Het pad terug naar boven
Door Evelyne Coussens, op Tue Aug 30 2022 22:00:00 GMT+0000Sommige oude culturen zien de dood als een plaats, eerder dan als een toestand: een soort morbide ‘buitenverblijf’, waar je heengaat om er onder de een of andere vorm verder te bestaan. Maar als er een weg loopt van leven naar dood, kan je die dan ook in omgekeerde richting bewandelen? In Demeter Calling worden acht vrouwen opnieuw tot leven gewekt. Regisseur Sanja Mitrović en haar performers scheppen in dit fascinerende theaterconcert een mystieke ruimte waarin de hoofdrolspelers opnieuw plaats kunnen innemen, nadat hen eerder elke Lebensraum werd ontnomen.
In de westerse cultuur is het meest bekende voorbeeld van deze ‘ruimtelijke’ dood misschien wel de Hades, de onderwereld waar de oude Grieken de schimmen van hun overledenen situeerden. In Vergilius’ Aeneis daalt de held Aeneas af naar deze mythische plek, om er met zijn vader te spreken en nadien gewoon weer terug te keren. De Thracische zanger Orpheus ging er zijn geliefde Eurydice zoeken en kreeg van de heersende god – die eveneens Hades heet – de toestemming om haar mee te nemen, op voorwaarde dat hij op de weg die naar ‘boven’ leidde niet zou omkijken. Hij negeerde het verbod en verloor haar voorgoed. De concepten van hemel en hel liggen naadloos in lijn met deze antieke voorgangers – Dante liet zich door de Aeneis inspireren voor zijn tocht van inferno naar paradis in de Divina Commedia.
Vandaag is in de westerse cultuur het geloof in de dood als een letterlijke en ruimtelijke plek groten- deels verdwenen, maar wat nog steeds leeft is de idee van een spirituele of rituele ruimte – een plek waar de doden, onder welke verschijningsvorm dan ook, aanwezig kunnen worden gesteld. Ze verschijnen dan onder de blik van de gemeenschap in de vorm van een object, een handeling, een rite. De theaterzaal is een fysieke plek waar zo’n metafysische tussenruimte kan worden gecreëerd.
De Servische regisseur Sanja Mitrović (°1978) doet dat in Demeter Calling: samen met drie performers schept ze een ruimte waarin acht hedendaagse vrouwen gestalte krijgen. De antieke mythe van Demeter en Persephone fungeert als kaderverhaal en toont hoe het weggevaagde leven kan worden teruggeclaimd – al is dat dan onder een meer abstracte, gestileerde vorm.
'Demeter Calling' is een theaterconcert dat zich in sfeer en stijl ergens tussen klassieke oudheid en verre toekomst bevindt.
Demeter Calling is een theaterconcert dat zich in sfeer en stijl ergens tussen klassieke oudheid en verre toekomst bevindt. Onder overdadige wervelwolken van toneelrook en lichteffecten zoals je die in grote danstempels ziet, komen vier performers de bühne opgeschreden in lange, zilverkleurige gewaden. Ze lijken rechtstreeks uit de toekomst te zijn neergedaald (tenminste, de toekomst zoals we ons die in een jaren-1970-iconografie voorstelden, denk aan cultfilms als Zardoz), maar toch zijn ze eeuwenoud: dit zijn de priesteressen van Demeter, dienaressen van het heiligdom in Eleusis, waar de godin zich gek van verdriet terugtrok nadat haar dochter Persephone door Hades was geroofd.
De wervelwolken, die in het licht- en setontwerp van Giacomo Gorini merkwaardige vormen en kleuren aannemen, doen tegelijkertijd ook denken aan de klassieke fresco’s van Luca Giordano (1634–1705) waarin heiligen opduiken uit de wolken – maar hier zijn ze de emanatie van Zeus zelf, alziende oppergod, die boven de gebeurtenissen uit wervelt als patriarch, dominus en aanstoker van het kwaad. Hij is het immers die Persephone aan Hades heeft weggeschonken.
Deze klassieke interpretatie komt overigens niet van mij, ze wordt ons aangereikt door het kleine jongetje dat als allereerste op de lege bühne verschijnt, nog voor er sprake is van goden of priesteressen. Moederziel alleen wandelt dit kind naar het midden van het podium, een oude radio in de hand. Wanneer hij die krakend aan de praat heeft gekregen, weerklinkt daaruit zijn eigen vertelstem: ‘Ik begin met te zingen over Demeter, godin met het mooie haar, ...’ De klassieke aanhef (ontleend aan de Ilias) is de aanzet van het kaderverhaal waarbinnen Mitrović haar hedendaagse verhalen zal plaatsen. De parallel is niet ver te zoeken. De mythe van Demeter en Persephone is er een van vrouwelijke vernedering, ontvoering en verkrachting (de roof van het meisje door Hades), maar ook van vrouwelijk verzet.
De oppergod overspeelt zijn hand, want Demeters razernij is zo groot dat zij – als godin van de vruchtbaarheid – het land laat verdorren en de mensen de hongerdood in drijft. Geen mensen, geen plengoffers, en dus worden de goden onrustig. De voor de hand liggende parallel tussen vrouwen/moeders en de vruchtbare aarde – en dus tussen geweld tegen vrouwen als geweld tegen het leven zelf – krijgt in Mitrović’ interpretatie niet de gebruikelijke nadruk van slachtofferschap in de passieve, onmachtige betekenis van het woord. Het gaat Mitrović eerder om het succes van Demeters verzet én over de liefde tussen een moeder en een dochter.
Allemaal elementen die ze laat spelen in de acht verhalen van eigentijdse vrouwen die zij en haar medeperformers zingen en dansen, zoals het priesteressen betaamt. Dat het een jongetje is dat op gezette tijden de mythe voortstuwt, is evenmin toeval: hoe onschuldig ook, net als de goddelijke wolkencreatie in de nok van de zaal is dit een man. De mannelijke dominantie vormt zo, letterlijk van bovenaf en van onderuit, het ruimtelijke kader waarbinnen de vertellingen plaatsvinden.
De verhalen worden als het ware ‘objecten’, precieuze voorwerpen die door de priesteressen worden voorgedragen als offers op het altaar.
De verhalen worden overigens niet verteld. Mitrović heeft voor Demeter Calling een vorm gekozen die ze nooit eerder hanteerde, en die twijfelt tussen spoken word, opera, pop, musical en Griekse koorzang. Acht verhalen zullen worden gezongen of gezingzegd, door een van de performers of in duet. Dit zijn de ‘prozagedeelten’, de epeisodia uit de klassieke tragedie, die worden onderbroken door de stasima: collectieve zangen waarin het koor reflecteert op de gebeurtenissen. In het geval van Demeter Calling komt als refrein telkens de volgende waarschuwing terug: ‘Vier het leven – leef het leven alsof je al dood was’.
Tegenover deze klassieke referenties plaatst de Servische componist Marija Balubdžić een popgeluid dat sterk repetitief, ritmisch en elektronisch is. Ze liet zich inspireren door oude collectieve vrouwenzangen uit de Balkan, maar het resultaat doet denken aan de sound van hedendaagse popiconen met een donker kantje zoals Billie Eilish of (al is ze iets te vrolijk) Dua Lipa. Nick Cave duikt dan weer op met een citaat uit zijn murderballad ‘Where The Wild Roses Grow’. De vervreemdende, extreem gestileerde choreografieën die met de songs gepaard gaan lijken abstracte bewerkingen van klassieke popmoves: sensuele heupbewegingen, frivool-schuine hoofden, handen die over het lichaam glijden, maar dan houterig en stijf als waren de performers levende doden. In combinatie met de glinsterende pakjes en catsuits die onder de priestergewaden tevoorschijn komen, lijken het wel choreografifieën van aliens, in een wat aandoenlijke poging om Beyoncé te imiteren.
‘Amateurisme’ – als een instrument tot vervreemding – is trouwens een bewuste tool in de vormelijke uitwerking. Ana Naqe en Kathy Sey zijn geschoolde zangers (respectievelijk een klassieke sopraan en een gospelzanger) maar Magda Ral en Sanja Mitrović zijn dat niet. Meer dan eens zijn hun gezangen niet een beetje, maar gewoon radicaal naast de toon. Vooral in het geval van Rals indrukwekkend diepe en sonore stem (denk Marianne Faithfull!) versterkt dit gebrek aan virtuositeit net de rauwe, gegronde kracht van haar spreken. Daarnaast vallen ook de contrasten tussen de performers op. Zo onaards en elfachtig Mitrović is met haar lichte en hoekige verschijning, zo aards is Ral. De diversiteit van de performers, stuk voor stuk uitzonderlijk op hun eigen manier, verhoogt het bevreemdende gevoel dat hier niet één wereld, maar vele werelden door elkaar worden opgeroepen.
'Demeter Calling' wordt een ritueel in de ware zin van het woord.
Dit alles maar om aan te geven dat de verhalen van de acht vrouwen niet belichaamd worden. Geen van de vier performers tracht de indruk te wekken dat zij, wanneer zij deze verhalen vertellen, de vrouwen in kwestie zijn of zelfs maar representeren. Ze doen eerder het tegenovergestelde: ze presenteren de verhalen, die diep persoonlijk zijn, in een volstrekt geabstraheerde vorm, waardoor ze loskomen van hun anekdotische status. De verhalen worden als het ware ‘objecten’, precieuze voorwerpen die door de priesteressen worden voorgedragen als offers op het altaar – maar daarover straks meer. Want welke offers worden hier nu precies gebracht/verteld?
In het algemeen: het verhaal van ‘barende, vernederde en begeerde vrouwen, voor altijd begeerd en nodig maar nooit gelijk.’ De gewaden van de priesteressen (kostuums: Ivana Kličković) kunnen bij nader inzien immers ook de toga’s zijn van vier vastberaden aanklagers. Krachtig en synchroon stappen ze naar het voorplan, de microfoons bonzen ritmisch op de grond en versterken het geluid van hun dreunende passen tot die van reuzen. (U leest het: alles transformeert voortdurend in deze voorstelling, elke interpretatie wordt voortdurend overschreven door een volgende - de verbeelding draait overuren.)
Er is het verhaal van de ontwortelde Mexicaanse queer-feministe Gloria Evangelina Anzaldúa, die een ‘tussenruimte’ bewoont en nergens (niet geografisch, niet cultureel) een thuis vindt. Er is het verhaal van de Braziliaanse huishoudster Mirtes Santana, die haar vijf jaar oude zoon verloor in een ongeluk, veroorzaakt door haar witte ‘meesteres’. Jeannine Lauwens krijgt een stem, de moeder van Marc Dutroux, met haar worsteling om niet gereduceerd te worden tot de moeder van een monster. Ook in het verhaal van de Joegoslavische communiste Eva Panić-Nahir, die ervoor koos haar dochter achter te laten in plaats van haar man te verraden, is de moeder-kindband verstoord – hier hebben we te maken met een vrouw die liever martelaar wil zijn dan moeder. (In de achtergrondchoreografie vegen de performers frenetiek hun handen af, als waren die besmeurd met bloed.)
Intussen draagt Ral takken aan, die dienen als staf en het ritme zullen aangeven van een ander lied: dat van ‘Anonymous’, die in een postnatale depressie verzeilde en haar twee dochters trachtte om te brengen. ‘De kinderen waren zwaar als stenen voor mij’, zingt Ana Naqe aangrijpend, ‘geloof me, mijn engeltjes: mama kon niet anders. Mama kon het niet.’ De takken zijn roeispanen, waarmee de Griekse veerman Charon zijn bootje naar de overkant van de dodenrivier vaart. Na haar internering maakt Anonymous tekeningen van kale, onvruchtbaar geworden takken. Wanneer ze uiteindelijk wordt vrijgelaten, pleegt ze zelfmoord.
In al deze verhalen wordt vrouwen ruimte ontnomen: om een moeder te zijn, om een andere moeder te zijn dan voorgeschreven, om een ander soort vrouw te zijn dan voorgeschreven, of om vrouw te zijn tout court.
In al deze verhalen wordt vrouwen (veelal door mannen, of in een door mannen gedomineerde samenleving) ruimte ontnomen: om een moeder te zijn, om een andere moeder te zijn dan voorgeschreven, om een ander soort vrouw te zijn dan wordt voorgeschreven, of, in het geval van de pre-operatieve trans vrouw: om vrouw te zijn tout court. Meer dan de helft van hen is dood (door moord, zelfmoord), de anderen konden dat evengoed zijn, weggevaagd als ze zijn door rouw of vernedering. Maar in deze onbestemde ruimte die Mitrović en haar performers creëren, kan je je de vraag stellen wat dat dan is, dood zijn.
Ook deze vrouwen zijn ergens in afgedaald, hebben een weg bewandeld, die hen aanvankelijk leidde naar een plek van niet-zijn – een plek waar ze geen ruimte innamen. ‘Ik ben hier, en ik ben hier niet’, zoals een van de performers zingt. Maar misschien kan die plek ook weer verlaten worden. In de mythe van Demeter en Persephone opent Hades uiteindelijk zijn poorten om, onder druk van oppergod Zeus, zijn geroofde echtgenote terug te schenken aan haar moeder – tenminste, voor de helft van de tijd. Op welke manier wekken Mitrović en haar performers hun vrouwen weer tot leven? Welke nieuwe ‘plaats’ kennen zij hen toe?
Ze keren in ieder geval niet terug als anekdotische subjecten – in Demeter Calling figureren geen realistische personages. Juist door de abstraherende behandeling van het documentaire materiaal zijn deze vrouwen getransformeerd tot een gesublimeerde vorm van aanwezigheid, tot een teken. Daardoor wordt Demeter Calling een ritueel in de ware zin van het woord. De essentie van elk heidens of religieus ritueel bestaat er immers in dat datgene wat niet aanwezig is, aanwezig wordt gesteld – door transsubstantiatie, door poëtische verdichting van een fysieke aanwezigheid tot een tastbare metafoor: een brood, een beker met wijn, een slachtoffer.
Juist door de vervreemdende behandeling van de verhalen – de hele vormelijke inkleding door muziek, dans, kostuum, licht, ... – maakt Mitrović de verhalen los van hun reële context, om ze samen met de vrouwen zelf als offers, als slacht-offers aan te bieden aan een publiek. Slachtoffers in de positieve zin, wel te verstaan. De vrouwen worden terug aanwezig gesteld, ze nemen een nieuwe ruimte in, ze leven, maar op een geheel andere manier dan voorheen. Niet langer in de vorm van hun particuliere verhaal, maar als topos: ze stijgen boven zichzelf uit.
‘Het leven is niet altijd een tragedie en de dood niet altijd een verslagenheid’ − het is de hoopvolle slotnoot van 'Demeter Calling'.
In die functie worden ze opnieuw geboren maar belangrijker nog: met hen wordt de hele toekijkende gemeenschap, wij dus, opnieuw geboren. Zoals dat voortaan opnieuw gebeurt met de seizoenen, die Demeter instelt op het ritme van de hereniging met haar dochter: twee seizoenen van vreugde en overvloed, twee seizoenen van sereniteit en rouw, met het vooruitzicht op de cyclische wedergeboorte. De kleine jongen met de radio besluit zijn verhaal, de performers nemen afscheid van deze man en van alles waar hij voor staat, met een verzoenende hand op zijn schouder.
‘Het leven is niet altijd een tragedie en de dood niet altijd een verslagenheid’ – het is de hoopvolle slotnoot van Demeter Calling. Door hun transformatie tot slachtoffer scheppen deze vrouwen een ruimte die veel weidser is dan die ze in hun aardse leven in bezit konden nemen. Ze winnen aan kracht. Een kracht die we zullen nodig hebben. Niet toevallig sluit het laatste verhaal, van de vermoorde milieu activiste Berta Cáceres, als een epiloog de voorstelling af. Dit verhaal spreekt van de allergrootste ramp die ons bedreigt: de klimaatramp.
Met het verdwijnen van het fysieke lichaam van Cáceres is de strijd niet beslecht, integendeel – Mitrović’ ritueel zorgt ervoor dat Cáceres aanwezigheid groter wordt, zich zoals brood en wijn vermenigvuldigt: ‘Ik zal terugkeren en ik zal met miljoenen zijn.’ Er is leven, er is leven na de dood – al neemt dat leven dan de vorm aan van onstoffelijke, maar zeer deelbare, bezieling.