Jagen op konijnen met een machinegeweer
Door Sibo Kanobana, op Tue Feb 27 2018 23:00:00 GMT+0000Morgen is er in de Vooruit in Gent de boekvoorstelling van ZWART, de veelbesproken verhalenbundel van negentien Vlaamse en Nederlandse auteurs met Afrikaanse roots. Begin deze maand publiceerde Jamal Ouariachi er in Vrij Nederland al een opgemerkte kritische analyse van. ‘ZWART is een racistisch pamflet’, luidde zijn rigoureuze conclusie. Zelf vind ik deze bundel, ondanks zijn gebreken, een mijlpaal in de letteren.
Beste Jamal,
In je bespreking noem je ZWART ‘omgekeerd racisme’. Bij het stuk van Seada Nourhussen spreek je zelfs van radicalisering! Straffe taal voor Nourhussens onschuldige uiting van terechte frustratie. Hardnekkig positioneer je haar als de oorzaak van haar eigen situatie en keur je haar voorkeur af om met lotgenoten pijnlijke ervaringen te delen.
Je bent boos, of zo klink je toch.
Ik vind dat je nogal makkelijk bonte conclusies trekt. Je bent boos, of zo klink je toch. Ik vrees dat ik je daarom ook niet zal kunnen overtuigen, of zelfs maar zal kunnen aanzetten tot zelfreflectie. Ik deel immers dezelfde inzichten als Seada, al trek ik niet per se dezelfde conclusies – want ik ga wel nog in debat met witte mensen over racisme. Stap voor stap wil ik hier je recensie analyseren en hopen dat je kan inzien dat ZWART, ongeacht literaire kwaliteiten, een mooi initiatief is. Lees dit niet als een aanval, eerder als een dialoog.
Stoute witte mannen?
Uit je recensie leid ik af hoe je het boek gelezen hebt: je las de inleiding, vervolgens de schrijvers die al een zekere bekendheid hebben (Seada Nourhussen, Ahmad Al Malik, Vamba Sherif en Chika Unigwe) en ten slotte scande je de andere bijdragen. Waarom zeg ik dat?
Wel, ik was ook niet helemaal tevreden met de inleiding van Vamba Sherif en Ebissé Rouw. Alleen heb ik daar heel andere redenen voor dan jij. Ik ben er zelf ook niet van overtuigd dat alles te verklaren valt omdat ‘het deurbeleid van de letteren racistisch is’, zoals de inleiders schrijven. Maar niemand spreekt over racisme zoals jij het blijkt te begrijpen: stoute witte mannen die met opzet zwarten uitsluiten.
Je verwijst daarvoor naar opiniestukken uit 2015 van de Surinaams-Nederlandse schrijver Karin Amatmoekrim in De Groene Amsterdammer en Ebissé Rouw in NRC Handelsblad. Allebei stellen ze daarin dat de ‘meerwaarde van schrijvers met een complex beeld van wat etniciteit inhoudt’ meer erkenning verdient. En dat de Nederlandse letteren, vergeleken met de Britse literaire wereld, daar op z’n minst wantrouwig tegenover staan.
Je maakt van hun genuanceerde betoog niet alleen een karikatuur, door het te herleiden tot ‘een klaagzang tegen witheid’. Je voelt blijkbaar ook de nood om hun uitspraken te ontkrachten. Je roept cijfers in die moeten aantonen dat de Nederlandse letteren het toch niet zo slecht doen. En je maakt een pseudo-sociologische analyse: Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond zouden minder interesse hebben voor literatuur omdat ‘een carrière in de kunsten voor kinderen van migranten nu niet bepaald een voor de hand liggende keuze is’. Want, zo schrijf je: ‘Zij worden toch vooral gestimuleerd een beroep te kiezen dat een zo groot mogelijke salariszekerheid met zich meebrengt; hun ouders zijn verdomme niet voor niets in het rijke Westen hun geluk komen beproeven!’
Maar wie een carrière als topvoetballer, popmuzikant of danser ambieert, heeft toch evenmin salariszekerheid? Nochtans zie je in die sectoren net wel veel jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Je verklaring gaat niet op.
Ofwel ben je niet helemaal eerlijk, ofwel lees je wat je wil lezen.
En waarom zien we zwarte literaire stemmen wel een interessante plaats krijgen in de Britse letteren, terwijl Nederland en het Verenigd Koninkrijk demografisch nochtans niet heel sterk van elkaar verschillen? De Afrikaanse diaspora vertegenwoordigt in het VK, net als in Nederland, ongeveer 3% van de totale bevolking. En ook in het VK zijn zwarte burgers oververtegenwoordigd in de lagere sociaaleconomische lagen van de maatschappij.
Ik beweer niet dat alles koek en ei is over het Kanaal, maar waarom zien we die stemmen niet in Nederland of in Vlaanderen? Die vraag wil je zelfs niet onderwerpen aan kritisch onderzoek. Het is voor jou een non-feit, jij leest alleen maar ‘racisme’. Ofwel ben je niet helemaal eerlijk, ofwel lees je wat je wil lezen. En niet wat er staat.
We negeren allemaal
De inleiding van ZWART suggereert dat verhalen met een zwart perspectief genegeerd worden. Je stoort je aan die stelling, je ziet het als ‘actief doen alsof die verhalen niet bestaan’. Je hanteert een nogal strikte interpretatie van dat ‘negeren’. Negeren kan evengoed gezien worden als ‘geen aandacht besteden aan’, of iets beschouwen als irrelevant. Waarom men een zwart perspectief irrelevant vindt, heeft niets te maken met een actieve en moedwillige ontkenning. Maar jij ziet het wel zo, terwijl Sherif en Rouw volgens mij vooral aandacht willen schenken aan de onbewuste mechanismen die ervoor zorgen dat het Afro-Europese verhaal niet gezien of onbelangrijk geacht wordt.
Dat is geen actie van alleen witte mensen tegen zwarte mensen. Het zit in ons systeem. In plaats van sociologische en economische argumenten aan te halen voor de vermeende desinteresse van zwarte burgers in een literaire carrière, kan het dus interessanter zijn om zich af te vragen of zwarte burgers, die ook deel uit maken van dat systeem, misschien hun eigen verhalen negeren. Zien ze hun eigen verhalen ook als irrelevant en onbelangrijk, en voelen ze daarom schroom om ze te vertellen? Heb je daar ooit over nagedacht?
Nu, ik kan niet spreken voor Sherif en Rouw, maar ik las in elk geval geen beschuldiging van witte mensen, wel de omschrijving van een sociaal mechanisme. Ze schrijven dat inderdaad niet zo expliciet als ik zelf wellicht gedaan had, maar ze schrijven evenmin wat jij beweert: dat de witte mens actief – en doelbewust – doet alsof die verhalen er niet zijn. Misschien is dat dan ook de grootste zwakte van die inleiding.
Meer dan 500 jaar
Ik las in de inleiding van ZWART ook een aantal suggesties waar ik niet helemaal tevreden mee was. Sherif en Rouws korte omschrijving van de relatie tussen Afrika en de Lage Landen is grillig en niet helemaal precies. Het feit dat Nederland meer dan 200 jaar een West-Afrikaanse kolonie had, komt nauwelijks aan bod. Noch dat uit die kolonie niet alleen slaven kwamen, maar ook vooraanstaande Afro-Europese burgers zoals Jacobus Capitein (1717-1747) of de Duitse filosoof Anton Wilhelm Amo (1703-1759).
ZWART is een enorm diverse bundel, met als enige gemene deler de etnische achtergrond van de schrijvers.
Bovendien kadert de inleiding de Afro-Europese ervaring als eerst en vooral een migratieverhaal, terwijl de Afro-Europese ervaring voor mij vooral gaat over eeuwen van relaties, connecties en machtsverhoudingen. Het Afro-Europese verhaal begint niet met de postkoloniale migratie van Afrikanen in Europa, wel met de Europese rooftocht van de hele wereld vanaf de zestiende eeuw en de onvermijdelijke interacties die eruit zijn voortgekomen.
Rouw en Sherif interpreteren verder het feit dat Anousha Nzume met haar boek Hallo witte mensen niet wordt erkend als de Nederlandse Ta-Nehisi Coates, als het wegzetten van een zwarte Nederlandse denker ‘als zijnde inferieur’. Maar die vergelijking gaat echt niet op. Met alle respect voor Nzume, maar Hallo witte mensen kan jammer genoeg niet tippen aan het prachtige en subtiele werk van de Afro-Amerikaanse auteur Ta-Nehisi Coates. Ik vraag me eerlijk gezegd af of Nzume zelfs die ambitie had.
Zwart in al zijn schakeringen
Beste Jamal, had je na de inleiding meteen ook de eerste bijdrage gelezen, dan zou je misschien iets meer enthousiasme tonen. ‘Begrafenis’ van Simone Atangana Bekono is een universeel verhaal, waar de kleur of de etniciteit van de personages zich eigenlijk helemaal niet laat raden, zelfs irrelevant blijkt te zijn. Je mag het als lezer helemaal zelf inkleuren. Na de nogal warrige inleiding is dat eerste verhaal een ware opluchting. En het is niet het enige verhaal dat kleur overstijgt: ook het opgenomen proza van Anousha Nzume, Ahmad Al Malik en Babah Tarawally doet dat, plus het essay van Kiza Magendane.
ZWART is dus een enorm diverse bundel, met als enige gemene deler de etnische achtergrond van de schrijvers. Dat is wat jij er zo vreemd en zelfs verwerpelijk aan vindt, omdat het bewust focust op Afro-Europese auteurs. Maar dat is net de doelstelling, de hele idee achter dit boek. Wil je het daarom geen enkel krediet geven? Nochtans zit het boek vol diversiteit: alle ervaringen van verschillende migratiegeschiedenissen, adoptie, mixed race, gemengde relaties… komen aan bod.
Wat zou je trouwens vinden van een verhalenbundel met alleen witte auteurs? Die zou zeker gewoon ‘een verhalenbundel’ heten. ZWART schudt je een beetje door elkaar. ZWART doet wat de maatschappelijke structuren al eeuwenlang doen: mensen van Afrikaanse origine in één zak gooien. Alleen doen de samenstellers nu gewoon iets positiefs met dat negatieve feit. Hun keuze is veeleer een gevolg van die maatschappelijke context waarin de zwarte identiteit vorm krijgt, dan een aanval ertegen. Mij lijkt het evident wat hier de kip en wat het ei is. Jou duidelijk nog niet.
Identiteit: een constante dialoog
Je ziet niet dat ZWART absoluut geen betoog is voor een essentialistische invulling van wat zwart wel moge betekenen. Integendeel, het daagt net elk idee over zwart zijn uit. Voor mij hadden Rouw en Sherif zelfs nog gerust een stap verder mogen gaan. Jij vindt het racistisch dat het boek zich focust op één groep mensen, ik vond het net jammer dat de Afro-Europese ervaring beperkt wordt tot de directe link tussen de Lage Landen en Afrika, terwijl ook de Afrikaanse diaspora uit Suriname en de Antillen een duidelijke stempel gedrukt heeft op de Lage Landen.
Het netwerk van Afro-Europese denkers is jong, maar wel in volle ontwikkeling.
De inleiding verwijst wel naar de Afrikaanse invloeden in de Antillen en de négritude-beweging in de Franstalige wereld, maar in tegenstelling tot die beweging – die nadrukkelijk de brug slaat tussen Afrika en de Afrikaanse diaspora – verkiest ZWART om de Afro-Europese literatuur, hoewel divers, toch te beperken. De samenstellers hadden daar wellicht goede (praktische?) redenen voor, maar maken die niet duidelijk in hun inleiding.
De blog afroeurope.blogspot.be, waarop Erik Kambel en ikzelf de meeste bijdragen schreven, wilde net wel die link maken. In de traditie van de négritude wilden we een brug slaan tussen de Antilliaanse, Afro-Surinaamse, Afro-Latino, Afro-Amerikaanse en Afrikaanse ervaring, niet alleen in de Lage Landen maar over heel Europa: de Afrikaanse diaspora in al haar complexiteit en diversiteit.
Maar daar zou jij, Jamal, het zeker niet mee eens zijn. Je betwijfelt zelfs of de Afro-Europese identiteit bestaat. Hoe is het mogelijk dat een groep mensen – uiterst divers op cultureel, linguïstisch en zelfs genetisch vlak – zichzelf omschrijft als één identiteit? Wel, ten eerste omdat ze dezelfde ervaring delen: de witte blik en het westerse imperialisme. En ten tweede omdat ze identiteit niet traditioneel begrijpen, maar als een dynamisch en divers geheel, een constante dialoog.
Je stelt terecht: ‘We vinden het al zo moeilijk vast te stellen wat de Nederlandse identiteit is, Europa wil maar geen eenheid worden.’ Maar dat is omdat je identiteit blijft zien als een monolithisch en statisch ding dat je kan ‘vaststellen’ en als het ware in een doosje kan stoppen. De Afro-Europese identiteit zou je net van die illusie moeten afhelpen. Het netwerk van Afro-Europese denkers is jong, maar wel in volle ontwikkeling. Je gelooft het misschien niet, maar dit boek is daar een stuk van.
Op zoek naar fouten
Zag je dat er in ZWART ook ruimte is voor zelfkritiek en zelfrelflectie? Jammer genoeg heb je erover gekeken. Je vindt het stuk ‘Wij zijn meer dan onze kleur’ van Kiza Magendane belachelijk, maar heb je het wel echt gelezen? Het sluit nochtans naadloos aan bij je bezwaren. Magendane geeft duidelijk aan dat hij niet ‘zwart’ wil zijn, maar dat de omstandigheden hem in dat hoekje hebben gedrumd. Hij vertelt dat hij op het Nederlandse platteland gewoon Kiza kon zijn, en niet ‘de zwarte’, maar dat hij in de grootstad plots ‘kleur moest bekennen’ en zichzelf als ‘zwart’ moest postioneren om ‘iemand’ te zijn. Heb je dat gelezen? Hij gaat verder in op die complexiteit en juicht niet, hij contempleert en bevraagt.
Je schrijft ook dat de bundel boordevol taalfouten zit. Dat is wat overdreven, maar er staan inderdaad fouten in, wat ontoelaatbaar is. Voor mijzelf waren taalfouten altijd mijn grootste angst. Ik ben opgegroeid met het besef dat ik geen fouten mag maken. Als ik een fout maak, word ik daar dubbel voor afgestraft. Maar net nu we op onze computer allemaal een spellingscontrole hebben, komen taal- en spelfouten in print steeds meer voor. Verrassend is wel dat die fouten vooral te vinden zijn in de teksten van een aantal gevestigde auteurs, waarvan ik vermoed dat je ze eerst gelezen hebt. De andere jonge en beginnende auteurs leken me de regeltjes van de standaardtaal mooi te volgen.
Het gros van de teksten zijn persoonlijke mijmeringen.
Je reactie gaf me spontaan zin om een verhaal te schrijven vol fouten, gewoon om een punt te maken. Is dat nu echt zo belangrijk? En indien wel, wees dan eerlijk en spreek van sporadische fouten. Zelfs al leg je de eindverantwoordelijkheid bij de uitgever van dit boek, toch lijk je mij dit probleem (dat steeds vaker voorkomt in alle publicaties) handig te gebruiken om het hele boek in diskrediet te brengen.
Vele ‘ikken’
Je stoort je ook aan de stijl, je maakt je druk over het overmatige gebruik van ‘ik’ en over ‘een gebrekkige beheersing van universele schrijf- en vertelwetten’. Hoewel ik wel benieuwd ben naar wat die wetten precies zijn (je bespaart je de moeite om die te expliciteren), zie ik dat niet echt als een probleem. Wetten in de literatuur – en in de kunsten in het algemeen – kunnen gerust uitgedaagd worden, dat maakt literatuur net zo boeiend. In plaats van een ‘gebrekkige beheersing’ had je even goed kunnen spreken van een ‘gedurfde uitdaging’.
Je stoort je wellicht aan een bundel die zichzelf als ‘literatuur’ bestempelt, terwijl het gros van de teksten persoonlijke mijmeringen zijn. Misschien hanteer je een nogal strikte interpretatie van wat ‘literatuur’ genoemd mag worden, dat is je volste recht. Ik verwachtte trouwens ook fictie en proza. Het valt helemaal anders uit.
De samenstellers proberen bij elke tekst wel aan te geven over welk genre het gaat (essay, kort verhaal, beschouwing, jeugdherinnering…), maar ik kan me niet ontdoen van het gevoel dat het bijna allemaal autobiografische teksten zijn, die expliciet verwijzen naar de persoonlijke ervaringen van de auteur. Slechts vijf van de twintig teksten – waarvan eentje in de ik-vorm – zijn ‘klassiek’ proza.
Maar dat zou je evengoed als de sterkte van het boek kunnen zien. De diversiteit aan perspectieven en ervaringen, én het losbreken van de ‘schrijf- en vertelwetten’, zijn misschien nog de meest interessante aspecten van dit boek. Jij schuift Teju Cole naar voren als voorbeeld, als waardevolle tegenpool voor de literatuur die Sherif en Rouw hier presenteren. Maar ik herken de schrijfstijl van zijn sterk autobiografische teksten in de ik-vorm als een duidelijke inspiratiebron voor heel wat van de bijdragen van de jongere auteurs.
Ik wil nu niet beweren dat de kwaliteit van alle verhalen altijd even hoog is, of zelfs kan tippen aan Teju Cole of Chimamanda Ngozi Adichie. Een aantal bijdragen kunnen inderdaad veel beter. Ik hoop bijvoorbeeld dat lezers van Dalilla Hermans’ ‘Zwarte gedachten’ toch nog de moeite zullen doen om haar Brief aan Cooper te lezen. Terwijl ik dat autobiografische boek echt een klein meesterwerkje vond, laat haar ‘beschouwing’ uit ZWART jammer genoeg veel minder indruk na.
Neske Beks schijft een essay zonder veel samenhang, wat ten koste gaat van de inhoud die ze probeert weer te geven. ‘Paris Noir’ van Hélène Christelle Munganyende had ik misschien een sympathieke blogpost gevonden, maar moest dit wel gepubliceerd worden? Er zitten heel wat jonge en beginnende schrijvers bij en ik was – net zoals jij – niet erg overtuigd van de vertelkracht bij Clarisse Gargard of Alphonse Muambi. Toch ben ik geprikkeld en kijk ik uit naar wat ze in de toekomst nog zullen schrijven.
Basta en vrij
Al bij al maakte dit boek me blij, zelfs al zijn de meeste verhalen behoorlijk somber. Net als jij ben ik geen objectieve lezer, Jamal, want mijn eigen achtergrond en huidskleur kleuren (ha!) mijn ervaring met dit boek positief in. Emotioneel bevalt me dit initiatief, punt, en ik moet dat niet beargumenteren. Rationeel ben ik soms bang dat zwarte identiteit, hoewel vandaag nog heel open voor een diverse interpretatie, morgen misschien geëssentialiseerd zal worden. Ik hoop van niet, maar ik vrees dat reacties zoals die van jou niet echt helpen om de nuance te bewaren.
Zie je dan niet dat iedereen ‘radicaliseert’?
Ik weet alvast dat Sherif en Rouw de beste bedoelingen hebben en ruimte hebben gelaten om een essentialistische kijk op ‘zwart zijn’ in dit boek te problematiseren: mijn gemengde gevoelens bleken ook een plaats te krijgen in dit initiatief.
Jij zegt je te storen aan ‘de totale, to-ta-le obsessie met huidskleur en het koloniale verleden (alsof de geschiedenis geen enkel ander tijdperk heeft gekend)’. Hoe komt het dat je je op geen enkel moment afvraagt waar dat dan vandaan zou komen? Hebben de Afro-Europeanen hun complexen, obsessies en hersenkronkels dan alleen aan zichzelf te danken? Speelt de omgeving en de geschiedenis geen enkele rol? En zie je dan niet dat iedereen ‘radicaliseert’? Zie je dat dan niet?
Misschien omdat we ons zo veilig voelen in ons netwerkje van gelijkgezinden (op de sociale media), misschien gewoon omdat we nu de vrijheid hebben om basta te zeggen, om foert te zeggen. Je probeert je niet af te vragen waar dat allemaal vandaan komt. Je veroordeelt en stopt daar.
Nochtans gaat het boek in op die vraag. De schrijvers uiten ook twijfels, voelen zichzelf niet altijd gemakkelijk bij hun observaties. Zwart is niet zwart-wit, echt niet. Maar je lijkt wel verblind en weigert de schakeringen te zien. Had je het boek maar gelezen. Of toch op z’n minst: onbevooroordeeld gelezen.
Zwart narcisme
Nu, je eindigt je kritiek met een pertinente observatie. Heel wat verhalen, en eigenlijk het hele initiatief op zich, hebben iets weg van narcisme. Alleen verkies je om dat ‘zwart narcisme’ heel kort door de bocht gelijk te stellen aan ‘omgekeerd racisme’. Ten eerste is het belangrijk om narcisme hier in zijn context te plaatsen. Zwarte personen hebben in de witte wereld traditioneel niet geleerd om te mogen houden van hun cultuur, geschiedenis of zelfs uiterlijk. Wel integendeel. Narcisme hangt bovendien vaak samen met een paradox. De narcist toont een zeer sterk gevoel van eigenwaarde, maar tegelijkertijd is dat een uitdrukking van weinig zelfvertrouwen. Zwart narcisme lijkt me in die zin bijna een pleonasme.
Ten tweede ontken je gewoon allerlei machtsrelaties die racisme problematisch maken (en omgekeerd racisme irrelevant maken). We zijn allemaal racistisch, maar naargelang de positie die we toebedeeld krijgen in de maatschappij, naargelang de privileges die we verwerven of meekrijgen, kan dat racisme al dan niet schade berokkenen aan anderen. De mening van Belgen over Nederlanders raakt geen enkele Nederlander. Het kan je niet schelen en het hoeft je ook niets te schelen, want Belgen hebben geen macht over Nederlanders. De zwarte auteurs die jij hier van racisme beticht, hebben geen enkele macht over jou.
Dit boek van racisme betichten, of Seada van radicalisering, is op konijnen jagen met een machinegeweer. Waarschijnlijk zou je nooit hetzelfde schrijven over de cursus Joods-Nederlandse schrijvers in de schijnwerpers of over de verhalenbundel The Good Immigrant (2016) van Nikesh Shukla (ed.).
Jamal, je stelt het veel erger voor dan het is. Waarom irriteert dit boek je zo? Je hoeft het zeker niet leuk te vinden, maar wat ZWART doet, kan je bezwaarlijk schadelijk noemen. In De Morgen (7/2/2018) las ik dat het boek de ambitie heeft om als zelfhulpboek te fungeren voor witte mensen. Dat lijkt me nogal ambitieus en waarschijnlijk onhaalbaar: het boek preekt immers voor eigen parochie en zal niemand bekeren. Toch is het boek voor mij in de eerste plaats hartverwarmend. Het is een aangename knuffel waar ik me beter van voel. Ik ben zeer waarschijnlijk niet de enige met dat gevoel, en alleen dat al maakt het boek relevant.
Afropunk: zwart en uniek
Dat hangt waarschijnlijk ook samen met het feit dat ik mezelf ook steeds meer omschrijf als Afro-Europeaan. Ik heb me daar lang tegen verzet, bang dat dit label mijn individuele complexiteit zou reduceren. Ik ben een kind van mijn omgeving, een individu dat alleen erkend wil worden op basis van zijn individualiteit, niet op basis van zijn huidskleur. Net als Kiza wil ik geen vertegenwoordiger zijn van de ‘zwarten’. Ik wil alleen mezelf vertegenwoordigen. Maar tegelijkertijd ervaar ik dat ik vaak niet anders kan, dat ‘zwart zijn’ mijn weg is naar individualiteit. Witte mensen vragen me veelal te spreken als zwarte ervaringsdeskundige voor ze me vragen te spreken als deskundige tout court.
Dat ‘zwart narcisme’ hier geïnstrumentaliseerd wordt, is net bijzonder sterk.
Ik ontdek bovendien dat je je via een Afro-Europese identiteit nergens aan vast moet haken, dat je niet moet beantwoorden aan een ‘typische versie van de Afro-Europeaan’, en ik me helemaal kan losmaken van elke vorm van essentialisme, datzelfde essentialisme waar ik als zwart individu dagelijks mee in gevecht ga, de verantwoording die steeds nodig is, de Europese geschiedenis die je beter kent dan heel wat witte mensen …
Geloof me, het is vrij vermoeiend en het is fijn te weten dat ik die complexe ervaring deel met anderen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat ik alle teksten in ZWART goed vind of mezelf herken in alle getuigenissen. Gelet op de diversiteit aan getuigenissen, lijkt me dat ook niet mogelijk. Maar het schept een omgeving waarin we kunnen spreken als individu, als mens, en niet alleen als ‘zwarte’.
Het klinkt misschien contradictorisch, maar zwart zijn in een witte wereld maakt dat je eerst en vooral zwart bent en gecategoriseerd wordt als zwart (met alle bijhorende stereotypen), maar zwart zijn omgeven door zwarten, maakt dat je een individu kan zijn in al je complexiteit. Dat is trouwens zo ongeveer de filosofie achter het Afro-Punk-festival: zwarte kunstenaars die buiten de lijntjes kleuren, die niet per se urban zijn, maar eigenwijs hun eigen ding kunnen doen zonder als essentially black gecategoriseerd te worden. Afropunk is net niet ‘typisch zwart’, want ‘typisch zwart’ bestaat niet.
Misschien vind jij dit boek geen ‘literatuur’ omdat je een nogal strikte definitie volgt, maar je kan niet ontkennen dat het zeker wel een bundel getuigenissen en essays zijn die hun plaats verdienen in de Lage Landen van de 21ste eeuw. Zelfs al vind je het boek niet goed geschreven, het is een uniek project en een mijlpaal in de Nederlandse literatuur. Dat ‘zwart narcisme’ hier geïnstrumentaliseerd wordt, is net bijzonder sterk. Niet om rassenhaat te zaaien – zoals jij suggereert – maar om eurocentrisme en een essentialistische visie op identiteit te ontkrachten.
Dat dit initiatief de grenzen tussen natiestaten doorbreekt, is fenomenaal. Daar kunnen de Nederlandse letteren een punt aan zuigen. De Nederlandstalige Europeanen van Afrikaanse origine blijken misschien beknot door hun huidskleur en traumatische geschiedenis, maar voor de rest zijn ze vrij. En in die vrijheid tonen ze jou een nieuwe weg.
Berg je machinegeweer op en wees niet bang om die weg ook te bewandelen, het reikt naar een mooiere toekomst. Echt waar.
Warme groet,
Sibo