Het Tweede Cultuurparlement stelt voor
Door op Mon Oct 17 2016 08:22:47 GMT+0000Op 4 september 2016 organiseerden rekto:verso en het Transitiebureau het tweede Cultuurparlement van de Lage Landen, op het Nederlands Theater Festival in Amsterdam. Bijna 100 cultuur- en theatermensen uit Vlaanderen en (vooral) Nederland gingen in discussie (en in stemming) over 10 frisse ideeën voor een ander kunstenbeleid en een nieuwe solidariteit. Een verslag.
Aanleiding voor het tweede Cultuurparlement waren de weinig verkwikkelijke subsidierondes in beide regio’s: eind juni in Vlaanderen en begin augustus in Nederland. Als zoveel organisaties en gezelschappen uit de boot vallen bij gebrek aan middelen voor de beschikbare kwaliteit, moet het systeem dan niet ten gronde worden herdacht? Wat zouden onze eigen voorstellen zijn? Het Cultuurparlement wilde daar een denkruimte voor aanbieden. Onderstaande uitkomsten zijn nog geen becijferde voorstellen, maar mogelijke pistes voor alternatieven. Ze houden de verbeelding open.
(lees hier ook het verslag van het Eerste Cultuurparlement, op 7 februari 2016)
In de Amsterdamse Stadsschouwburg onthaalde inleider Tobias Kokkelmans de aanwezigen met een citaat van de betreurde Vlaamse dramaturge Marianne Van Kerkhoven. Zij overleed dag op dag drie jaar eerder. ‘In een artistieke praktijk bestaan geen “verworven stellingen”. Men kan wel steunen op voorafgaande ervaringen en op de inzichten daaruit gedistilleerd, maar de essentie van het werk moet elke keer opnieuw bevochten worden.’ Lees de hele opening van Tobias Kokkelmans.
Voor het globale kader van de discussies gaven cultuurjournalisten Robbert van Heuven en Wouter Hillaert eerst even een korte presentatie van het kunstenbeleid aan beide kanten van de grens. Wat is de historiek van dit beleid in Nederland en Vlaanderen? Hoe is het vandaag vormgegeven en hoe worden subsidies juist verdeeld? Wat waren de grootste discussiepunten tijdens de laatste subsidieronde?
- Lees de presentatie van Wouter Hillaert over het Vlaamse kunstenbeleid
- Lees het verhaal van Robbert van Heuven over het Nederlandse kunstenbeleid
- Lees ook ons online dossier met uitgebreidere analyses over de jongste subsidierondes
Het eigenlijke parlement vertrok van tien vooraf ingediende (nog vrij algemene of al vrij concrete) voorstellen. Rond elk voorstel konden de aanwezigen zich in groepjes verdelen om het samen te verscherpen. Onder elk ingediend voorstel vind je het uiteindelijke parlementaire voorstel, waarover afsluitend werd gestemd in plenum.
- Lees de korte reportage van het Theater Festival Nederland over het Parlement.
- Bekijk ook de foto's van Michiel Cotterink van het Tweede Cultuurparlement.
1. Eerst het geld, dan de plannen (Lotte van den Berg)
Als je een huis wilt bouwen, moet je weten wat je te besteden hebt. Wij worden nu gevraagd onze plannen in te dienen, rekening houdend met onze eigen mogelijkheden, de eigen inkomsten etc. Ons wordt niet gevraagd rekening te houden met de tekorten die er zijn. We worden juist uitgedaagd onze plannen op te pimpen om verkozen te worden. Als ik in mijn plannen nu rekening had gehouden met de bestaande tekorten had ik een ander plan geschreven en was ik niet gehonoreerd. Ik zou nu kunnen beslissen een alternatief plan te schrijven en 75.000 per jaar terug te geven ten behoeve van niet gehonoreerden.
We zijn dit kaasschaaf methode gaan noemen. Die wordt enkel negatief belicht. Dat is wat mij betreft onterecht. Bewust en daadkrachtig roeien met de riemen die je hebt is een geweldige uitdaging en levert veel op (zo heb ik de afgelopen jaren meegemaakt).
Als je weet dat je weinig geld te besteden hebt, kan je verschillende dingen doen:
- degelijk en goed fundament, zonder afwerking
- goedkoop fundament, met geweldig bankstel en prachtige keuken
- een tiny house, goedkoop om te bouwen en te onderhouden, met bijkomende voordelen in de toekomst en van zeer goede kwaliteit.
Geld ontvangen terwijl anderen die ook goed presteren niets krijgen en het landschap ontmanteld wordt, is zuur.
Het is gedeeld eigen belang om na te denken over het hele huis en niet alleen over je eigen kamer.
Vooraf
- Het geld dat we toegeschreven krijgen vanuit Den Haag, moeten we of weigeren of aannemen. Den Haag vertelt ons wat het toegeschreven budget is, daar gaan we vanuit de sector over in onderhandeling tot het moment dat het geld in ontvangst genomen wordt en wij ons verantwoordelijk maken voor een zo goed mogelijke besteding van deze gelden. Nu kunnen we tot in het einde der tijden blijven zeggen dat het te weinig is (de zaaglijn-ontgoocheling). We nemen het niet in ontvangst, maar gebruiken het wel.
- Er moet in een eerder stadium in kaart worden gebracht wat de impact van die budgetten zijn op het veld. In het derde jaar van een subsidieperiode moet duidelijk worden hoe de gelden voor de 4-jarige periode daarna worden verdeeld. In augustus horen wat je in januari niet of wel kunt gaan doen, is absurd en onverantwoord, zeker in een sector waar ver van te voren plannen steeds belangrijker wordt.
- Een landschap wordt niet alleen gevormd door de structureel gesubsidieerden. Ook de groepen die werken met projectsubsidies vormen een belangrijk en volwaardig deel van het landschap. Landschap in kaart brengen moet niet enkele gebeuren nav de verdeling van gelden. Daaraan voorafgaand moeten we het landschap op grond van verschillende waarden in kaart brengen: ambacht, kwaliteit, vernieuwing, activisme etc. Het landschap mappen nav de verdeling van gelden is slechts één manier.
Belangrijkste punten
Ik bespreek hieronder de gang van zaken voor de verdeling van gelden over de kleinere toneelgezelschappen. Dat is slechts een eerste stap.
(Volgende stap: opheffen verschil tussen de BIS en de rest. Alles ‘betalen’ vanuit de raad van cultuur. Wel verschillende groepen/velden benoemen binnen de sector: theater/dans/festivals. Wellicht is een andere onderverdeling zinniger. Niet alles hoeft met iedereen besproken te worden, het moet ook werkbaar zijn. Raad van Cultuur beslist hoe de gelden verdeeld worden over de verschillende groepen/velden binnen de sector)
- Een commissie (waar we in geloven, samengesteld uit mensen uit het veld) stelt vast welke groepen/personen/instelling in aanmerking komen voor structurele subsidie in de volgende periode. Vergelijk dit met de 53 als positief gehonoreerde groepen van de afgelopen ronden. De aanvraag hiervoor is minder uitvoerig, plannen zijn nog niet uitgewerkt, deze eerste stap gaat voor een groot deel over dat wat al gedaan is/gedaan wordt. Met plek voor nieuwkomers (nog bedenken hoe die dan beoordeeld worden)
- Deze groep van 53 krijgt te horen wat de gelden zijn die aan hen toegeschreven worden door Den Haag. De onderhandelingen hierover hebben al plaatsgevonden of vinden nog plaats, tot het moment dat de groep van 53 de budgetten in ontvangst neemt. Zij dragen zorg voor de verdeling van de gelden over het landschap dat zij samen vormen.
- Iedere instelling krijgt zo een richtbedrag toegeschreven. De uiteindelijke plannen worden toegeschreven naar dit bedrag. Deze uiteindelijke plannen worden beoordeeld (op basis van artistieke kwaliteit, haalbaarheid, fair practice etc). Wederom door een commissie.
Bekijk het finale voorstel na overleg: de Cooperatie
2. Meerdere aanvragen per structuur (Wouter Hillaert)
Onderstaand voorstel wil een antwoord bieden op drie knopen in ons cultuurbeleid:
-
Het subsidiesysteem zit, minstens in Vlaanderen, een beetje vast. Grof gesteld hangt de omvang van je subsidiebedrag af van de periode waarin je bent ingestroomd als gesubsidieerde structuur: er is het meeste geld voor huizen en kunstenaars die al bestonden of gestart zijn in de jaren ‘80 (grofweg tussen 1 en 3 miljoen euro). Dan volgen collectieven en structuren uit de jaren ‘90 (grofweg tussen 500.000 euro en een miljoen). Voor organisaties van na 2000 lijkt 300.000-500.000 euro het maximum, los van hun intenties of kwaliteiten. Hoe meer flexibiliteit en doorstroom creëren?
-
Wat doe je als overheid met grote instellingen waarvan de werking of artistieke invulling mogelijks wat verstard is geraakt, maar die je natuurlijk niet zomaar sluiten? Sommige instellingen behoren nu eenmaal tot je dna. In Nederland is daarvoor de BIS uitgevonden, in Vlaanderen gaat het vooral om de Kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Beleid noch kunstenveld heeft een manier om de concrete invulling van die grote structuren bij te sturen. Hoe hou je (grote) publieke structuren fris?
-
Er is nood aan meer verbeelding in hoe onze organisaties functioneren, opperde ik al in mijn State of the Union. We denken zo te weinig vrij over onze werkingen en onze manier van organiseren, overeenkomstig met veranderende tijden en noden. Hoe hou je het creatieve denken over structuren/organisaties levend?
Daarom dit voorstel:
Voor gesubsidieerde organisaties/instellingen met een zaal die eigendom is van de gemeenschap (groot of klein), kan voortaan iedereen een subsidiedossier indienen– en niet langer alleen de eigenaars van dat huis op dat moment. Maw: voor een bepaalde lijst van organisaties en instellingen kunnen elke twee subsidierondes (dus elke 8 of 10 jaar, om toch enige continuïteit te blijven verzekeren) meerdere dossiers worden ingediend. Subsidie-aanvragen worden dan voorstellen zoals bij architectuur: iedereen die wil, kan met een eigen plan meedingen naar een opengeschreven opdracht.
Want misschien hebben drie theatercollectieven of een ambitieuze kliek kunstenaars samen wel een veel interessanter plan voor de middelen en de structuur van deSingel of Theater Rotterdam dan deSingel en Theater Rotterdam zelf? Cultuurhuizen met publiek bezit blijven niet langer ‘eigendom’ van deze of gene bewoners, maar worden opnieuw wat ze zijn: potentieel van iedereen met het beste plan voor wat het landschap nodig heeft.
Procedure:
**Beoordelingscommissies kiezen dan tussen verschillende plannen voor dezelfde structuur: welk plan prikkelt het meeste voor de komende jaren? **Wie volgens de beoordelaars het beste plan heeft, krijgt het geld en dus de sleutel.
Concurrerende plannen mogen in hun begroting niet onder het huidige subsidiebedrag gaan (om te vermijden dat er gewoon voor het goedkoopste plan gekozen wordt)
Zou dat niet veel meer doorstroom, verbeelding en collectieve medeverantwoordelijkheid creëren voor ons kunstenveld? Iedereen wordt dan veel meer uitgenodigd om te bedenken: wat zou ik met zo’n huis doen? Vastgelopen machtsverhoudingen worden opengegooid.
Bekijk het finale voorstel na overleg: het Lappendeken
3. Ons fonds (Willem de Wolf en Barbara Van Lindt)
We hebben ons van alles laten afpakken. Neem nu de subsidievoorwaarden. Waar je ook kijkt: een groeiende bureaucratisering, juridisering en betutteling, ...
Kunstenaars zijn verplicht zich aan parameters te onderwerpen die vaak haaks staan op hun praktijk, op wat ze echt willen, op hun verbeelding. Zowel de verbeelding binnen hun werk als de verbeelding van de manier waarop ze zich willen organiseren. De heersende kaders dwingen hen tot beloftes, strikte output en prestatieafspraken.
Henriette Post moet elke uitspraak, zelfs elke boude gedachte, laten checken door haar juridisch adviseur, en nòg beantwoordt 30 % van de gedupeerde aanvragers hun resultaat met een dreigend proces. Want er is wellicht altijd wel een procedurefout, een onrechtvaardigheid in de puntentelling te vinden. En zo kan je de buit misschien toch nog binnen halen.
Terwijl er ook echt wel commissies uren hebben gelezen, vergaderd, afgewogen en gekozen. Maar krijgt hun gesprek voldoende ruimte en gewicht? Of verdwijnen hun argumenten en nuances, hun voorkeuren en gevoeligheden in de geobjectiveerde wereld van punten en scores? De samenstelling van deze commissies probeert aan alles en iedereen recht te doen, en tracht te voorkomen dat er belanghebbenden hun persoonlijke voorkeur kunnen doorduwen. Op die manier creëert zowel de beoordelingsmethode als de commissiesamenstelling afstand tot de artistieke hartslag, de gekte, de on-maat (zoals Pascal Gielen het noemt). Maar ook afstand tot nieuwe werkmodellen, andere ritmes en snelheden, experimentele structuren, ...
En zo dreigt er een verbeeldingsarmoede.
Een nieuw begin. Niets hervormen, noch radicaal noch traag noch van binnenuit, maar iets opnieuw beginnen. Dat van ons is. Van ons allemaal. We noemen het: Ons Fonds. Het is verantwoordelijk en uitgesproken.
Uitgangspunten:
1. Geen vooropgestelde voorwaarden en tegenprestaties. Slechts twee criteria:
- **De aanvragen die ingediend worden moeten bijdragen aan een bloeiend kunstenveld.**Punt. De uitnodiging is eerst aan het veld: kom met uw ongecensureerde projectvoorstellen, artistieke plannen. Het is aan de beoordelingscommissie om af te wegen waar haar prioriteiten liggen. Is het beweging, diversiteit, vernieuwing, levend erfgoed, verbinding? Ondersteunen ze grensoverschrijdend artistiek onderzoek van jonge makers, of een belangwekkend kunstenaar die aan een ander ritme wil werken, of een nieuw verdienmodel voor een productiehuis, of een spreidingssysteem, ...? Dat is aan hen. Kiezen ze voor 3 grotere projecten of vele kleinere? Die keuze is aan hen.
- **_Het voorstel kan niet bij een ander landelijk of stedelijk fonds worden aangevraagd _**omdat het ten gronde niet binnen de kwantitatieve (en zelfs kwalitatieve) voorwaarden past. Een belangrijk neveneffect is dat Ons Fonds hierdoor ook een laboratorium voor nieuwe subsidievormen kan worden.
2. Geloof in peer-to-peer reviewing. Want rechtstreeks betrokkenen kunnen wel degelijk verantwoordelijkheid nemen én voorbij hun eigen belang denken. Het is, laten we dat niet vergeten, ook het uitgangspunt van democratie.
**De snelst groeiende sport in Nederland, frisbee, dient hier als inspiratie. **Daar committeren de spelers zich aan wat ze de Spirit of the Game noemen: respect voor je tegenstander, kennen van de spelregels, niet opzettelijk fouten maken, fair-play en sportiviteit. Door de Spirit of the Game is een scheidsrechter niet nodig en is die er dan ook niet. Zelfs niet bij wereldkampioenschappen. De spelers zijn zelf verantwoordelijk voor het verloop van het spel, er heerst autoregulatie, een zelfregulerend ethisch gedrag. Als speler bevraag je jezelf en je medespeler. Na de wedstrijd geef je elkaar ook nog punten voor de spirit. De spiritprijs is in het frisbee een belangrijke prijs, dus het loont echt om eerlijk te spelen. Ons Fonds heeft geen juridische dienst maar een ethische code.
3. Ons Fonds is een vereniging met leden. Mensen, geen instituten - het voelt anders als je zelf trakteert, dan als je een rondje geeft en je de bon kan declareren. Mensen dus, kunstenaars, technici, artistiek leiders, kostuumontwerpers, studenten ... iedereen uit de sector die lidgeld betaalt. Minimum = 50 euro per jaar. Voor mensen in hoge loonschalen en mensen met werkzekerheid stellen we hogere tarieven voor. Maar we gaan dit niet controleren. Enkel leden kunnen aanvragen indienen en enkel leden kunnen deel uitmaken van de beoordelingscommissie.
4. De beoordelingscommissie komt tot stand door loting uit de leden, en rouleert elk jaar of in elk geval frequent. Loting, een op zichzelf politiek neutrale procedure, vergroot de betrokkenheid binnen alle geledingen. Het creëert mede-eigenaarschap, alertheid in een ontmoeting van diverse stemmen. Als je geloot wordt, kan je weigeren. Wie toezegt, onderschrijft de ethische code. De commissie kan - mocht ze dat nodig of zinvol vinden - experts uitnodigen om bepaalde contextuele vragen voor te leggen, voor ze tot een beslissing komen.
5. Een minimum aan bureaucratie, bij voorkeur geen kantoor, vergaderingen bij instellingen die hun ruimtes beschikbaar stellen.
Tot slot. Solidariteit is bij Ons Fonds een grondhouding, zonder veralgemenend en onvoorwaardelijk te worden. Want er wordt bij Ons Fonds verantwoordelijkheid genomen door keuzes te maken. Uitgesproken en in de spirit of the game.
Reality check:
- Het ledengeld is voor de werking en kan nooit de basis vormen voor een subsidiepot. Het ledengeld geeft blijk van geloof in deze opzet, dat het nodig is én mogelijk. Er moet minstens 300.000 per jaar in de pot zitten, en we willen minstens 5 jaar kunnen werken. Er moet dus extern geld geworven worden.
- Mocht dit plan in dit parlement een kans krijgen, moet er een groep pleitbezorgers met toegang tot bepaalde kringen gevormd worden, die bij private fondsen, mecenassen of andere partijen middelen kunnen vinden.
- De vraag blijft: waar, door wie en hoe kan dit plan verder doorgedacht worden?
PS.1 Voor de goede orde: gezelschappen, festivals en huizen die wél in de fondsenregelingen passen kunnen ook een inspirerende bijdrage leveren aan een bloeiend kunstenveld.
PS.2 Ons Fonds is complementair aan de bestaande fondsen. We geloven dat de gerealiseerde kunstprojecten van Ons Fonds, bij de landelijke of stedelijke fondsen aanleiding kunnen geven tot het aanpassen van hun eigen voorwaarden.
Bekijk het finale voorstel na overleg: Ons Fonds
4. Projectsubsidies loterij (Alexander Nieuwenhuis)
In de huidige beoordeling gaan veel te veel uren verloren aan het schrijven van dossiers waarvan maar een klein percentage betoelaagd wordt. De niet betoelaagden groepen kunnen niet alleen hun plannen niet verwezenlijken, maar verliezen ook de tijd die ze hebben besteed aan het schrijven van die plannen. Dit versterkt het gevoel van onrechtvaardigheid, zeker als men positief beoordeeld maar niet betoelaagd wordt.
Mijn voorstel voor de subsidieprocedure is een loterij, en wel op getrapte wijze.
Indieners schrijven op een A4’tje wat ze ongeveer van plan zijn, waar ze het gaan spelen en hoeveel mensen ze denken dat er komen kijken. De projecten worden beoordeeld op een aantal randvoorwaarden. Zijn het kunstprojecten of niet? Zijn ze enigszins realistisch of niet? De projecten die voldoen, doen mee aan een loterij. De winnaars krijgen in de eerste ronde een klein budget van laten we zeggen 2500 euro. Voor de besteding ervan schrijven zij een gedetailleerder plan waarin zij ook hun artistieke doelen uitgebreider formuleren. Ze doen hun project, het fonds beoordeelt het resultaat.
Er zijn drie beoordelingen:
- De eerste is onvoldoende. Men heeft bijvoorbeeld heel veel drank gekocht van het budget of is naar de Caraïben vertrokken. Men wordt hiervoor niet vervolgd, maar maakt zichzelf wel volledig ongeschikt voor verdere deelname.
- De tweede beoordeling is voldoende. Men heeft min of meer gedaan wat men voorstelde te doen en de resultaten zijn niet slecht, de administratie is op orde en er is redelijk wat publiek komen kijken. Men mag nogmaals meedoen met de loterij voor hetzelfde bedrag.
- De derde beoordeling is uitstekend. Het resultaat mag er zijn, er is publiek komen kijken en de administratie is op orde. Men mag door naar de volgende ronde waar bedragen van 10.000 euro worden verloot. Op die manier kan men stijgen op de ladder en steeds grotere bedragen benutten. (Men mag natuurlijk ook voor kleinere bedragen blijven meeloten als dit beter bij het project past.)
De exacte bedragen en de hoeveelheid projecten die kunnen worden gehonoreerd kan natuurlijk enkel worden vastgesteld op basis van beschikbaar budget. En het spreekt voor zich dat door de verminderde werklast bij het FPK de beschikbare fondsen vermeerderd kunnen worden.
Het voordeel van dit systeem is dat beoordeling vooraf vervangen wordt door het beoordelen van werkelijke resultaten. Men hoeft om een goed project te doen niet per se zeer veel tijd te besteden aan de dossiers, maar kan gewoon aan de slag. Bovendien verliezen zij die geen subsidie krijgen weinig tijd in het schrijven van een dossier en hebben zij ook geen miskend gevoel omdat hun plannen niet waardevol werden geacht, ze hebben gewoon een loterij verloren.
5. Een nieuwe eerste Kamer (Jeffrey Meulman)
Mijn voorstel is even naïef als oprecht. Het komt voort uit mijn verbazing over het feit dat er in Nederland zo veel interessante, vooruitstrevende denkers zijn waarnaar blijkbaar niet geluisterd wordt. Nederland, ooit zelfbenoemd gidsland, is als ik theatermaker Lucas de Man mag geloven een lui en verzadigd land geworden. Het is rijk genoeg om te investeren in vernieuwing, in duurzaamheid, maar links en rechts worden we door andere landen voorbij gestreefd. De kennis wordt hier veelal nog gehaald, maar hoe lang duurt dat nog?
**Hoe komt het dat we de kans om voorloper te zijn laten lopen? **Is het inderdaad omdat onze regering niet over de langere termijn durft na te denken, zoals ik soms hoor? Is er gebrek aan durf, noodzaak of bevlogen visies?
Een van mijn analyses is, is dat er geen echt geweten is met echte invloed. We kennen tal van adviesorganen, maar niemand kan de regering bijsturen of ter verantwoording roepen gaandeweg de regeringsperiode. Met uitzondering van… de Eerste Kamer. Een controlerend orgaan, bestaande uit voornamelijk oudere senatoren, waarbij steeds weer de vraag wordt gesteld waartoe zij eigenlijk dient en of zij nog van nut is.
Mijn voorstel is om de eerste kamer opnieuw uit te vinden en hier een kenniskamer van te maken van verkozen visionairs, wetenschappers, kunstenaars en filosofen, waartoe de Tweede Kamer zich dient te verhouden en dat wetsvoorstellen terug kan sturen als deze niet in lijn liggen met vooruitstrevend, duurzaam en innovatief beleid.
Een haalbare kaart? Nee. Het overwegen waard? Ik vind van wel.
Bekijk het finale voorstel na overleg: de Andere Kamer
6. Netwerk voor vernieuwing van (stedelijke) kunsten (Gerardo Salinas)
Er zijn vele inspanningen gedaan om een meer divers publiek en meer diverse kunstenaars te betrekken. Er zijn vele initiatieven en ideeën om nieuwe netwerken te creëren. Deze inspanningen zijn in veel gevallen versnipperd. Dat is niet efficiënt. We verliezen tijd, energie, knowhow en middelen. We stellen een model voor dat al bewezen is. Dit model speelt in op verschillende beleidsprioriteiten en behoeften van de sector: ondernemerschap / participatie / samenwerking / verstedelijking / diversiteit.
Coöperatie Work in Progress (WIP)
Het Mestizo Arts Festival (MAF) voert al 10 jaar onderzoek naar kunst van de nieuwe stedelijkheid. Het is de opsomming van onze gedocumenteerde kunstensector en meer ongedocumenteerde artistieke praktijken die ontstaan zijn als gevolg van de migratiegolven, de nieuwe technologieën en de groei van de steden.
Het meest effectieve ‘wapen’ van MAF is de Work in Progress (WIP). Een eenvoudig format waarbij verschillende organisaties werken aan het ontwikkelen van kunstenaars, op basis van relevante toonmomenten voor een aantal kunstenaars die deze organisaties ondersteunen. Dat klinkt niet zo vernieuwend. Maar wat MAF bereikt heeft, is een netwerk van geëngageerde organisaties die normaal niet zouden samenwerken. Verschillende disciplines en kunstentalen. Het palet van artiesten die werk presenteren gaat van autodidacten tot geschoolde kunstenaars. Van hedendaagse dans tot hip hop.
MAF engageert max. 12 mensen van de sector voor de feedbackgroep. Na elke WIP krijgen de kunstenaars een privé gesprek van 1 uur met deze mensen. Het zijn artistiek leiders, recensenten, dramaturgen, makers, producenten, enz. Het idee is om een leerrijke ervaring in de twee richtingen te creëren. Voor de deelnemende artiesten betekent dit toegang tot een ongelofelijk sterk netwerk en boeiende feedback. Voor de organisaties en feedbackgevers, een kanaal om de ongrijpbare stad een beetje grijpbaar te maken. Er zijn veel waardevolle kunstenaars gepasseerd in de 8 jaar WIP (Mokhaled Rasem, Enkidu Khaled, Sachli Gholamalizad, Junior Mthombeni, Fikry el Azzouzi, NoMoBs, Osei Bantu, enz.). Er zijn geweldige samenwerkingen geweest tussen kunstenaars en organisaties. Dit kanaal is effectief. Op deze manier worden middelen en inspanningen beter benut.
Dit initiatief was tot nu toe afhankelijk van projectsubsidies. Na veel positieve jaren heeft de verandering van het kunstendecreet en commissies ervoor gezorgd dat het hele project in het gedrang is gekomen. De oplossing van Fiëbre (de organisaties achter MAF) is om het coöperatieve element van de WIP te versterken.
**Het idee is om een intercity netwerk van WIP te creëren. Elke stad moet haar eigen netwerk van organisaties creëren **(Fiëbre zal deze coachen, maar het initiatief moet lokaal zijn). Dit netwerk moet bestaan uit een breed palet van diegenen die artistiek actief zijn in de stad. Een keer per jaar zullen de verschillende WIP’s lokaal plaatsvinden. Het is een interessante manier om de ontwikkelingen in de steden te kunnen volgen en/of te prospecteren. Het resultaat moet een interstedelijk netwerk van organisaties en artiesten zijn en een verbreding van de ‘usual’ netwerken.
**Het is niet de bedoeling om subsidies te vervangen, maar wel deze vorm van samenwerking te incorporeren in de reguliere werking. **Dit initiatief helpt iedereen om de eigen omgeving te onderzoeken. Elke partner moet doen wat hij al doet. De coöperatie organiseert de toonmomenten, de resultaten worden gedeeld met de partners en de sector. De basiswerking wordt gegarandeerd door de inbreng van de aandeelhouders. We zijn al actief in Antwerpen. De coöperatie wordt momenteel ontwikkeld in Brussel, Gent en Mechelen. Hoe meer steden, hoe sterker het idee en de coöperatie.
Bekijk het finale voorstel na overleg: Lokale Netwerken
7. Gedeeld vruchtgebruik van publiekgegevens (Marc-Jan Trapman)
Persoonsgegevens en data zijn in deze moderne wereld van evident belang. Dit dringt steeds meer door naar alle lagen van de maatschappij. In de kunstenaarswereld zit er echter een knoop. De probleemstelling in het kort: een kunstenaar bedenkt (al dan niet in groepsverband) een bepaalde productie en voert deze uit in de theaters/schouwburgen. Er komt publiek naar deze voorstellingen kijken, waarvoor zij een kaartje hebben gekocht bij de desbetreffende theaters/schouwburgen. De persoonsgegevens en data die het publiek ter beschikking stelt aan het theater/schouwburg, worden daar opgeslagen. De kunstenaars hebben geen toegang tot deze gegevens, en kunnen deze gegevens ook niet gebruiken, terwijl zij er wel commercieel baat bij hebben en er misschien zelfs wel recht op hebben.
**Dit voorstel streeft de gedachte na dat de (uitvoerende) kunstenaars een even groot belang zouden moeten en mogen hebben bij de persoonsgegevens en data die door de theaters/schouwburgen wordt “geoogst” bij de verkoop van tickets. **In de huidige situatie, die historisch zo is gegroeid omdat de persoonsgegevens en data in het verleden niet werden gezien als iets met waarde, blijven deze persoonsgegevens en data vaak opgeslagen in de systemen van de theaters/schouwburgen, zonder dat de kunstenaars daar ooit inzicht in zouden kunnen krijgen. In feite is het project Kunstvallei een middel om voor de kunstenaar een publiek te kunnen trekken dat echt geïnteresseerd is in de voorstellingen van die desbetreffende kunstenaar, op basis van voorkeuren van eerdere voorstellingen. De basis voor het project is de auteurswet, maar ook het onderbelichte morele recht.
Technisch gezien is het project Kunstvallei een grote database waarbinnen de verschillende kunstenaars een eigen ISNI-Code krijgen (uniek ID), in samenwerking met de theaters/schouwburgen en producenten, die zij kunnen gebruiken om zelf zijn of haar gegevens met het aanbod van nieuwe voorstellingen permanent actueel houden en toegankelijk maken voor iedereen (zoals: producenten, journalisten en het publiek).
**Concreet? **Klanten kopen bij de theaters/schouwburgen/ticketbedrijven een kaartje voor de voorstelling van de kunstenaar. Voor het bestelproces worden de persoonsgegevens (o.a. naam, adres, geboortedatum) ingevuld door de klant. Ook ontstaat er door het bestelproces data over de soort voorstelling die de klant bezoekt (o.a. cabaret, dans, toneel, musical) en wát de inhoud is van deze voorstelling (o.a. klassieke dans, moderne dans). Er worden dus twee soorten gegevens “geoogst” die van belang zijn. Enerzijds de persoonsgegevens en anderzijds de gegevens over de voorstelling, oftewel: de voorkeuren van het publiek.
Het project Kunstvallei streeft de gedachte na dat kunstenaars het recht op het gebruik van de persoonsgegevens en andere data (terug)krijgen. Binnen het online platform van Kunstvallei worden de persoonsgegevens en data van betrokkenen – met hun toestemming – in een systeem gezet. Geen van de betrokkenen krijgt direct toegang tot de data en persoons-gegevens, alleen diegene waarvan data en persoonsgegevens van afkomstig zijn. Het systeem is echter wel in staat om de data en persoonsgegevens te koppelen aan het aanbod van de kunstenaars uit alle disciplines, zodat er een specifiek theater- of schouwburg aanbod kan worden gedaan aan de betrokkene. Daardoor krijgen de kunstenaars een soort (indirect) medegebruik op de data en de persoonsgegevens.
**Het resultaat voor de betrokkenen, het publiek, is dat zij een veel breder aanbod krijgen toegezonden.**Momenteel worden alle persoonsgegevens en data over de voorstellingen opgeslagen in kleine databases van de theaters/schouwburgen of de ticketbedrijven, die elk voor zich te klein zijn om een functioneel profiel op te bouwen voor het publiek. Bovendien heeft niet elk theater of schouwburg de middelen om het aanbod goed te filteren, en is het gebruikte aanbod bij andere theaters/schouwburgen in het verleden niet gekoppeld aan toekomstig aanbod.
Bekijk het finale voorstel na overleg: gedeeld vruchtgebruik van publiekgegevens
8. Terug naar binnen (Bo Tarenskeen)
De vooruitgang van de kunst zit niet in een verdere beweging naar buiten toe. Vooruitgang betekent niet dat er meer publiek op je af komt of dat je publiek cultureel diverser is of jonger. Vooruitgang betekent dat je kunst beter wordt.
**Mijn voorstel is dat de kunst juist meer naar binnen gaat, in plaats van naar buiten. Met ‘naar binnen gaan’ bedoel ik dat de verschillende kunsten niet de actualiteit of de wijken opzoeken, maar in eerste instantie elkaar opzoeken.**Dat er een vanzelfsprekende, doorgaande uitwisseling is tussen de werelden van de film, het theater, de beeldende kunst, de literatuur en de muziek. Wat kan het theater leren van de gesprekken die er binnen de filmwereld worden gevoerd over montage? Wat kan de beeldende kunst leren van scenografen? Hoe kunnen moderne composities romanschrijvers inspireren tot nieuwe verteltechnieken en andere verhaalstructuren?
**Het is noodzakelijk dat er in een nog steviger elite wordt geïnvesteerd. De kunst moet stoppen haar legitimiteit buiten zichzelf te zoeken.**We zijn allemaal verhalenvertellers. Het gaat echter niet om die verhalen zelf, maar om hoe we ze vertellen.
Bekijk het finale voorstel na overleg: een Reizend Gesprek
9. ‘De cultuurvakbond 2.0’ als open informatieplatform (Acod Cultuur)
Een website die je op de hoogte houdt als cultuurwerker
Reeds op het 1ste cultuurparlement bleek dat veel cultuurwerkers op het tandvlees zitten. Het voorstel dat toen won, wou werk maken van zelfzorg: laten we stoppen met alles ijlings achterna te lopen, eindelijk wat rust inplannen en ‘ruimte maken voor afwezigheid’. De lat om creatief te blijven en ondertussen allerhande sociale en zakelijke verplichtingen na te komen, ligt immers steeds hoger. Te hoog.
Maar hoe zinvol dit voorstel ook is, de politieke wereld staat helaas niet stil en is de kunstwereld ook alles behalve goed gezind. Zowel in Nederland als België verschenen afgelopen jaar onderzoeksrapporten die de toenemende verpaupering van kunstenaars bevestigen. Beide landen zijn intussen ook weer een flinke kaalslag verder. Hoe typerend het voor de kunstwereld ook mag zijn om bij problemen in de eerste plaats zichzelf creatief heruit te willen vinden en terug te plooien op zichzelf, in deze tijden van neoliberale politiek zullen we zonder de kracht van het collectieve altijd maar verder achteruit boeren. Is het niet de hoogste tijd dat we de spreekwoordelijke vierde muur nu effectief doorbreken en ophouden om als sector vooral naar de eigen situatie te kijken als publiek naar een voorstelling?
**Kunstenaars hoeven niet met politiek bezig te zijn in hun werk, maar als beroepsgroep kan je die verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan. **Zeker vandaag niet. Ook als ACOD cultuur weten we natuurlijk maar al te goed dat niemand dat alleen kan, dat ook wij evenals andere vakbonden hier minstens één tandje moeten bij steken.
Maar mobiliseren vereist dat we ons organiseren en informeren. Wat dat laatste betreft, hebben we een voorstel. Het is immers geen evidentie om de stand van zaken in de cultuurpolitiek op te volgen: er gebeurt bijzonder veel op beleidsvlak alsook in de verschillende cultuurhuizen. Wie enigszins op de hoogte wil blijven, moet de puzzelstukken van het grotere plaatje zelf bijeen sprokkelen via nieuwsbrieven, sociale media, informele gesprekken, artikels in cultuurbijlagen en kunsttijdschriften.
Er loopt heel wat mis, evenzeer in het informeren erover. En ondanks de open grenzen botsen we niet zelden op een informatiestop over de grenzen heen. Nochtans zijn de ontwikkelingen in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk heel gelijklopend met België of Nederland. Kritische analyses, protestacties en de opbouw van bewegingen of platforms in het buitenland zijn bijzonder leerrijk om de eigen crisissituatie te kunnen inschatten en er ook iets aan te doen.
**Acod cultuur wil daarom het initiatief nemen om een website op te starten, ‘de cultuurvakbond 2.0’, waar bestaande en nieuwe informatie verzameld wordt. **We willen dit in praktisch opzicht samen met andere vakbonden en kunstenaarsorganisaties coördineren. We volgen zelf de Vlaamse parlementaire zittingen op, dus daar kunnen we systematisch nota’s en bedenkingen over aanbieden. Naast beleidsmatige dossiers, maken we ruimte voor een opvolging van wat er in organisaties gebeurt, wat kunstenaars zelf signaleren en wat er aan opinies en studies verschijnt.
We willen hier vanzelfsprekend ook acties aankondigen en ondersteunen. Naar het voorbeeld van Artleaks gaan we evenmin de moeilijke discussies uit de weg, of het rapporteren over mistoestanden die cultuurwerkers op hun pad tegen komen.
Weer een website, zal u misschien denken. Het klopt zeker dat het welslagen van zo’n initiatief zal afhangen van de (internationale) medewerking van mensen uit het veld zelf. ‘De cultuurvakbond 2.0’, vatten we daarom op als een open platform waarbij de input van de werkende mensen (werknemers, flexwerkers, vrijwilligers…) cruciaal is. Die komen binnen de huidige structurele organisatie van het veld overigens nog veel te weinig aan bod.
Kortom, naast de intentie om een cultuurpolitiek tegengewicht op te bouwen via informatie en organisatie – laten we hopen dat dit initiatief een springplank wordt van een breder front van onderuit – staat ook de intentie voorop om de transparantie en de fair practice in de kunstwereld zelf, en dan de openbare cultuursector in het bijzonder, te verbeteren. Want ook daar – de interne huishouding – is veel werk aan de winkel.
Bekijk het finale voorstel na overleg: Cultuurvakbond 2.0
10. Flexibel gebruik van theatergebouwen (Roos Euwe)
In navolging van voorstellen uit de eerste ronde over het opzetten van netwerken, het benaderen van een breder publiek en het vergroten van maatschappelijk draagvlak voor cultuur: een voorstel voor **een meer flexibel gebruik van bestaande theatergebouwen in de komende dertig jaar. **
Naar mijn idee zijn er meer en meer theatermakers geïnteresseerd om hun werk in een flexibele ruimte te maken en tonen: in een black box of white cube, in een oude koekjesfabriek of op locatie, afhankelijk van het werk. Die flexibele ruimtes lijken niet moeilijk te vinden (hoewel dat wellicht ook wel beter kan?), maar wat gaan we de komende tijd doen met de zalen die minder intensief voor theater gebruikt worden: de klassieke theaterzalen met een verhoogd podium, vaste tribune of lijsttoneel? Die zalen zijn niet nutteloos, er worden nog altijd voorstellingen voor gemaakt, maar hoe ziet dat er in de komende dertig jaar uit?
**Dit voorstel gaat ervan uit dat de niet-flexibele-zalen steeds minder bruikbaar worden voor theater, dus dat er meer flexibele ruimten nodig zijn en bijgezocht / verbouwd zullen worden, en dat er minder (niet geen) theatervoorstelling in de niet-flexibele-zalen geprogrammeerd kunnen worden. Daarnaast veronderstel ik dat er behoefte is aan fysieke plekken, punten in de stad waar verschillende netwerken gebruik van kunnen maken, en dat in de toekomst een gebouw steeds minder slechts voor één functie wordt gebouwd en gebruikt. **
Dus: kunnen theaterzalen ook voor andere dingen gebruikt worden? Kan een foyer of zaal ook door een (culturele of niet-culturele) organisatie, vereniging of club gebruikt worden, niet als verhuur maar als manier van ruimte delen?
De bestaande theatergebouwen en -ruimten kunnen nog opener en nog dynamischer gebruikt worden door de bewoners en gebruikers van de stad.
Niet alleen de theatervoorstellingen, maar ook de theaterzaal zelf kan als plek meer een verbindingspunt vormen, een fysiek verbindingspunt tussen verschillende netwerken. Want die gebouwen zijn er, maar ze bieden niet altijd meer de mogelijkheden die theatermakers nodig hebben om elke dag of avond voor theater gebruikt te worden. Om meer draagvlak te creëren voor cultuur hoeven we niet alleen in te zetten op meer en andere bezoekers bij de voorstellingen zelf; theatermakers of technici in de wandelgangen tegenkomen zorgt er ook voor bewustwording en begrip.
Dit sluit aan op het voorstel "nieuwe netwerken zijn de toekomst" van het Eerste Cultuurparlement, dat onder meer schrijft:
“Een extra aspect is dat binnen deze netwerk-ondersteuning plekken van leegstand ontsloten kunnen worden: broedplaatsen waar die netwerken vorm kunnen krijgen. Op die plekken kunnen culturele actoren extra verbonden worden met sociaal werkers, jeugdwerk, allerlei vrijwilligers, … Openheid en inclusiviteit vormen belangrijke aandachtspunten. Eventuele financiering binnen deze versterkte netwerken hoeft niet altijd in geld uitgedrukt te worden, maar kan ook bouwen op complementaire natuurlijke behoeften of een alternatieve munt.”
Dit voorstel gaat over de toekomst en is nog niet af:
- voor welke andere activiteiten dan theatervoorstellingen zijn zalen geschikt en/of worden zalen nu al gebruikt?
- welke praktische of financiële bezwaren werpt dit op en wat voor regeling of afspraken zouden die kunnen wegnemen?
- kunnen de niet-flexibele-zalen niet beter afgebroken worden?
Bekijk het finale voorstel na overleg: flexibele theatergebouwen