Ik ben een homo met het virus

Door Bert Van Raemdonck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

'Ik had mij op Motörhead voorbereid', zeg ik wanneer ik in zijn wagen stap. Ik meen het eigenlijk niet, maar een mens moet iets zeggen om het ijs te breken. Ik denk aan Zwerm, de nieuwe roman van Verhelst, waarin Motörheads hit 'Ace of spades' een leidmotief is. Ik denk tegenwoordig altijd en overal aan Zwerm. Ik droom ervan, ook als ik wakker ben. 'Sinds ik je boek gelezen heb, heb ik maar weinig nachtrust', zeg ik. 'Toen ik mijn boek schreef, had ik géén nachtrust', zegt hij. Uit de autoradio van Peter Verhelst weerklinkt geen Ace of spades, wel iets van Crowded House: Four seasons in one day. Vier seizoenen op één dag, ik zou Zwerm niet beter kunnen samenvatten.

Er valt een baksteen in mijn bus. Zwerm. Het eerste wat opvalt als je het boek doorbladert, en wat je ook in elke recensie zult lezen, is dat de paginanummering van deze roman af- in plaats van optelt. Het tweede wat opvalt is het aantal pagina's: 666. Daar moet wel een of andere duivel mee gemoeid zijn. Wat je niet in alle recensies zult lezen, is dat de pagina's van het boek niet terugtellen naar nul, maar naar min zes. Daarna volgt nog een niet genummerde pagina waarop één zinnetje staat: 'Een stem antwoordt: "Dit is het begin."' Dat zinnetje zou volgens nogal wat recensenten betekenen dat het boek achterstevoren wordt verteld, maar dat klopt niet. Het betekent vooral dat alles wat in het boek staat maar een aanloop is naar een nieuw begin, van iets wat hopelijk minder gruwelijk zal zijn dan wat er in deze roman gebeurt. Mijn hypothese wordt overigens bewezen door de kleine lichtpuntjes van hoop in de voorafgaande, negatief genummerde bladzijden. Zwerm wordt dus niet achterstevoren verteld en heeft trouwens helemaal geen verhaalstructuur die grafisch weer te geven is. Tenzij u weet hoe een perpetuum mobile eruit ziet.

Dan is er nog een ongenummerde pagina met aantekeningen, en ook die zijn niet te verwaarlozen. Ik citeer er eentje: 'Zoek op het Web voor meer informatie over Abel, Dr. Baruch Goldstein, Dina Nasser, Cheryl Ben Tov, Mordechai Vanunu, A8450, Mahmoed A., Sjahid, Wafa Idriss, Trinity, Carlo Giuliani, Samira Adamu, John Holmes, luitenant Calley, Ratko Mladic, Phan Thi Kim Phuc, Iman al-Hams, Rode Wolk, Jane Doe, Captain Willard.' Verhelst vraagt, wij googelen. Je staat ervan versteld hoeveel mensen je uit dat lijstje blijkt te kennen zonder dat je het beseft. Kim Phuc is bijvoorbeeld het Vietnamese meisje dat op zowat de beroemdste foto ter wereld naakt en gillend wegloopt van de napalm. Carlo Giuliani is de andersglobalist die in 2001 gedood werd tijdens de betoging in Genua. En Captain Willard, dat is eigenlijk gewoon Martin Sheen in Apocalypse now.

Zwerm lezen is zoals op avonturenreis gaan. Als je alle namen uit het lijstje van hierboven op het net opzoekt vóór je Zwerm begint te lezen, neem je een grondplan mee op reis van de plaats waar je naartoe gaat. Dat doe je beter niet. Ten eerste is het plan weinig betrouwbaar: je zult geregeld wegen inslaan die naar nergens leiden. Ten tweede is een avonturenreis met een grondplan in je achterzak geen avonturenreis. De echte ontdekker neemt zo weinig mogelijk mee, en tekent achteraf zelf schetsen van wat hij heeft gezien en meegemaakt. Die schetsen zijn vervormd, gekleurd en dus net echt.

Dit zijn mijn schetsen.

5.

Smiling as the shit comes down
You can tell a man from what he has to say
Everything gets turned around
And I will risk my neck again, again

'Het is goed dat we niet alles weten,' lees ik op pagina 574. Ik heb er op dat moment een stuk of twee zenuwachtige uren lectuur opzitten, en weet effectief nog ongeveer niets over dit boek. Waar gaat dit naartoe? Wie is nu eigenlijk wie? Maar ook: hoe komt het dat ik, ook al snap ik hier geen snars van, als een bezetene wil verder lezen? Het wordt later en later op de avond, maar ik lijk nu pas te ontwaken.

Zwerm begint met een handjevol scherven. Je hoopt er gaandeweg iets mee te kunnen assembleren, maar dat zal niet lukken. De werkwijze van Verhelst breekt met alle conventies die ze in de SchrijversAcademie onderwijzen. Van enige expositio is er geen sprake, identificatie met de personages blijft achterwege. Alhoewel, dat klopt niet helemaal. Je vereenzelvigt je als lezer wél met de personages, anders zat je niet met een droge mond en een natte rug geobsedeerd pagina's om te draaien. Of is het geen identificatie die voor dat effect zorgt?

Een week later zal ik het aan Verhelst vragen. Zijn antwoord is vaag maar verhelderend: 'Voor een boek met de omvang van Zwerm moet je als auteur bij je lezer een soort roes teweegbrengen. Dat effect kun je bereiken dankzij je stijl. Daarnaast bestaan er uiteraard ook bepaalde techniekjes en trucjes, zoals de cliffhanger. Maar daar blijft het voor mij niet bij. Ik wil dat de lezer de inhoud van dit boek lichamelijk ondergaat. Om dát te bereiken moest ik als auteur een specifieke taal uitvinden.' Bingo: je moet een taal uitvinden.

Maar nu zit ik nog met een onhandig dik boek rechtop in bed te lezen, te lezen en te lezen. Ik twijfel of ik het slapende lichaam aan mijn rechterzijde tot leven zal wekken en zal fluisteren: 'wat — een — boek', maar ik kan mij intomen. Omdat ik eigenlijk nog liefst van al gewoon wil doorlezen.

4.

Four seasons in one day
Lying in the depths of your imagination
Worlds above and worlds below
The sun shines on the black clouds hanging over the domain

Rimbaud, zo heet het meest intrigerende personage uit Zwerm. Er is in dit boek ook een (neven-) personage dat Verlaine heet.

Rimbaud en Verlaine, wat een paar. In 1871 stuurde de echte (Arthur) Rimbaud een paar van zijn gedichten naar de echte (Paul) Verlaine. Die laatste wist niet wat hij las. Rimbaud was op dat moment een broekie van zestien. Kort nadien vertrok hij naar Parijs om er zijn literaire goeroe te ontmoeten. Voor hij het wist werd hij de chouchou van de bohémiens uit de hoofdstad. De symbolisten droegen hem op handen, al was hun enthousiasme maar van korte duur. Al snel waren ze Rimbauds irritante, zelfgenoegzame attitude grondig beu. Sterren komen, sterren gaan, alleen de bijzonder vreemde relatie tussen het jonge genie Rimbaud en de iets minder jonge Verlaine bleef bestaan. Maar trop was ook toen al te veel, en Verlaines infatuatie voor zijn pupil zorgde er uiteindelijk voor dat het koningskoppel uit elkaar ging. Had Verlaine maar niet twee keer in de pols van zijn chéri moeten schieten.

Van Arthur Rimbaud zijn nogal wat brieven bewaard. De bekendste, de zogenoemde Lettre du voyant, schreef hij op 15 mei 1871 naar de dichter Paul Demeny:

'Le poète se fait voyant par un long, immense et raisonné dérèglement de tous les sens. Toutes les formes d'amour, de souffrance, de folie; il cherche lui-même, il épuise en lui tous les poisons, pour n'en garder que les quintessences.'

Kortom, de ware dichter is een ziener: 'Je dis qu'il faut être voyant, se faire voyant.'

Het personage Rimbaud in Zwerm is zo iemand 'qui se fait voyant'. Zijn biotoop is een pakhuis aan de rand van de haven, waarvan de zijmuur is overwoekerd met projecties: 'organische vormen waaruit letters opdoemen die zich slechts openbaren aan wie de muur minutenlang fixeert. Boodschappen die zowel kunnen worden begrepen als satanische oproepen, als echo's van Nostradamus, als oproepen tot een nieuwe seksuele revolutie, of gewoon als zuchten van de ondoorgrondelijke wereld zelf.' Op cd's slaat hij ook allerlei geluidsfragmenten, stemmen op, gerangschikt onder Gesprekken die de geschiedenis van de wereld vormen — 'Geschiedenis van de wereld' is overigens ook de ondertitel van Zwerm.

Later zal Rimbaud in opdracht van Meneer H — die voor alle onduidelijkheid soms ook Meneer J heet — beelden knippen en plakken, en via het internet de wereld insturen. Die beeldcollages en vreemde stills hebben een beangstigend en tegelijk fascinerend effect op iedereen die ze te zien krijgt.

Het personage van Rimbaud is uiteraard een beeld voor de schrijver. Niet zomaar een schrijver, wel eentje van het soort waartoe Verhelst behoort. Dat soort schrijvers zijn voyants, geen savants. Ze voelen iets, zijn aangeraakt, dragen iets in zich en spuwen het uit. Rimbaud is als 'een schotelantenne van vlees' die signalen opvangt en omvormt tot patronen 'die niemand eerder heeft opgevangen'.

'Maar is er wel een patroon, of drukt dat woord alleen maar onze wil uit, onze behoefte aan een geheel? Er is geen geheel. Er zijn alleen druppels, en elke druppel bevat een gigantische hoeveelheid informatie die veranderlijk is van vorm. Er zijn zo veel druppels, er is een hele oceaan.'

Verhelst kiepert met dit boek die hele oceaan over je kop, waardoor je de afzonderlijke druppels onmogelijk nog kunt onderscheiden. Maar dat is juist the whole idea van deze roman, en in die zin is de schrijfstrategie in Zwerm precies tegenovergesteld aan die van het pointillisme in de schilderkunst.

Ik verklaar mij nader. Als je de werkwijze van Seurat, Signac of Pissaro aan een driejarige moet uitleggen, zul je zeggen: 'Als je hier staat, zie je gewoon een mooi schilderij, een leuk prentje met prachtige kleuren. Maar als je dichterbij gaat staan, zie je dat er eigenlijk alleen maar puntjes op het doek geschilderd zijn.' Verhelst werkt omgekeerd: van dichtbij lijkt dit hele boek ook wel op een verzameling van stippen — want het is een aaneenschakeling van korte flarden — maar als je afstand neemt, zie je helemaal niets meer, of toch niets waar een patroon in zit.

Als lezer zoek je dat patroon wel, maar eigenlijk lukt dat niet. Toch niet op een manier dat je aan iemand die het boek niet heeft gelezen kunt uitleggen wat het patroon dan wel juist is. Met andere woorden: terwijl je aan het lezen bent, heb je voortdurend het idee dat je dadelijk wel het grotere geheel zult zien en snappen, maar nadien pas merk je dat je al die tijd naar één grote blur hebt zitten staren. Het personage Rimbaud doet hetzelfde: hij hoort en schikt flarden van de 'Grote Symfonie', maar doet dat niet in een logische volgorde. Zo gaat Rimbaud gaandeweg wel heel sterk op Verhelst gelijken.

3.

You can take me where you will
Up the creek and through the mill
All the things you can't explain
Four seasons in one day

Verhelst pikt mij op aan het station van De Pinte. Geen Motörhead dus. Crowded House, verdammt. Vijf minuten later stoppen we aan een wegrestaurant langs de E40. 'Dit moet zowat de lelijkste plek zijn om een interview te geven', verontschuldigt hij zich, maar hij voelt zich duidelijk op zijn gemak op het terras van dit inderdaad gruwelijke etablissement: een blik van herkenning met de ober, en blindelings stapt hij naar de sigarettenautomaat. De auto's razen op een steenworp voorbij ons. Als ik achteraf het bandje beluister waarop ik het interview heb opgenomen, hoor ik nu en dan alleen maar wwwhhoooosshhh.

In het echte leven duurt het even voor Verhelst op gang komt. In Zwerm is dat totaal anders.

In het echte leven is Verhelst een verteller. In zijn romans niet.

In het echte leven is wát Verhelst vertelt klaar als een klontje. In zijn werk niet.

Op het gevaar af van beschamend intiem en dus ridicuul te worden: tijdens die twee uren dat ik daar met Verhelst naar het verkeer richting kust zat te staren, heb ik — om het eens met Verhelst zelf te zeggen — dingen gezien. Er gebeurde iets. Op het moment zelf had ik dat eigenlijk maar gedeeltelijk in het snotje, nadien werd het mij almaar duidelijker.

In Zwerm legt Verhelst de meest onmogelijke verbanden tussen grote en kleine gebeurtenissen of feiten uit de extra-literaire werkelijkheid. Zo vermeldt hij bijvoorbeeld en passant dat je het Teken van het Beest kunt herkennen in barcodes en in het telefoonnummer van VISA. Toen ik hem vroeg of hij voor dit boek niet ont-zet-tend veel research had moeten doen — wat hij overigens ontkende — vertelde hij dat je tijdens het schrijven van een boek een magneet bent die de meest onmogelijke dingen aanzuigt, die je dan in je boek kunt gebruiken. Zoals je alleen nog maar vrouwen met bolle buiken ziet lopen als je zelf zwanger bent. 'Tijdens het schrijven is dat ook zo. Je bent precies ingesmeerd met confituur: de bijen komen massaal op je af.' Nadien stelde ik vast dat Verhelst mij tijdens ons gesprek blijkbaar ook met wat van die confituur had ingesmeerd.

Verhelst merkte op dat we voortdurend figureren in allerlei films, willen of niet. Dat besef zit heel nadrukkelijk in Zwerm verwerkt: iedereen wordt continu begluurd door mechanische ogen, en de beginzin van de roman luidt zelfs: 'Een stem zegt: "Stilte op de set! Camera! Actie"' Na het interview zie ik op elke straathoek een camera hangen. Ik ga geld afhalen: bingo! Ik rijd op de snelweg: prijs! Ik loop in de supermarkt: hopla! Dat was natuurlijk altijd al zo, maar ik had het nooit echt opgemerkt, laat staan dat ik mij ongemakkelijk ging voelen. Nu kan ik plots de straat niet meer op zonder een voortdurend gevoel van argwaan of paranoia. Terwijl ik in de bank sta te wachten tot het mijn beurt is, kijk ik diep in de lens van een camera. Ik geloof oprecht dat ik ze hoor zoemen, op mijn gezicht scherpstellen. Ik bespied het personeel achter de loketten: wie van hen zit mij aan te staren?

Het gaat verder. Verhelst vertelt over de joodse kolonisten in de Gazastrook. 's Avonds zie ik beelden van mannen met keppels die hun hemden in stukken scheuren. Ik stel mij voor dat ik een soldaat ben die het laatste joodse gezin uit hun huis moet sleuren. Ik stel mij soms heel rare dingen voor.

In Zwerm gooit een intrigante haar mobiele telefoon in de pet van een bedelaar. Twee dagen na mijn passage in De Pinte zie ik aan de bibliotheek in Gent een dakloze vrouw op de grond zitten met een bekertje voor haar. Er zit hooguit 30 cent in. Naast het bekertje ligt — echt waar — een gsm waar de vrouw bezwerend naar zit te staren.

Om maar te zeggen: dit boek en dat gesprek hebben iets in mij veranderd. Ik ben besmet. Ik heb het virus dat in Zwerm heel welig tiert:

'Dingen die onder mijn vel bewegen. Die uit mijn poriën komen als zweetdruppels. Maar het zijn geen zweetdruppels. Het zijn scherfjes.'

2.

Over dat virus, dat een centraal thema is in Zwerm, ontvouwt Verhelst een dubbele gedachte.

De eerste is een beetje angstaanjagend: virussen allerhande circuleren rondom ons en bedreigen ons. Ongeveer alles wat er momenteel verkeerd loopt, kun je als zo'n virus beschouwen. De ergste virussen zijn niet de meest zichtbare, die leiden tot instortende wolkenkrabbers, maar diegene die kruipen in plaats van lopen. Enkele daarvan hebben zich al redelijk diep in ons lijf ingezaaid: angst, verwarring en paranoia, maar ook agressie en een zeer primaire, lage vorm van zelfredzaamheid.

De tweede gedachte is hoopvoller: dankzij die virussen kunnen we de hele miserie waar we tot aan de lippen in baden misschien wel doorstaan. Meer nog: het virus is een conditio sine qua non om te kunnen muteren en dus te kunnen overleven.

Zwerm is een boek met een Boodschap, en wanneer het Verhelst menens wordt, verlaat hij graag even het pad van de verwarring en de versplintering. In het midden van de roman verschijnen daarom enkele zwarte pagina's met witte letters, kwestie van duidelijk te zijn. De slagzin uit die pagina's luidt: 'De nieuwe mens zal viraal zijn / of zal niet zijn'. In de pagina's die daaraan voorafgaan zegt Verhelst nog:

'Wij hebben een droom.

Wij hebben in de droom zelf plaatsgenomen.

Wij zijn die droom geworden.

En die droom heet VIRUTOPIA.'

De nieuwe mens heet volgens Verhelst 'Homo Invictus Viralis'. Dat klinkt stoer en griezelig tegelijk, en op het einde van het boek geeft Verhelst het 'virus' zelfs een bijna transcendent trekje mee:

'Alles en iedereen is aangetast.

Niemand is nog wie hij dacht te zijn.

Niets is nog zoals we het dachten te kennen.

Misschien is dat het moment waarop het constant veranderende ding — laten we het een virus noemen bij gebrek aan een beter woord — is dat het moment waarop het virus metafysisch wordt?'

In de slotbladzijden van de roman murmelt de stervende Meneer J nog een en ander dat Verhelst in de aantekeningen achteraf zelf duidt als flarden uit het interview dat Lieven De Cauter met Jacques Derrida heeft afgenomen. Zoals Verhelst netjes vermeldt, is dat interview te vinden op www.brusselstribunal.org. Die site is bedoeld voor 'people versus total war incorporated' en bevat allerlei pacifistische pleidooien. In het interview waaraan Verhelst refereert, zegt Derrida:

'La messianicité sans messianisme, c'est ça: l'indépendance à l'égard du religieux en général. Une foi sans religion en quelque sorte.'

Iets dergelijks ziet Derrida vandaag tot zijn genoegen gebeuren in de nog wanordelijk georchestreerde protestacties van andersglobalisten. Verhelst deelt Derrida's sympathie voor die beweging, en regisseert in Zwerm een pacifistische bijeenkomst vakkundig naar het oog van de storm. In enkele apocalyptische slotscènes komt het kluwen van tot dan toe losse draadjes min of meer samen, waarin een menigte van andersglobalisten een ongelofelijke hoofdrol speelt.

In die slotpassages leidt Verhelst die menigte, waarin ook een intrigante is geslopen, naar 'het Zilverkleurig Complex', een tegelijk hemelse en apocalyptische setting waar de roman ook was begonnen: het boek keert dus inhoudelijk en structureel terug naar het begin. Een en ander culmineert in een oerkreet van het personage Trinity, de intrigante die meerdere historische personages tegelijk belichaamt en die zich tussen de pacifisten had gemengd. 'Oh my God!!', krijst ze. Om de nuances van die drie onnozele woordjes te begrijpen, of beter, om het effect ervan te ervaren moet u natuurlijk wel eerst die 666 andere bladzijden lezen.

Overigens en uiteraard speelt ook Rimbaud een grote rol in de finale van dit boek. Virtueel regeert en dirigeert hij, als speelde hij een wervelende game op Playstation. 'Ik vind die Rimbaud een grimmig personage', zeg ik tegen Verhelst. Hij is verrast. 'Grimmig? Vind je hem echt grimmig?', vraagt hij. Ik, mompelend: 'Euh, best wel, ja'. Hij, peinzend: 'Tiens'.

1.

Het is 2 september en we zijn in het NTGent. Zwerm wordt officieel voorgesteld. Er zijn meer schrijvers dan niet-schrijvers in de zaal. Verhelst leest de beginbladzijden van zijn nieuwe boek voor. Die zijn vorige week al in een voorpublicatie in De Standaard verschenen. Aangezien je aan dat begin geen touw kunt vastknopen, vraag ik me af of ze de lezer zullen aantrekken of afschrikken. Ik gok op het laatste.

Na een poosje barst een letterlijk oorverdovend lawaai los. Achter een groot scherm speelt het bandje Spasm een 'nummertje' dat de orkaan Katrina een deugddoend briesje doet lijken. Het blijft maar duren: vijf, zes, zeven minuten lang. De man die voor mij staat, duwt twee vingers in de oren, zo hard dat ze elkaar ergens halverwege moeten raken. Nadien heb ik geen zin in presentatie-praatjes. Spasm heeft gedaan wat Zwerm een week of twee eerder ook al in mijn kop heeft aangericht: het onweert tussen mijn oren. Ik kruip in mijn nest.

0.

Blood dries up
Like rain, like rain
Fills my cup
Like four seasons in one day

Peter Verhelst heeft met dit boek aan de Vlaamse literatuur iets teruggegeven wat het al een hele tijd verloren was: de literatuur zelf.

Als literatuur een systeem is, dan zijn er sedert het begin van de twintigste eeuw maar weinig boeken in de Vlaamse literatuur die zowel vormelijk als inhoudelijk dat hele systeem compleet op hun kop hebben gezet, zonder te vervallen in saaie, academische gedrochten die nadien in al hun streven naar het nieuwe juist zeer snel ouderwets en gedateerd blijken. De kapellekensbaan, akkoord. De verwondering, inderdaad. Het boek alfa ook, ja. En dan moet ik al eventjes diep nadenken.

Ik durf zonder al te veel schroom te beweren dat Zwerm ook in dit lijstje hoort, omdat deze roman echt alle mogelijkheden van de literatuur uitperst, door elkaar schudt en er een nieuwe, heerlijke cocktail mee maakt. Dit boek heeft de drive, de bezetenheid, de visie en de pure, ongepolijste literaire kracht die een meesterwerk hoort te hebben.

Daarnaast is deze roman in al zijn schijnbare versplintering ook een verrukkelijke en geniale synthese van een heleboel verschillende dingen: van een tijdsgeest (de onversneden angst en paranoia die uit sommige passages spreekt, is bijvoorbeeld krek dezelfde als diegene die zich achter de gordijnen van uw buren manifesteert), van een halve eeuw beklijvende beelden uit de wereldgeschiedenis (zoek en vind referenties aan 9/11, de beroemde Vietnam-foto, de protesterende student op het Plein van de Hemelse Vrede enzovoort), van een arsenaal aan filmscènes (Apocalypse now, 2001: A space odyssey en The matrix, waaruit het personage Trinity lijkt te zijn weggelopen). En van nog zoveel andere dingen: op een holocaust-verwijzing wordt niet gekeken, de Palestijns-Israëlische kwestie wordt op een gedurfde manier belicht, enzovoort, etcetera, enzoverder. Om duimen en vingers af te likken.

Maar om nog eens op mijn eerdere vraag terug te komen: wat zorgt er juist voor dat je Zwerm uitleest als een gek en is uiteindelijk het strafste ingrediënt van dit boek? Het antwoord luidt: de taal.

Toen ik aan Verhelst zei dat zijn boek wel mag lijken op een collage van filmscenario's, maar toch volstrekt onverfilmbaar is, beaamde hij dat: 'Je kunt er misschien fragmenten uit verfilmen, maar dan nog zul je van alles missen wat in dit boek zit. Dat komt omdat het de taal is die de actie maakt. Dit boek is een film van letters'. Dat is het inderdaad. Het schuurt voortdurend tegen het medium van de film aan, maar legt bepaalde grenzen van dat medium bloot door ze op heerlijke wijze te overschrijden. Verhelst heeft voor dit boek een taal (her-)uitgevonden: het Esperanto van de literatuur.

De taal die Verhelst voor dit boek heeft uitgedokterd, is net als de structuur ervan compleet versplinterd. Je wordt bestookt met het gehijg van allerlei verschillende stemmen, die op hun beurt allerlei stijlen en verteltechnische varianten vertegenwoordigen. Om een en ander toch een beetje overzichtelijk te houden, worden enkele van die stemmen ook visueel van elkaar onderscheiden door een ander lettertype. Eén ding hebben alle stemmen met elkaar gemeen: ze lijken allemaal bezeten en hebben een navenant, obsederend effect op de lezer. Dat effect valt te vergelijken met wat een personage zegt over de Vietnamese jungle:

'Ik weet niet of het door slaapgebrek komt of door de pillen die de hospikken uitdelen, maar na een tijd is het zelfs mogelijk in het ondoordringbare duister van de jungle te zien. Letterlijk. Alsof je een nachtkijker ingebouwd kreeg. De groenzilverige nachtelijke vegetatie die zich aan je openbaart. In- en uitademt. Je ademt zelf in en uit. Je wordt een deel van de jungle. Een slang die urenlang onbeweeglijk wacht tot iemand binnen bereik komt. Razendsnel inzoomend op de halsslagader. Enkele seconden volstaan. Waarna je weer oplost in een boomkruin.'

Dat is wat je als lezer overkomt: je wordt een deel van de jungle die Zwerm is. Tijdens het lezen laat je je verwoede maar vergeefse pogingen om grip te krijgen op de plot en de personages één voor één varen, en juist dan krijg je wat je in de Vlaamse letteren zo lang hebt moeten missen: het zalige genot van de taal. Die taal zoekt zich woekerend een weg door je lijf, en laat ons duidelijk zijn, die weg loopt van boven naar beneden:

'Ik moet minder denken. Wie denkt, gaat eraan.'

Zwerm is een lange, talige orgie,

'maar het zijn geen verzen. Het zijn binnenstebuiten getrokken woorden, anagrammen, nieuwe, onmogelijke combinaties, het is het alfabet zelf dat vervormt, muteert!'

- 1.

Zwerm is een geweldige lawine van taal. Daardoor is het voor lezers wat Mekka is voor moslims: het begin en het einde, en vooral alles daartussen.

Like four seasons in one day.