf afstand, door het loskomen van de dingen en jezelf. Die lucht tussen jou en jezelf en de dingen maakt een spanningsverhouding mogelijk.

We kunnen onszelf niet kennen, omdat we geen alziend oog naar binnen hebben.

Kant spreekt over een rustig verwijlen naar aanleiding van iets contingent. Hijzelf heeft het vaak over een roodborstje waarvan het gezang hem zo bekoorde. Dat contingente element is van groot belang: je kunt het niet zuiver a priori, maar enkel door te passeren langs het gevoel. Het herinnert aan onze eindigheid en dat het voor eindige wezens slechts dankzij de heuglijke contingentie is dat je toegang hebt tot de dingen.

We kunnen onszelf niet kennen, omdat we geen alziend oog naar binnen hebben, en alles wat we van onszelf waarnemen is fragmentarisch. Maar naar aanleiding van iets schoons voelen we kort wie we zijn, tot waartoe we in staat zijn. Je keert op jezelf terug, je staat op dezelfde plek, maar die kleine cirkelbeweging maakt alle verschil van de wereld uit.

De reflectie bij iets particuliers dat ons doet verstillen doorbreekt de monotonie van het op de dingen gekleefd zijn. Het herinnert ons eraan dat we er ons op betrekken en dat we er niet op hoeven te kleven. We voelen waar in onze particuliere lichamelijkheid de grond vruchtbaar is om te cultiveren, opdat die idealen van ons er kunnen kiemen. Dat betekent dat niet langer alles op elkaar plakt. De mogelijkheid tot afstand nemen brengt lucht aan, ploegt je subjectiviteit om. De reflectie doorbreekt de aangekorste koek van de monotonie, geabsorbeerd te zijn door de dingen. Als je in de reflectie afstand neemt, dan is het net om tot jezelf en de dingen terug te keren, niet om er vlucht van te nemen.

Even op afstand zijn van jezelf opent de mogelijkheid ook de anderen te betrekken.

De reflectie bij het schone herinnert ons eraan dat we een lichaam hebben. Het verstand kan zijn grenzen denken, maar door de reflectie bij het schone voelen we onze eindigheid op eminente manier. Dat wil zeggen, wat in ons aanwezig is (contingent en eindig) is sterk genoeg, niet omwille van, maar dankzij die eindigheid. Als je dat voelt, de subjectiviteit die op zichzelf terugkeert, dan begrijp je ook dat je bij alle gedachten iets voelt - van die over daimlederen schoenen tot gedachten over je eigen idealen. (Je kunt nooit iets kennen, als je er niet tenminste ook toe aangetrokken bent om het te kennen.) Kortom: de reflectie herinnert aan de plek van waaruit je spreekt, en dat jij het bent die aan het woord is.

We kennen onszelf niet, en wie niet af en toe door de reflexiviteit zichzelf voelt krijgt al snel een akelig ontlichaamd denken. Is mijn leven de vruchtbare grond voor mijn idealen? Het geschenk van de reflectie bij het schone zal bij het antwoord van die vraag mijn leidraad zijn.

Even op afstand zijn van jezelf opent de mogelijkheid ook de anderen te betrekken. Inderdaad, met een reflexief oordeel ga je bijna zo ver om een gedeelde betrekking tussen mensen in het leven te roepen enkel opdat je de anderen zou kunnen overtuigen (Kant noemt dat sensus communis). Je eist die betrekking, omdat die er feitelijk niet is, maar altijd tot stand moet worden gebracht. Het evenwicht dat je in jezelf voelt in de reflectie wil je delen. En net zoals wat bij de reflectie maar even gevoeld wordt, is ook de door de gedeelde reflectie mogelijk gemaakte sensus communis niet voor eens en altijd verworven, maar is het een spanningsverhouding die steeds opnieuw moet bijgesteld worden.

De sensus communis is het een spanningsverhouding die steeds opnieuw moet bijgesteld worden.

Je raakt uit de eenzaamheid van het op de dingen gekleefd zijn, en door je eigen smaakoordeel een universeel geldig cachet te willen geven betrek je de hele mensengemeenschap. Met de eis tot instemming wil je eigenlijk dat er de mogelijkheid is tot gedeelde betrekking. Nooit zal je iets kennen of iets doen als je het niet ook wilt kennen of wilt doen. Maar dat verlichting meer een kwestie is van willen dan van weten wisten we al in de de achttiende eeuw.

De mogelijkheid tot uitnodiging om de dingen samen met jou te bekijken is het begin van al de rest. Het was de initiële mogelijkheid van alles wat we nu hebben. Laten we het herleven, want het maakt ons leven uit.