Isolement moet je delen

Door Wouter Hillaert, op Fri May 31 2019 22:00:00 GMT+0000

‘Afzondering ziet eruit als een geïsoleerde individuele daad, maar heeft alles te maken met iets gemeenschappelijks.’ Filosoof Mogobe Ramose, autoriteit in de Afrikaanse ubuntu-filosofie, bevraagt het ik-fundament van de westerse mensvisie. Wat als je vanuit een wij-perspectief kijkt naar de kunstenaar die zich terugtrekt om te creëren?

In december was Ramose te gast in het Brusselse Kaaitheater, voor een lezing naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van zijn standaardwerk Ubuntu, stroom van het bestaan als levensfilosofie. Vandaag doceert hij filosofie aan de University of South Africa in Pretoria, maar zijn doctoraat haalde hij als politiek vluchteling in 1983 aan de KU Leuven, waar hij ook jaren als research fellow aan de slag was in het Centrum voor Grondslagenonderzoek van het Recht. Pas in 1996, na het einde van de Apartheid, keerde hij naar Zuid-Afrika terug.

‘Ubuntu is niet alleen een theorie, maar bij de Bantu-sprekende bevolkingen van Afrika vooral een levenswijze’, zo legt Ramose die avond uit. ‘Een van de filosofische beginselen van ubuntu is dat we als mens altijd in relatie staan tot wie ons ter wereld gebracht heeft, wie er rond ons leeft én alles wat rond ons bestaat: de vogels, de lucht, de planten… In relatie staan betekent dus “wij zijn”, in het meervoud.’

Dat geeft het begrip ‘samenleving’ in ubuntu een heel andere connotatie dan in het Westen, waar ‘individu’ en ‘collectief’ gelden als een tegenstellend paar. Die tegenstelling is ubuntu vreemd. ‘De samenleving slokt de mens niet op, maar kent hem of haar een vitale positie toe te midden van de medemensen’, preciseert de inleiding van Ubuntu.

Wat betekent dat dan voor het idee van afzondering, die al te bekende nood om onszelf af en toe (of zelfs definitief) terug te trekken uit die dagelijkse gemeenschap? Ramose glimlacht grootvaderlijk om onze vragen. Zijn antwoorden klinken even eenvoudig als beslist. ‘Als we denken dat we afgescheiden kunnen bestaan, leven we in een illusie. Zeker in de zogenaamd ontwikkelde landen, waar we door moderne wetenschap en technologie van alles zijn afgeleerd.’

Wat mist het westerse idee van afscheiding dan precies?
‘Als ik Jean-Jacques Rousseaus Rêveries du promeneur solitaire lees, of andere westerse filosofen die hun politieke filosofie funderen op de idee van eenzaamheid, dan vind ik het merkwaardig hoe makkelijk ze voorbijgaan aan het puur empirische feit dat iedereen geboren wordt in en door een gemeenschap. Alleen al door die existentiële conditie is het moeilijk om over de mens te spreken als een eenzaam wezen. We kunnen niet anders bestaan dan in een complex netwerk van relaties. Dat netwerk elimineert mij natuurlijk niet als individueel subject, maar ik kan mijzelf geen betekenis geven zonder dat netwerk. Je individualiteit bestaat alleen in gemeenschap, en die heb je al vanaf twee mensen. Dat maakt de theorieën van Rousseau of Hobbes in mijn ogen niet heel sterk.’

Hebben we het nu alleen over enkele filosofen, of over een hele westerse gedachtegang?
‘Dat denken over afzondering zit verankerd tot in de fundamenten van onze taal. Westerse talen benadrukken het “ik” op zo’n manier dat het ook buiten de taal op de eerste plaats komt. De hele tijd hoor je: “ik, ik, ik”. In mijn taal daarentegen – een van de vele Bantu-talen – spreken we in het meervoud, zelfs als er naar mij verwezen wordt. We gebruiken “jullie” voor “jij”. Er is enkel een horizontale orde van relaties.

We kunnen niet anders bestaan dan in een complex netwerk van relaties.

Ook het Lingala is zo’n wij-taal. En dat wij is ook de eerste grond van de taal, want taal is een dialogisch instrument. Een ik-taal draait die juiste volgorde om: ze zet het ik op nummer één en het wij op plek twee. Dat creëert problemen.’

`Welke problemen?
‘Onze manier van leven, bijvoorbeeld. Mensen zijn zo druk bezig met van alles na te jagen dat ze zichzelf voorbij hollen en afgescheiden raken van natuur en kosmos. Wetenschap en informatietechnologie hebben die afscheiding nog versterkt. De sluizen van informatie staan zo wijd open dat het steeds moeilijker wordt om te beslissen wat het waard is om te weten. Dat maakt het allemaal heel overweldigend. Veel mensen kunnen geen betekenis meer geven aan het leven. Alles is beschikbaar, maar dat overaanbod leidt uiteindelijk tot verveling.

Dat is het probleem van het Westen: verveling en spirituele droogte, zoals T.S. Eliot een eeuw geleden al voorspelde in gedichten als The Waste Land en The hollow man. Is het toeval dat kloosters en kerken leeglopen? Vroeger waren dat dé plekken waar mensen zich afzonderden om in stilte na te denken of te mediteren. Vandaag wordt liever teruggegrepen naar het exotische, met een lange vakantie of een yogatrip in India. Men gaat continu op zoek naar iets nieuws, maar dat biedt niet noodzakelijk meer vervulling. We lijken vergeten dat de natuur gewoon onder ons is.’

Valt die band nog te herstellen?
‘Alles hangt af van de zijnsvraag die we ons stellen. Alleen als we ons gaan afvragen “Wie zijn wij temidden van dit alles?”, krijg je bijvoorbeeld op een klimaattop andere antwoorden. De effecten van de klimaatopwarming gelden voor ons allen, precies zoals de zon er voor ons allen is. We zitten allemaal op dezelfde boot van het leven. Dus laat ons samen varen.’

Heeft individuele afzondering dan geen enkele plek in de ubuntu-filosofie?
‘Zeker wel. En zelfs een belangrijke plek. Zich willen terugtrekken is nu eenmaal een heel normale menselijke behoefte, met of zonder industrialisatie. Als de dingen te overweldigend worden, wil je even een stap opzij kunnen zetten om ermee te kunnen omgaan. Je kan bijvoorbeeld zo overweldigd worden door opeenvolgende sterfgevallen dat je even de tijd wil nemen om na te denken over leven en dood. Of zelfs een hoog tempo aan gelukservaringen kan je verplichten om er even uit te stappen: “Kan het echt waar zijn dat ik zoveel geluk ken?” Dat doet denken aan hoe William Wordsworth ooit poëzie definieerde: als een “recollection of emotion in tranquility”.

‘We zitten allemaal op dezelfde boot van het leven. Dus laat ons samen varen.’

Met andere woorden: op zeker moment word ik zo intens getroffen door emoties dat ik me moet afzonderen om een stilte te vinden waarin ik die gevoelens terug moet oproepen. En als je dat doet, doe je aan poëzie. Rust was voor Wordsworth dus een sleutel om kunstenaar te kunnen zijn, maar eigenlijk behoort afzondering gewoon tot het menszijn zelf. Er is vandaag misschien zelfs meer nood aan dan ooit. Voor veel mensen is het sneller te veel.’

Maar afzondering heeft in ubuntu dus wel een andere betekenis dan in het Westen?
‘De betekenis ervan zit in het wij. Als ik een rustpauze neem, doe ik dat vanuit het idee dat de anderen dat zullen respecteren. En daar kunnen vele redenen voor zijn. Eén is de erkenning dat als ik niet rust, ik misschien niet meer in staat zal zijn om te doen wat de gemeenschap van mij verwacht.

‘Als ik niet rust, zal ik misschien niet meer in staat zijn om te doen wat de gemeenschap van mij verwacht.’

Het gaat dus om wederkerigheid: we gaan er allemaal wel bij varen. Het gaat om gedeelde zorg, gemeenschappelijke instemming, alleen zijn in solidariteit. Rust of afzondering is méér dan iets wat je alleen voor jezelf doet.’

Geeft dat ook een andere betekenis aan artistieke creatie? Bij westerse kunstenaars is de gangbare idee over afzondering dat het moet leiden tot individuele creatie én tot creatie van het individu zelf. Wat krijg je als je creëert vanuit een wij-perspectief?
‘Dat hangt af van hoe het concept kunst zelf begrepen wordt. Sommigen gaan uit van de aristotelische kunstvisie: je hebt primaire materie en daaruit geef je iets vorm dat er daarvoor nog niet was. En dat product heet “mijn eigen productie”. Maar je kan ook naar creatie kijken als een collectieve inspanning: wat je ook creëert, je wil dat het eindproduct begrepen zal worden door wie ermee in contact zal komen, en die toekomstige omgang breng je alvast mee in rekening. Kunst wordt dan een gezamenlijke daad. Wat jij doet, is wat wij doen – zelfs al is je omgeving tijdens de creatie enkel stil en passief betrokken. Anders dan in die eerste visie wordt kunst dan een collectief cultureel bezit, deel van een wederkerige dialoog.

Dat verklaart waarom de meeste kunst in Afrika een heldere boodschap heeft. Ze wil je ergens over informeren. Het is dus precies als bij afzondering: jezelf isoleren betekent dat als je terugkomt, je aan mensen je nieuwe zelf aanbiedt en dat zij dat zullen begrijpen. Zo komen kunst en afzondering samen op het punt van het wij, zelfs al lijken het op het eerste gezicht ik-activiteiten.’

Alleen geldt kunst met een educatieve boodschap in het Westen eigenlijk niet als ‘kunst’.
‘Het Westen kampt nog altijd met een superioriteitscomplex: “Kunst kan alleen zijn wat wij als kunst definiëren, en niet wat jij ons vertelt dat kunst is.” Wie naar dat soort dominantie streeft, ziet ons wel maar heeft geen ogen, hoort ons wel maar heeft geen oren. Dat is geen filosofische attitude. Dat toont de zwakte van wie domineert.

In onze taal is het zo dat je om wijsheid te verwerven, in staat moet zijn om je te engageren in een dialoog. Als je enkel je mond opent om orders uit te spreken, als je beslist om blind en doof te blijven voor anderen, kan je geen filosoof worden. Omdat je jezelf dan kennis ontzegt die je wijzer had kunnen maken. Daarvoor moeten het ik en het wij in dialoog zijn. Zonder dialoog geen gemeenschap.’

En ubuntu is dan de filosofie die ons kan helpen om terug het geheel te zien?
‘Ubuntu is niet holistisch, maar wholistisch: het verwijst naar wholeness. Mijn autocorrector verbetert dat altijd. Hij kent dat nieuwe begrip nog niet. Zelfs onze computers moeten we dus heropvoeden.’ (lacht)