Lieve stewardess

Door Astrid H. Roemer, op Tue Sep 10 2024 14:30:00 GMT+0000

Astrid H. Roemer richt zich in haar eerste brief tot de stewardess, ideaalbeeld van zorgzaamheid. Door haar stralende aanwezigheid smelt de vliegangst van de auteur langzaam weg. Tijdens de tocht over de oceaan denkt Roemer aan het moment dat haar moeder stierf. ‘Moeders gaan ook gewoon dood. Ja, toch?! Had er nota bene bijgestaan.’

Lieve stewardess

Binnenkort maak ik opnieuw een vliegreis over de Atlantische Oceaan. Negen uren in de lucht. Paramaribo Amsterdam. En als het goed gaat met mij nog eens acht uren richting New York om mijn lief te horen&zien zingen, dan nog eens zes uren naar mijn geboorteland terug per KL 747. In het tijdbestek van nog geen maand. Deze data verontrusten mij. Bij Sao Paulo in Brasil is recentelijk een klein passagiersvliegtuig uit de lucht getuimeld. Iedereen kon het zien gebeuren. Tuimelen, vallen uit de hemel tot het een vlammenzee werd, op een willekeurige plek in een bewoonde wijk. 64 doden. Het houdt mij bezig. Hebben de passagiers geschreeuwd? Is iedereen blijven zitten met de stoelriemen vast? Wie is het langste met het hoofd erbij gebleven? Jij? Jullie? Er waren medisch specialisten aan boord onderweg naar een congres over kanker. Misschien nieuwe bevindingen over diagnose en behandeling uitwisselen. Ik heb iets gelezen over anderen, enkele personen die het vliegtuig hadden gemist en nog een verhaal kunnen vertellen. De anekdote over het feit dat hun bestaan toevallig niet is weggevallen in een ogenblik dat drie minuten heeft geduurd. Ik ken de verongelukten niet en ook al hebben hun telefoontoestellen en andere digitale eigendommen hen overleefd, hun ervaren tragiek blijft een raadsel. Reddingswerkers verzamelden alles wat te redden was. De oplaaiende vuurtongen die likten aan een afgebroken cockpit hadden het slanke lijf, de staart en de vleugels reeds tot as verwoest. In dat lijf hebben mensen gevangen gezeten. Personen zoals ik. Ook het soort vrouwen aan wie ik deze brief schrijf. De dames waar cabaretier Toon Hermans zo lief over spreekt: ‘Ja … deze dames kunnen neen zeggen in meer dan zeven talen!’ Het is duidelijk dat heer Hermans genoot van jullie aanwezigheid in de cityhopper van Schiphol naar Parijs!

Hebben de passagiers geschreeuwd? Is iedereen blijven zitten met de stoelriemen vast? Wie is het langste met het hoofd erbij gebleven?

Lieve stewardess, ik ken dat gevoel. Het is alsof jouw aanwezigheid het vliegen de moeite waard maakt. Ik formuleer het verkeerd. Jouw aanwezigheid maakt dat ik met mijn aandacht niet blijf steken bij wat er staat te gebeuren. Een voertuig dat tonnen weegt gaat met mij de lucht in. En het is begrijpelijk dat jij, terwijl ik stoer binnenstrompel, mij stralend ontvangt. Hartelijk begroet. Hulpvaardig toesnelt. Jij met je glimlach, je goed onderhouden gelaat, je slanke en sterke lijf. Goedgekleed. Welbespraakt. Nergens waar ik kom als passagier van een vlucht heb ik een slechtgehumeurde stewardess gespot. Ook op het vliegveld niet. Zit ik onrustig voor me uit te staren tijdens een overstap, dan vindt mijn blik opeens waar ik helemaal rustig van wordt. De dames in goed zittende kleding met een chique koffer op wieltjes onderweg naar ergens. Naar een vliegtuig? Naar een hotelkamer? Naar hun huiskamer ergens in een stad waar geliefden wachten misschien. Meestal spreken ze niet. Dikwijls zijn ze samen met elkaar. Ze hebben altijd dezelfde handbagage beet. Vastberaden tempo. Haar soms kort. Vaak schijnbaar los maar in een knot. Hun schoenen? Het soort dat ik zelf graag kies. Elegant. Geen pumps. Horen de schoenen bij het uniform? ‘Het is geen uniform’, heb ik je ooit tegen een passagier horen zeggen: ‘Meneer, het is mijn beroepskleding!’ Je had dat echt erg beminnelijk gezegd en met een glimlach. Ben je thuis ook zo geduldig, denk ik. Begrijp dat jij vooral bent ingezet om ons te kalmeren. Mij kalmeer je inderdaad tot ik gegespt ben en schichtig kan zien naast wie ik vastzit.

Bloedmooi waren ze ook weer. Allen blond. Lichte ogen. Ik kon ze wel opvreten.

Neem de korte vlucht die ik vorig jaar tussen twee Europese steden heb gemaakt. Bloedmooi waren ze ook weer. Allen blond. Lichte ogen. Ik kon ze wel opvreten. Zelden eet ik aan boord, maar de boterham met kaas die mij werd aangereikt, heeft nooit eerder zoveel honger gestild. Ik formuleer het weer verkeerd. Ik bedoel, jullie, jij, u-mevrouw-in beroepskleding: voor mij ben jij de bruisende vitaliteit in levenden lijve! Nooit ongesteld tijdens een vlucht? Als het even kan liever niet, maar liefdesverdriet is erger! Heeft een dame die niet meer vliegt mij toevertrouwd. Zij had verduidelijkt: een tampon vervangen in een plee waar iedereen komt gaat makkelijk, maar je geliefde kwijtraken tijdens een dienstreis in hetzelfde vliegtuig, is vreselijk onhandig! Ik heb er ervaring mee. We vlogen samen terug uit Iowa en onderweg naar Amsterdam werd het kerstmis. Iets brak onherstelbaar terwijl mijn huisgenoot pal naast mij zat in een gangpadzetel. Uiteraard, ongeveer zoals bij voorspeld onweer, had ik de bui reeds zien hangen. De lichtflitsen. De knal. Jij, mooie meid, die rondging met champagne en kaviaar, hebt niet kunnen weten waarom ik niets daarvan nam. Ik vroeg om een dekentje. Drapeerde het over mijn gelaat en was echt van de wereld. Ik had kerstnacht in hemelse sferen willen vieren met ‘een geliefde’ bij de schitterende dames van de koninklijke vliegmaatschappij. Ook al wist ik dat wij intussen in wezen niets persoonlijks te vieren hadden, mijn huisgenoot en ik. Maar kerstnacht is een publiek gebeuren, ja toch!? Jij, jullie, u-mevrouw bent even stil blijven staan bij ons en vriendelijk zei je: Kan ik iets voor jullie betekenen? Ik had mijn fris blauw dekentje aangereikt gekregen en ik hoorde mijn lief om koffie-zwart bedelen haast. De stewardess schoof mij een half glas gin toe. Ik rook verse koffie. Verder kerstnachtstilte bij ons. Ik kon iets feestelijks voelen bij de andere passagiers. Iets van thuis bij mijn mama wanneer zij mij glimlachend hielp in weer een nieuwe kerstfeestjapon die zij zelf had gemaakt voor mij. Toen ik wakker werd kon ik vanaf een zijraampje Nederland zien liggen. Ik nam mij voor voortaan zonder partner te vliegen. Tenslotte ben ik moederziel alleen ter wereld gekomen ooit. Dus Holland zonder partner moet lukken, ja toch?! Een nieuwe dag gloorde. Ook toen. Mijn lijf is goed in het verwerken van wat dan ook. Mijn blik volgt altijd geamuseerd iedereen die langs schuift voor sanitaire behoeften. Durf niet te vragen waar al het spul in flikkert. Waren ze uitgeput? De dames die heen en weer vliegen als bedienend personeel in werkelijk bomvolle vliegtuigen en die van stoel naar stoel gaan en vice versa van stad naar stad? Jullie voelen het vast in de benen maar, ach: wij kunnen niet zonder elkaar, mevrouw!

Ik had kerstnacht in hemelse sferen willen vieren met ‘een geliefde’ bij de schitterende dames van de koninklijke vliegmaatschappij.

Sinds ik regelmatig Paramaribo moet verlaten om het belang van de Surinaamse literatuur te dienen en, meer specifiek, ook om mijn eigen geesteskinderen meer ruimte te gunnen dan het Nederlandstalige grondgebied, sindsdien ben ik meer dan ooit gevoelig voor nieuws omtrent het vliegverkeer. Ik had mij omstreeks 2015 voorgenomen geen gebruik te maken van het luchtverkeer. Milieuoverwegingen. Maar ik schrok wel eens wakker van de onmogelijkheid mijn geboorteland ooit weer te kunnen bereiken. Een mogelijkheid was per vrachtschip. Kon mijzelf niet zien in een dergelijke situatie. Dagenlang oceaan. Een vrouw alleen. Overal ruige kerels. En ik bestudeerde elke vliegtuigcrash. Lag wakker als het passagiersvliegtuigen betrof. Op een dag word ik uitgenodigd in New York. Een naar het Engels vertaalde roman van mij had een opzienbarende comeback gemaakt. Ik smelt zowat. Had drie trans-Atlantische vluchten achter de rug binnen een kwartaal. De laatste keer bij aankomst onbehoorlijk gehuild. Voor het eerst naar vliegveld Zanderij waar mama nooit meer wacht met haar stralende glimlach. Moeders gaan ook gewoon dood. Ja, toch?! Had er nota bene bijgestaan. Ik spatte uiteen van schrik die fatale morgen. Wil haar terugroepen. Schreeuwen dat het gemeen is om mij alleen achter te laten in een wereld die ik maar niet leer kennen. Bevries. Kan de groene bodybag niet vergeten. Ben wekenlang mijn gevoel van ruimte&tijd kwijt. Mijn bloeddruk zakt van uiterst ideaal naar angstwekkend laag. Heb het gevoel dat ik de lucht in schiet als niemand mij vasthoudt. Geen probleem, beweren specialisten. Ik verbrand traag. Mijn lijf pleegt verzet tegen natuurlijke mogelijkheden van verval. Binnenshuis is alles overzichtelijk en haast statisch. Mijn brein wil de natuurlijke vergankelijkheid tegenwerken. Voel er niets voor mij te verplaatsen naar buiten. Ik zit uren stil. Op mijn bureaustoel. Mijn gedachten worden als ruimtes die gevuld raken, niet met rouwgevoelens van gemis, maar tot mijn verwondering met klanken. Muziek. Flarden uit een ver verleden. Een stem. Een gelaat. Erotisch verlangen overweldigt mij. Alles wat mij 75 jaren lang gelukkig heeft gemaakt, is door breinactiviteit verzameld en als een zoeklicht de mensenwereld in gestraald. Om te vinden wat ik een mensenleven lang onderweg naar mijn moeders dood heb verloren? Om te bewijzen dat de natuur elke leegte met nieuw licht vult?! Ik formuleer verkeerd en zelfs onvolledig. Want, ik kon het scrollen niet laten. Maar … Hoe kan een digitaal mensbeeld mijn lijf binnendringen met een kracht die dieper gaat dan die van de enige man aan wie ik mij ooit heb gegeven en met genoegen? En zo vlak na moeders dood! Omdat wat ik zoek mij ook zoekt!? Ik wil in New York zijn. Waar zij woont wil ik tot mijzelf komen.

Mijn bloeddruk zakt van uiterst ideaal naar angstwekkend laag. Heb het gevoel dat ik de lucht in schiet als niemand mij vasthoudt.

Zo grondig als mogelijk verzamel ik informatie over vliegroutes Paramaribo–New York. En ik stuit op conflicten bij de vliegtuigbranche die ik altijd blindelings heb vertrouwd. Niet helemaal. Ik weet dat er zwaar wordt bezuinigd. Ik heb dat gemerkt aan sommige toestellen die Paramaribo aandoen. Ze zijn verouderd. ‘Net als ik’, mompel ik. Maar kijk mij eens probleemloos mens zijn, ja toch!? Er woeden onzekerheden over veiligheid bij Boeing. En af en toe gebeurt er ook iets akeligs. Een whistleblower onverwacht dood. Ik denk dikwijls aan jullie tot wie ik mij richt, lieve stewardessen. Hebben ook jullie slapeloze nachten vlak voor weer een dienstreis? Aandachtig heb ik gevolgd hoe zorgvuldig de taken worden uitgevoerd door ieder van jullie. Bij elke vlucht weer. De piloten zijn grandioos. Hun vliegtuigen maken zachte landingen en ook het opstijgen is een wonder van techniek en vakmanschap. Toch neemt mijn twijfel toe. Ik probeer andere maatschappijen. Andere vliegroutes. Andere zogenoemde kisten. De voertaal aan boord is Spaans, Engels, Portugees. Bij Caribbean Airlines kreeg ik van stewardessen die etnisch lijken op mij een echte rum-cola met ijsblokjes en citroenschijf aangereikt omdat ik in de New York Times stond. Van verlegenheid kocht ik te veel potjes hot-sauce. En UA 6027 Copa Airlines, met een Latijns-Amerikaanse crew die een tussenlanding maakte in Ecuador, heeft bewerkstelligd dat ik begrijp en beter voel dat er meer Zuid-Amerikaanse grond is om te bewonen dan mijn moederland. Het was een nachtvlucht. En ik kon voelen hoe het toestel boorde door het luchtruim. Ja, we gaan hard, zei de piloot, want aan deze kant is er ’s nachts weinig vliegverkeer. Ik ben blij dat ik na zes uren vliegen in de walmende Amazonehitte van mijn geboorteland kan kalmeren van een jetlag. Geluk is immers met mij. In New York had ik een tafelplaats kunnen krijgen op het concert van mijn ‘digitale geliefde’. Sta prompt bij haar. Pak haar hand. Wij zijn echt. Zij noemt mijn naam. Ik fluister iets dwaas. Een droomreis. Per businessclass van Amsterdam naar Amerika. Samenlopen van omstandigheden die maken dat ik mij als confetti gedraag. Maakt niet uit waar ik word uitgestrooid als er maar feest is. Een topdiner. Top dranken. Top stoel. En een New York dat mij gaf wat mij opnieuw in beweging brengt. Fysiek heb ik ze niet bij me. Een Pretty American Girlie met een stem die mij verwart. Een prestigieuze medaille vanwege de vertaling van mijn feministisch-geclassificeerde debuutroman. Ik ervaar ze!

Jij doet mij vergeten dat ik vreselijk bang ben om in smeltend aluminium om te komen, in een oceaan te verdwijnen en voor eeuwig zoek te geraken in een wildernis.

En de dames in beroepskleding die van hun werk houden en van iedereen die aan hen wordt toevertrouwd? Zij blijven glimlachen. Naar mij als passagier. Naar medereizigers die ik niet kan waarnemen. Heb een duur ticket. Ik voel me als een boreling in de wieg. Herboren. Lieve stewardess: jij doet mij vergeten dat ik vreselijk bang ben om in smeltend aluminium om te komen, in een oceaan te verdwijnen en voor eeuwig zoek te geraken in een wildernis. Lieve stewardess, jij vraagt of ik goed vastzit. Jij brengt mij een welkomstdrank. Jij snackt mij. Serveert een meergangendiner. Schenkt wijn. Dekt mij toe en hangt over mij heen om op fluistertoon te melden dat wij de bestemming haast hebben bereikt. Ik vraag naar de lokale kloktijd. Verzet de wijzers van mijn klokje. Verzamel mijzelf. Gesp me vrij. Jij vraagt nog of ik een klein ontbijt wens. Thee of koffie. Een sapje misschien? Ik weet jullie namen nooit. Onthoud jullie gelaten niet. Maar onvergetelijk is de aandacht waarmee je mij omringt in het luchtruim. Ik fluister: ‘Hartelijk dank, mevrouw’. Je glimlacht. Je knikt. Ik voel hoe nerveus je bent. Ook jij verlangt naar vaste grond onder de voeten. Wij zijn niet omgekomen. En ook de crash van een love affair heeft mij niet kapot gekregen. Ik ga. ‘Mooie meiden hebt u aan boord gehad’, zeg ik en passant tegen de piloot. Hij bloost. Ik heb embryonaal vertrouwen in uw crew. Hij knikt. Elke vliegreis emotioneert mij. Vliegen blijft hemeltergend. Lieve stewardess, waar zou ik toch zijn zonder jou?

Astrid H. Roemer