Lieve inclusieve #4
Door Gable Roelofsen, Nancy Jouwe, op Wed Nov 25 2020 23:00:00 GMT+0000Dekoloniseren van jezelf en anderen, kijken door een inclusieve bril én snappen welke gevoeligheden er bestaan in de kunsten waar de witte blik nog steeds leidinggevend is, leer je niet zomaar. In de vierde en vooralsnog laatste aflevering van ‘Lieve Inclusieve’ verschuift het perspectief van de Afrikaanse naar de Aziatische diaspora en geven Nan van Houte en Neske Beks het woord aan cultuurhistoricus Nancy Jouwe en acteur-regisseur Gable Roelofsen om hierover hierover in gesprek te gaan.
Hey Gable
We kennen elkaar niet, sterker nog, ik kan me zelfs niet herinneren dat we elkaar ooit live hebben gezien, maar misschien herinner jij het je anders. Ons recente gesprek online was in ieder geval fijn en het leek net, zoals dat wel vaker gaat met Indo’s onder elkaar – mensen met Indonesische en Nederlandse roots, wiens voorouders in koloniaal Nederlands-Indië hebben gewoond – of ik met een jongere neef aan het praten was.
Hoe heeft jouw Indische familie Nederland ervaren en wanneer begon dat?
Meermaals vertelde mijn Indische moeder over de Haagse schoolbanken in de jaren 1930, en hoe witte Haagse kinderen haar uitscholden. In het decennium erna herbergde mijn Indische oma een Joodse onderduiker in de Haagse Stokroosstraat, terwijl mijn moeder te werk werd gesteld in een fabriek door de Duitsers en tijdens de hongerwinter boerderijen afliep. Intussen liep mijn Papoea-vader aan de andere kant van de wereld, in het meest oostelijke deel van wat nu Indonesië is – toen Nederlands Nieuw-Guinea genaamd – een Japanse kogel in zijn been op. Ik ben vergeten welk been. Hij ligt begraven in zijn geboortegrond in Papoea, ik kan het hem niet meer vragen.
Deze twee werelden ontmoetten elkaar in Den Haag in 1949 tijdens de Ronde Tafel Conferentie, waar Nederland en Indonesië samenkwamen na vier jaar oorlog waarin Indonesië hard had gevochten voor haar onafhankelijkheid. Mijn moeder hielp tijdens de conferentie met vertalen, mijn vader werd vanuit Nederlands Nieuw-Guinea naar Den Haag gestuurd om als Papoea-delegatielid erbij aanwezig te zijn als waarnemer. Hij was 25 jaar en maakte zijn eerste Europese winter mee. Op foto’s ziet hij er sharply dressed en suave uit. Mijn moeder, een echte schoonheid, stal onmiddellijk mijn vaders hart. En terwijl een liefde opbloeide, werd daar tijdens de Ronde Tafel Conferentie door Nederland en Indonesië onderhandeld over de soevereiniteit. Ik zeg expres onderhandelen, want Nederland eiste 6,5 miljard gulden ‘in genoegdoening’ van Indonesië. Uiteindelijk betaalde Indonesië een kleine 4 miljard gulden (omgerekend zo’n 17 miljard euro nu), waarna ze stopten met betalen aan Nederland mid-jaren 1950. De een z’n onafhankelijkheid was de ander z’n economische opbouw.
Je ziet het vaker, de kolonisator die staatkundige banden moet verbreken maar dan ‘vrolijk’ doorgaat met economisch koloniseren.
Je ziet het vaker, de kolonisator die staatkundige banden moet verbreken maar dan ‘vrolijk’ doorgaat met economisch koloniseren. Zoals jij weet, schrijf ik regelmatig over het slavernijverleden en dit verhaal herinnert mij aan Haïti. De tot slaafgemaakte Afrikanen bevochten Frans kolonialisme succesvol en werden onafhankelijk in 1804. Maar de Fransen keerden 21 jaar later terug en eisten alsnog een krankzinnig bedrag van Haïti onder groot machtsvertoon. Dat is Haïti nooit helemaal te boven gekomen.
In het geval van Indonesië liep het anders. Indonesië koloniseerde zelf op gewelddadige wijze Oost-Timor en Papoea, waar de grootste goudvoorraad ter wereld ligt. Mijn ouders, die elkaar het jawoord gaven begin jaren 1950 in Den Haag en daarna naar Papoea vertrokken om een onafhankelijke staat te helpen opbouwen, kwamen als politiek vluchtelingen terug op Schiphol in augustus 1962. Dankzij die vlucht ben ik ter wereld gekomen want mijn vader, die inmiddels een politiek leider was en de ontwerper van de vlag voor een onafhankelijk West Papoea (de vlag heet Morgenster), zou anders waarschijnlijk vermoord zijn door de Indonesiërs. Mijn vier oudere broers kenden een tijd ervóór maar toen ik geboren werd, waren wij inmiddels een familie in ballingschap geworden. Ik was het kind van ballingen. Daarom waarschijnlijk stond ik al op mijn twaalfde op een groot podium in de Jaarbeurs in Utrecht te vertellen over het lot van de Papoea’s. Wat volgde, waren jaren waarin ik petities meeschreef, lobbyde bij de VN, meetings mee organiseerde en op internationale conferenties sprak over Papoea.
Dit jaar, ruim veertig jaar later, eindigde ik mijn speech tijdens een Black Lives Matter-demonstratie met de woorden ‘Papuan Lives Matter’ waarop duizenden mensen mee scandeerden. Mijn vader had dat wel gewaardeerd. Hij reisde in de jaren 1960 diverse Afrikaanse landen af, op zoek naar transnationale zwarte solidariteit met Papoea in een dekoloniserende wereld.
In een briefkaart schreef ik mijn ouders dat ik, nu ik hun geboortegrond had geroken en gevoeld, hen kon zien als de autonome, mooie en sterke mensen die ze waren.
Op zijn 25ste kwam mijn vader voor het eerst naar Nederland, ik was 25 jaar toen ik de geboorteplaatsen van mijn ouders bezocht: Solo in Midden-Java en Jayapura in het puntje van Oost-Indonesië. In een briefkaart schreef ik mijn ouders dat ik, nu ik hun geboortegrond had geroken en gevoeld, hen kon zien als de autonome, mooie en sterke mensen die ze waren. Wat waren hun werelden verschillend! Tegelijkertijd waren het twee mensen die elkaar begrepen en diverse conflicten van de 20ste eeuw met eigen ogen hadden gezien en overleefd. Ik was close met beide ouders, maar mijn relatie met mijn vader was complex. Hij, de patriarch, duldde geen tegenspraak, we botsten regelmatig. Dat ik liefdesrelaties onderhield met vrouwen hielp ook niet, maar toch was hij hartelijk naar degenen die ik voorstelde. Herken je dat patriarchale in jouw familie?
Het zou een mooi eerbetoon aan Frans Lopulalan zijn als er een toneelbewerking van Onder De Sneeuw een Indisch Graf zou worden gemaakt. Dit is geen hint, meer een losse gedachte.
Een van mijn vele vragen aan je was of je de prachtige novelle Onder De Sneeuw een Indisch Graf van Frans Lopulalan had gelezen (je kende het nog niet), over Molukse jeugdjaren in de koude Hollandse polder. Ook in Lopulalans werk komt die ingewikkelde relatie met een dominante vader aan de orde. En nu moet ik je helaas vertellen dat Frans Lopulalan vlak na ons gesprek overleden is. Het zou een mooi eerbetoon aan hem zijn als er een toneelbewerking van zijn novelle zou worden gemaakt. Dit is geen hint, meer een losse gedachte.
Lopulalan ontmoette ik via mijn Molukse levenspartner Wim Manuhutu. Ik herinner me dat hij flink rookte en hoekig was, iemand met een eigen mening en een literaire stem. In 2009, toen ik nog artistiek directeur was, nodigde ik Lopulalan uit als spreker in de Utrechtse wijk Lombok. Ik was het project Linken Leggen Lombok gestart met het Moluks Historisch Museum en St. Papua Cultureel Erfgoed. Uitgangspunt waren de straatnamen van de Indische buurt Lombok en de link tussen de straatnamen en gemeenschappen die deze koloniale geschiedenis belichamen zoals Indo’s, Papoea’s, Molukkers en ook Belanda Hitam (Zwarte Hollanders): de nazaten van West-Afrikaanse soldaten die in de 19e eeuw geronseld werden voor Nederlands-Indië. Tijdens dat project ontdekten we dat een van de straten Sapoerahof heette: DAT IS DUS EEN FOUTE SPELLING. Ik word weer kwaad terwijl ik dit opschrijf. Het moet Saparoeahof zijn van Saparua: het Molukse eiland waar mijn schoonvader is geboren. Ook Frans Lopulalans familie kwam van dat eiland, zoals de documentaire Zoon van Porto uit 2011 laat zien.
En zo praat ik tegen je aan, een jongere Indo-neef die ik net heb ontmoet.
Ik zie ernaar uit je werk te gaan bekijken. Wij, die in de diaspora leven, ontmoeten in feite ons leven lang nieuwe familieleden. Het is ons lot en een cadeau.
Nancy Jouwe
Hallo lieve Nancy Jouwe
‘Oma was van bamboe,’ zegt mijn grote zus altijd. Omdat zij diplomatiek meebewoog maar nooit brak. De generatie van mijn grootouders is onrecht aangedaan. Ik kan er soms niet aan uit hoe het hen lukte sommigen dingen te slikken. Maar als je de waarden van degene die je onderdrukt hebt geïnternaliseerd, dan snap ik de reflex die zij hadden om altijd mee te bewegen en pijn weg te redeneren. Een reflex die ik overigens nog steeds zie bij de generatie van mijn vader en soms ook bij mensen van mijn eigen leeftijd.
Drie jaar geleden overleed mijn Chinees-Ambonese grootmoeder. Haar laaste week heb ik samen met mijn vele neefjes en nichtjes om de beurt bij haar gewaakt. Ik werd in die kamer getroffen door haar fragiele oerkracht. Een paar dagen na de dood van mijn grootmoeder vroeg een van mijn beste vrienden wat ik van zijn documentaire vond. Het was een film over Afrikaanse Facebook scammers. In een eerdere versie toonde hij zowel de Afrikaanse jongens in internetcafés als de Nederlandse huisvrouwen die door hen waren afgezet. Een paradoxaal portret van een karmische verknoping.
In de versie die ik uiteindelijk op televisie zag, was de blik op Nederland weggeknipt en zagen we enkel nog de camera van een witte maker op Afrikaanse jonge mannen. De wederkerigheid was weg. Ik kon in de week waarin de matriarch van onze familie stierf, niet anders dan m’n mond opendoen en opkomen voor de wederkerigheid. Daarmee was helaas een van mijn grootste vriendschappen voorbij. Iemand aanspreken op onkritisch herhalen van koloniale verhoudingen kan explosief zijn.
Iemand aanspreken op onkritisch herhalen van koloniale verhoudingen kan explosief zijn.
De Nederlander gooit (als oud-kolonisator van het huidige Indonesië, waar wij allebei verschillende takken onze wortels hebben) alle geschiedenissen en afkomsten vaak op een hoop. Moeten we dan van de lezers van rekto: verso vragen allerlei nuances op te vangen over bijvoorbeeld mijn grootmoeder die een Ambonese-Peranakan-Chinese afkomst had en van het eiland Ternate komt of over mijn Nederlands-Indische grootvader die komt uit Malang, Oost-Java en die in de jaren vijftig van de vorige eeuw onder het rumoerige gesternte van de dekolonisatie naar Nederland kwamen?
Ik wil graag vertellen over hun leven in een contractpension of over hun tijd als buitenkampers in de Tweede Wereldoorlog. Maar deze brief is gericht aan jou en ik hoef jou als specialist in cultuurgeschiedenissen niets te vertellen over de koloniale historie. Je hebt vaak moeten omgaan met de witte weerstand tegen het besef dat onze overzeese geschiedenis ook Europese geschiedenis is en dus rondzingt in ons aller culturele DNA. Je bent een van de mensen die vergeten levens en verzwegen feiten helpen duiden voor volgende generaties. En je werk toont de uitwerking van die geschiedenissen op onze huidige sociale en maatschappelijke verhoudingen.
Mijn meerbloedige grootouders waren diep gevormd door de koloniale rangen en standenmaatschappij. Door de boeken van Marion Bloem leerde ik inzien dat het klopje op de schouder dat mijn oma zichzelf gaf ten koste van de Marokkaans Nederlandse vrouw naast haar in de rij voor de marktkraam geen geïsoleerd detail is. Maar eerder een tekenend voorbeeld dat de koloniale verdeel-en-heerssystematiek ook ver na de onafhankelijkheid van Indonesië in alle nazaten van de vroegere koloniale wereld doorechoot.
Nu de wereld een zeker omslagpunt inzake het gesprek over dekolonisatie lijkt te bereiken, mogen we niet vergeten hoeveel weerstand er tegen dit proces was en is. Ik probeer bij te dragen aan deze omslag met een groep bi-culturele makers van kleur genaamd The need for legacy. Een groep die probeert de blinde vlekken van het Nederlands podiumkunstenarchief enigszins te dichten en het theaterhistorische onderwijs op de kunsthogescholen te herzien. Ik werk op plekken waar het ontzettend ingewikkeld is om oude verhoudingen niet kritiekloos na te bootsen. Zoals bij de fondsen en raden of in de opera en de klassieke/moderne muziek. In die kunsten heerst zelfs een dermate heftig hiërarchisch denken dat ik niet langer kan ontkennen dat met het kritiekloos vieren van de klassieke muziek je ook witte superioriteit viert.
Ik kan niet langer ontkennen dat met het kritiekloos vieren van de klassieke muziek je ook witte superioriteit viert.
Je vertelde in ons voorgesprek over Frans Lopulalan. Marion Bloem schrijft in haar recente boek Indo over zijn legacy. De Indo had meer kansen in Nederland dan de Molukker of mensen uit het toenmalige Nieuw-Guinea. Marion, die zelf in haar leven vaak is tegengewerkt, deelt in haar boek haar woede over het gebrek aan erkenning dat Lopulalan ten deel viel. Op de treden van privilege kunnen we elkaar helpen om vergeten of weggedrukte stemmen te doen klinken.
Het koloniale systeem in het voormalige Nederlands Indië maakte gradaties aan de hand van kleur en afkomst. Als je donkerder was, moest je ervoor zorgen dat je met kleding, opleiding, een huwelijk, carrière, of door goed op je woorden te letten, niet aan de verkeerde kant van de kleurlijn viel. Ik werk in het theater en in de opera. Ik ging naar een school met aanzien in Maastricht. Ik vraag me nu af of mijn wens om acteur en regisseur te worden niet ook een jacht naar een trede hoger was? Natuurlijk gaat het in deze zogenaamd meritocratische neo-kapitalistische wereld altijd over het verwerven van cultureel en maatschappelijk kapitaal. Maar gooi je het element kleur in die treetjesstrijd dan neemt de wedstrijd een gevaarlijke vlucht. Iedereen zou moeten starten met kritisch navigeren door ons door eeuwenlange koloniale verhoudingen en ongelijkheid bezwaarde culturele veld.
Vorig jaar zat ik bij een overleg tussen schouwburgdirecteuren dat werd voorgezeten door een beroemd oud-politica. Ik was vereerd uitgenodigd te zijn. Ik had mijn batik hemd aangedaan. Tijdens het diner vroeg de directeur van een kunstenfonds of ik ook niet vond dat mensen uit de Nederlands-Caribische diaspora zich niet te luidruchtig en activistisch opstellen. Ik voelde me tegen m'n collega's met wortels in de west uitgespeeld. Dit was verdeel-en-heers pur sang. Maar ik hield mijn mond, vond de woorden niet. Gelukkig zijn er meer en meer momenten dat ik die woorden wel vind.
We leven in een bevoorrechte tijd. Ondanks alle weerstand is er ruimte ontstaan om pijnlijke verhoudingen te bespreken en tot mooie inzichten om te werken. Ik ken je nog maar net maar herkende jou ook als een soort dekoloniaal familielid. Al spreek ik liever over kinship. We leven in een bevoorrechte tijd. Er is gesprek en we staan minder alleen. Mensen delen kennis, boeken en namen… Ik ga Lopulalan lezen. Ik zag op Instagram dat jouw echte neefje studeert aan het conservatorium om componist te worden. Ik kijk uit naar onze volgende, hopelijk live, ontmoeting. Misschien inspireert Lopulalan ons ooit tot post-koloniaal muziektheater. Laten we blijven decoden en zo de verhoudingen verder herschikken.
Heel veel lieve hartelijke groeten
Gable Roelofsen
Lieve Inclusieve sluit voorlopig nog af met 1 slotaflevering in Theatermaker van The need for legacy. Daarna onderzoeken Nan Van Houte en Neske Beks wat een Lieve Inclusieve podcast te bieden heeft.