Jan Scaramanga I: reactie op Wouter Hillaert
Door Marius Meremans, op Thu Jan 21 2021 17:30:00 GMT+0000'De lange mars door de instellingen', zo fileerde Wouter Hillaert het cultuurbeleid van Jan Jambon op rekto:verso. Vlaams Parlementslid Marius Meremans (N-VA) schiet met scherp terug. 'N-VA heeft niet de minste interesse om te bepalen welk theaterstuk op de planken komt, of welke artiest voor het voetlicht treedt.'
Onlangs presenteerde Wouter Hillaert in rekto:verso zijn bedenkingen bij de nakende wijziging van het Kunstendecreet. Uiteraard begrijp ik ten volle dat een decreetswijziging nervositeit veroorzaakt in de sector, en dat mensen hun bezorgdheden willen uiten. Wat mij zorgen baart, is de grond van die bezorgdheden: halve waarheden, slecht gelezen teksten en vermoedens die durven overhellen naar complotdenken. Het lijkt soms op de plot van een spionageromannetje.
Het lijkt er sterk op dat Hillaert het N-VA-hoofdkwartier beschouwt als een schaduwrijk bolwerk waar men snode listen bedenkt om de sector hardhandig te onderwerpen.
Ik geef het eerlijk toe: ik ben geen fan van James Bondfilms. Maar als kwisser is het mijn plicht om de namen van alle Bondgirls en -boeven uit het hoofd te kennen. Ik heb wel sterke vermoedens dat een gerenommeerd cultuurkenner als Wouter Hillaert dol is op 007. Dat leid ik af uit het feit dat hij Jan Jambon dezelfde kwaliteiten toedicht als huurmoordenaar Francisco Scaramanga of Auric Goldfinger, een notoir dealer in goud. Het lijkt er ook sterk op dat hij het N-VA-hoofdkwartier beschouwt als een schaduwrijk bolwerk waar men gniffelend allerlei snode listen bedenkt om de cultuursector hardhandig te onderwerpen.
Kortom: de Vlaams-nationalisten werken aan een ‘Evil Plan’, waartegen de goegemeente moet worden beschermd … Elk weldenkend mens hoopt bij het lezen van de opinie dat Hillaert dit eerder hyperbolisch bedoelt, of zelfs ironisch. Niets van dat alles – hij is bloedserieus. Complotdenken is misschien geen voorrecht van Trump-aanhangers alleen, niettemin blijkt het tot mijn spijt ook verspreid bij een deel van onze culturele elite.
Een gewijzigd Kunstendecreet
Welaan dan, laat ons eerst even ingaan op de inhoud. Het voorontwerp Kunstendecreet is net voor Kerstmis goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Momenteel laat de Raad van State zijn licht schijnen over die tekst. Uiteraard volgt nog de behandeling in de Commissie Cultuur en de plenaire vergadering.
Eerst en vooral wil ik iedereen uitdagen om eens goed na te gaan welke maatregelen door Jambon zijn ingeroepen om de sector te helpen. We zien behoud, zelfs toename, van subsidies, noodfondsen, compensatiepremies, relancemiddelen, culturele activiteitenpremie … - en dat telkens in overleg met de sector. De activiteitenpremie is trouwens een succes, het budget van 35 miljoen euro is quasi uitgeput door ongeveer 12.000 aanvragen. Hierdoor kregen artiesten zekerheid over uitbetaling van hun gage, ook als hun optreden niet kan doorgaan door corona-overmacht.
Corona geldt niet als excuus om een verbetering van het cultuurbeleid te parkeren.
Terug naar het Kunstendecreet. Bij de regeringsverklaring klonk er al kritiek op de plannen tot wijziging. Corona versterkte die kritiek, met als argumenten: ’t is crisis, de sector is met andere zaken bezig, bezwaar hen niet met een wijziging die alles op z’n kop zet. Volgens sommigen zouden we dus best alle plannen die vermeld stonden in het regeerakkoord vergeten omwille van COVID-19. Over die kritiek eerst een blijde boodschap: er wordt niet zo gek veel gewijzigd aan het decreet. De minder blijde boodschap: corona geldt volgens mij niet als excuus om een verbetering van het cultuurbeleid te parkeren, laat staan afspraken binnen het regeerakkoord niet na te komen. Stilstand zou, zeker met corona, een ramp betekenen voor de sector. Bovendien loop ik niet wild van kiezersbedrog.
Wat Hillaert vooral de ogen uitsteekt is de vermaledijde tienjarige subsidie voor de zogenoemde ‘kerninstellingen’. Hij ziet daarin de stormram waarmee het door hem verfoeide ‘rechtse’ Vlaams-nationalisme een ‘lange mars door de instellingen’ wil aanvangen. Meer bepaald vreest hij de beheersovereenkomsten die daarmee gepaard gaan en loert volgens hem de politisering om de hoek. Een hersenspinsel. Wat ligt er dan wel voor?
Het waarom van de kerninstellingen
Vlak voor de verkiezingen vonden op het kabinet-Bourgeois gesprekken plaats met verschillende organisaties, waaronder de drie stadstheaters. Ik was daar ook bij. Van een kabinet-Jambon en een N-VA-Minister van Cultuur was nog geen sprake – de kiezer moest de kaarten nog uitdelen. Jammer wel voor de plot van de complottheorie. De stadstheaters wilden meer financiële zekerheid en polsten in dat kader naar de mogelijkheid om uit te groeien tot Vlaamse Kunstinstelling. Logische vraag, er bewoog op dat vlak wel wat: Vooruit en het Concertgebouw in Brugge waren net erkend. Het is ook het volste recht van de stadstheaters om dit te claimen. Net zoals dit geldt voor een rits andere kunstenorganisaties.
De vragen van verschillende kunstenorganisaties én de N-VA-bekommernis om de status van Vlaamse Kunstinstelling gaven aanleiding tot de ontwikkeling van de kerninstellingen.
Die zoektocht naar stabiele financiering viel ook toen al niet bij iedereen in goede aarde. Ik herinner mij het debat in kunstencentrum Vooruit op 9 september 2019. Michaël de Cock, hoofd van de Brusselse KVS, en de stadstheaters kregen kritiek uit de sector zelf. Ze zouden enkel voor zichzelf een mooi statuut versieren en de andere organisaties daardoor in de steek laten. ‘Afzonderingspolitiek‘, zo omschreef Tom Bonte, toenmalig directeur van de Beursschouwburg, het in De Standaard.
Ik begrijp zowel de vraag om stabiele, langdurige financiering als de roep om solidariteit binnen de sector. Een antwoord op de eerste vraag ligt binnen de mogelijkheden van de politiek, het antwoord op de tweede vraag moet de sector zélf ontwikkelen. Verder ben ik - persoonlijk - geen voorstander van een ongebreidelde groei van Vlaamse Kunstinstellingen. Ik vrees voor inflatie van de waarde van het instrument. De Vlaamse Regering draagt kandidaten voor, hanteert een aparte beoordelingsprocedure en gaat in mijn ogen best bedachtzaam om met deze verantwoordelijkheid.
Uiteindelijk gaven de vragen van verschillende kunstenorganisaties en de N-VA-bekommernis om de status van Vlaamse Kunstinstelling aanleiding tot de ontwikkeling van een nieuw instrument: de tienjarige subsidie, alias ‘de kerninstellingen’. Dit is verder uitgewerkt in het voorontwerp dat nu op tafel ligt, samen met een reeks andere maatregelen binnen het Kunstendecreet. Voor alle duidelijkheid: we hebben geen enkele moeite om hierover het debat te voeren. Dat debat moet dan wel eerlijk verlopen. Gratuite veronderstellingen en verdachtmakingen blijven dus best achterwege. Laat ons de geverfde bizonshoofden maar op een ander continent houden. Om maar te zeggen dat ik me afvraag of Hillaert en ik wel hetzelfde voorontwerp hebben gelezen.
Zo begrijp ik niet waar hij het vandaan haalt dat de kerninstellingen de politisering van de cultuursector inhouden. Nergens wordt er vermeld dat beheersovereenkomsten gepaard gaan met politieke mandaten in raden van bestuur. Dat is je reinste desinformatie. Bewijs? Sla er het antwoord van minister Jambon maar op na in de Commissie Cultuur van 7 januari 2021. Daar zegt hij heel duidelijk dat de autonomie van de instellingen bewaard blijft.
Geen geheim akkoord
Ik kan me inbeelden dat dit idee voortkomt uit een beperkte kennis van wat een beheersovereenkomst doet. Spoiler alert: het is geen geheim akkoord met de overheid dat je best wantrouwt. Wel regel je via een beheersovereenkomst de afspraken tussen subsidiërende overheid en de gefinancierde instelling. Je bakent de verantwoordelijkheden af tussen de Vlaamse overheid en de stad of gemeente waar de instelling is gehuisvest. Je verduidelijkt de versterkende rol van de instelling in het hele ecosysteem van de sector. Daarin zal de zogenaamde landschapscommissie – een autonome beoordelingscommissie – een belangrijke zeg hebben. Om in aanmerking te komen voor een subsidie van dubbele termijn zijn er extra voorwaarden, dat klopt. Deze zijn transparant en het is een beoordelingscommissie die adviseert over de dossiers. Dit alles onder het motto: goede afspraken maken goede vrienden. Bepaald sinister kan ik dat niet noemen.
Wil Hillaert een regering die niet zijn politieke voorkeur wegdraagt een hak zetten? Is dat depolitisering van de kunsten?
Het is niet aan een politieke partij om te bepalen welk theaterstuk op de planken komt, welke artiest voor het voetlicht treedt, of welk instrument in een zaal weerklinkt. En zeker N-VA, een partij die altijd de kaart trekt van autonomie, ondernemingszin en creativiteit, heeft daar niet de minste interesse in. Laat dit nu voor eens en altijd duidelijk zijn.
Vandaar ook dat mijn kunstminnend hart stilstond bij de oproep van Wouter Hillaert om zeker niet in te tekenen op de mogelijkheid voor een dubbele subsidietermijn. De vraag om financiële zekerheid weerklinkt al zo lang. Nu die mogelijkheid er komt, moet je die volgens Hillaert links laten liggen. Waarom? Wil hij een regering die niet zijn politieke voorkeur wegdraagt een hak zetten? Is dat depolitisering van de kunsten? Of wil hij werknemers en kunstenorganisaties een langetermijnperspectief en financiële zekerheid ontzeggen? Bijzonder cynisch in het licht van de coronacrisis die genadeloos inhakt op het inkomen van zoveel cultuurprofessionals. Is dat dan de solidariteit die hij voorstaat?
Zo’n oproep tot solidariteit klinkt wel warm, maar heeft ook een vies kantje. Hij zet mensen met de rug tegen de muur. Want wat met hen die Hillaerts oproep niet volgen? Worden ze zorgvuldig geturfd en op een zwarte lijst gezet? Gelden ze als ‘collaborateurs‘ die meeheulen met ‘de vijand’ in deze ‘cultuurstrijd’? Dat zou ik pas als intimiderend beschouwen, en een inbreuk op de autonomie van cultuurorganisaties. Hillaert gebruikt hier een polariserend discours dat ik eerlijk gezegd niet van zijn pen verwachtte.
Gelukkig overheerst het blinde activisme of rücksichtslose eenheidsdenken niet in de sector. Afgelopen zomer, maar ook recent nog kregen we vragen van organisaties naar informatie over de voorwaarden om ‘kerninstelling‘ te worden. De interesse is er dus, nu nog de decretale mogelijkheid scheppen. En tot slot een warme oproep: laat ons vooral het debat voeren, maar - alsjeblieft – op een ernstige wijze. Dat verdient onze Vlaamse cultuur, toch?