Het onbestaande denkbaar maken. De staatsgevaarlijke kunst van Zuleikha Chaudhari’s 'The Muslim Vanishes'
Door Gie Goris, op Fri Jul 12 2024 07:02:00 GMT+0000Zuleikha Chaudhari is een prominente theatermaakster uit Delhi, India. In mei van dit jaar stond haar voorstelling The Muslim Vanishes op de affiche van het KunstenFestivaldesArts in Brussel. Tot ze die afgelaste. Gie Goris, auteur van het boek INDIA. De onzichtbare gigant (2024), vraagt zich af waarom de moslim niet enkel uit India, maar ook uit Brussel verdween.
‘Een rechtszaak is een vorm van theater’, zegt Zuleikha Chaudhari. ‘Beide maken gebruik van dramaturgische elementen en theatrale instrumenten. Elk kent zijn eigen scenografie, zijn draaiboeken en elk bepaalt voor de spelers hun rol. En allebei richten ze zich tot een publiek, waartoe ook de media en hun “recensenten” behoren.’
In de Indiase hoofdstad Delhi leidt Chaudhari de Alkazi Theatre Archives, een archief van modern Indiaas theater dat deel uitmaakt van de Alkazi Foundation for the Arts. Het archief onderzoekt wat theater – de tekst, de productie, de programmatie, de ontvangst – vertelt over de tijd waarin het wordt geproduceerd. Haar eigen werk focust op de relatie tussen gerecht en theater, wet en voorstelling. ‘Politieke rechtszaken zijn politiek theater’, benadrukt ze. ‘Ze streven niet enkel rechtspraak of juridische precedenten na, maar moeten vooral ook emotionele impact op de toeschouwers hebben.’ Het is, met andere woorden, de bedoeling dat de bevolking, en in het bijzonder politieke actoren en activisten, zich het proces herinneren als een waarschuwing. De lijnen die in de rechtszaal worden uitgezet, zijn niet enkel juridisch maar bovenal politiek.
Rechtspraak en theater delen de mogelijkheid om nieuwe interpretaties toe te laten van gevestigde verhalen of wetten.
Chaudhari voert rechtszaken op, zo omschrijft ze het zelf. Aan de voorstellingen werken journalisten, advocaten, rechters en publiek mee. ‘De voorstellingen creëren kansen om, op basis van reële rechtszaken, alternatieve argumenten te bedenken. Rechtspraak en theater delen immers de mogelijkheid om nieuwe interpretaties toe te laten van gevestigde verhalen of wetten. Op die manier proberen we ook een alternatief narratief te ontwikkelen, zodat we ons niet enkel verdedigen tegen het officiële narratief van de staat, maar ook echt een eigen verhaal kunnen vertellen.’
Chaudhari is ervan overtuigd dat theater en andere kunstvormen kunnen helpen om ons te verbinden met de geschiedenis, of om die geschiedenis in vraag te stellen. ‘Theater kan bijdragen aan het ontwikkelen van morele kennis en een weerbarstig geheugen omdat het de officieel erkende herinnering, zoals die door de staat wordt geconstrueerd, uitdaagt.’ Daarom, voegt ze toe, is het een risicovolle bezigheid: ‘Wie de macht tegenspreekt, weet dat daar consequenties aan vasthangen.’
De grote verdwijntruc
Chaudhari was midden mei in Brussel, waar haar voorstelling The Muslim Vanishes, gebaseerd op een theatertekst van de Indiase journalist Saeed Naqvi, op het programma stond van het KunstenFestivaldesArts. Tot ze besliste de voorstelling af te gelasten. Het leek wel opgezet spel, een politieke performance: eerst een stuk op de affiche zetten over de verdwijnende moslim, om dat stuk vervolgens zelf te laten verdwijnen. Dat dit gebeurde in de periode van sterk gemediatiseerde nationale verkiezingen in India, maakte de verdwijntruc extra intrigerend.
The Muslim Vanishes is het derde luik van de Untitled Trilogy, waarmee Chaudhari inzicht tracht te krijgen in de manier waarop moslims in India tot ‘de Andere’ worden gemaakt, tot vreemden in hun eigen land. Het geheel is een work in progress, waarbij stukken worden uitgeprobeerd voor een zorgvuldig geselecteerd publiek, op zorgvuldig gekozen plaatsen. De twee andere delen heten respectievelijk Re: Staging the Trial of Bahadur Shah Zafar (1858) en Re: Reading The International People’s Tribunal of Kashmir (2006-2012).
Het eerste deel gaat over het proces dat de Britse Oost-Indische Compagnie in 1858 aanspande tegen Bahadur Shah Zafar (1775–1862), de laatste keizer van het Zuid-Aziatische Mogolrijk. De bejaarde Zafar werd door de opstandige huurlingen van de Oost-Indische Compagnie op de troon gezet. Het proces draaide grotendeels om het feit dat hij – als moslim – een complot had gesmeed tegen de Britse bezetter. Zo werd de zaak uiteindelijk een botsing tussen moslims en christenen, refererend aan Europa’s verleden met de kruistochten.
Het proces speelde zich af op een cruciaal moment van de Indiase geschiedenis, met name wanneer India wordt overgedragen van de Britse Oost-Indische Compagnie aan de Britse Kroon. Het proces heeft volgens Chaudhari ook de weg vrijgemaakt voor de invoering van het koloniale Indiase Wetboek van Strafrecht in 1860, waarin misdrijven als landverraad en staatsgevaarlijke activiteiten voor het eerst werden opgenomen. Zo heeft het proces tegen Zafar een blijvende impact gehad op de aard van de Indiase strafrechtelijke structuur. De meeste bepalingen daarin zijn vandaag nog van kracht, ook in de wetgeving die op 1 juli 2024 in voege trad. Minister van Binnenlandse Zaken Amit Shah zei vorig jaar nog: ‘Wij zijn een vrij land. Niemand zal achter de tralies belanden omdat hij een individu bekritiseert. Maar niemand zou zich tegen de natie mogen uitspreken. Ik geloof dat wie zich uitspreekt tegen het vaderland, in de gevangenis hoort.’ Het illustreert Chaudhari’s punt.
Tijdens het proces kreeg Zafar wel een advocaat toegewezen, maar die mocht geen openings- of slotpleidooi houden. ‘Dat hebben we in de voorstelling veranderd’, zegt Chaudhari. ‘Daarbij hadden we vooral aandacht voor de vraag of Zafar nu al dan niet een onderdaan was van de Britse Kroon.’ Chaudhari wil het proces niet gewoon naspelen: ‘Ik wil inzoomen op het moment waarop de moslim-Ander werd geproduceerd, maar het tegelijk actualiseren.’
Het huidige politiek-juridische antimoslimdiscours in India bouwt verder op gebeurtenissen en trauma’s uit het verleden.
Chaudhari benadrukt het belang om processen en juridische argumenten uit het verleden opnieuw te onderzoeken. ‘Zeker nu overheden en politieke actoren de mond weer vol hebben van een “moslimcomplot”, dat de vorm zou aannemen van terrorisme, een love-jihad (de complottheorie dat moslimmannen hindoevrouwen verleiden om ze daarna tot de islam te bekeren, red.), staatsondermijnende activiteiten of illegale immigratie. Het huidige politiek-juridische antimoslimdiscours bouwt verder op gebeurtenissen en trauma’s uit het verleden’, zegt Chaudhari, zoals de Britse verdeel-en-heerspolitiek, het trauma van de opdeling van Zuid-Azië in een seculier India en een islamitisch Pakistan, de vele rellen tussen hindoes en moslims, de aanslagen van de jaren 2000 enz.
Meerderheid versus minderheid
Het tweede deel van de trilogie begint met een volkstribunaal dat plaatsvond in Kasjmir, tussen 2009 en 2012. Kasjmir, en bij uitbreiding de vroegere prinselijke staat Jammu en Kasjmir, is een regio in de Himalaya waar de meerderheid van de bevolking moslim is. Kasjmir wordt zowel door India als door Pakistan opgeëist en na drie oorlogen controleren beide buurlanden elk een stuk van de prinselijke staat. Ook China heeft intussen een stuk bezet. Sinds de jaren 1990 is er in Kasjmir ook gewapend verzet tegen de aanhechting bij India. Daarbij zijn naar schatting al bijna 100.000 slachtoffers gevallen. Opnieuw zijn de centrale vragen van dit stuk: Wie bepaalt of je soeverein, dan wel onderdaan bent? Wat telt als bewijs, als getuigenis? Welke taal en welke argumenten worden door het hof toelaatbaar geacht? Wat houden recht en gerechtigheid in?
Naqvi’s theatertekst vertrekt van het ‘nieuws’ dat alle moslims plots onopgemerkt uit India zijn verdwenen, samen met hun geschiedenis en erfgoed.
Het derde deel neemt Naqvi’s gelijknamige theatertekst als uitgangspunt, die vertrekt van het ‘nieuws’ dat alle moslims plots onaangekondigd en onopgemerkt uit India zijn verdwenen, samen met hun geschiedenis en erfgoed. Rechtse, hindoenationalistische nieuwsankers brengen live verslag uit van deze gebeurtenis, die het land flink dooreen schudt op slechts enkele dagen van de verkiezingen. Het stuk mondt uit in een fictieve rechtszaak. In haar bewerking van de theatertekst vervangt Chaudhari de fictieve rechtszaak door een performance van echte advocaten, die reëel bewijsmateriaal gebruiken uit hedendaagse rechtszaken die de voortschrijdende verwijdering van moslims uit het publieke leven in India zichtbaar maken.
Waarom heeft Chaudhari de voorstelling in Brussel afgelast – de tekst van Naqvi was in India toch al gepubliceerd en bediscussieerd? Chaudhari reageert voorzichtig: ‘De verkiezingen zorgen ervoor dat zelfs de kleinste fricties grote gevolgen kunnen hebben. De acteurs, advocaten en andere betrokkenen voelden dat ze een risico zouden lopen door deze kritische voorstelling nu, in de periode van de nationale verkiezingen, te brengen. In het verleden werden al heel wat voorstellingen verstoord of werden mensen opgepakt. Het was dus een strategische beslissing, op aanraden van advocaten.’ De theatertekst van Naqvi had voor Chaudhari onmiddellijk veel potentieel om er kritisch mee aan de slag te gaan, ook als onderdeel van haar ruimere theaterproject. Naqvi’s tekst is ‘uitdagend en provocatief’, zegt Chaudhari, want het verhaal van de verdwijnende moslim wordt verteld vanuit het standpunt van twee hindoenationalistische nieuwsankers. ‘De enige moslimstemmen in de tekst zijn historische figuren die getuigen over de redenen van de verdwijning en die reflecteren over de vraag of ze al dan niet zullen terugkeren.’
Chaudhari vindt die verbeelding problematisch en zet de theatertekst naar haar hand, ‘want waarom zouden moslims zelf willen verdwijnen? Waarom zouden ze allemaal naar Kasjmir willen gaan, zoals de tekst suggereert? Ik geloof niet dat mensen vrijwillig hun groep of gemeenschap verlaten, hun geschiedenis of thuis opgeven. Waarom vertrekken we niet van de tegenovergestelde veronderstelling, namelijk dat het uitwissen van moslims in India een feitelijke onmogelijkheid is? We moeten af van het dominante narratief dat moslims evident de Ander zijn, de indringers en de verraders. De moslim verdwijnt niet uit eigen keuze maar wordt verwijderd – zowel wettelijk, cultureel, historisch, politiek en uiteraard ook letterlijk.’
De moslim verdwijnt niet uit eigen keuze maar wordt verwijderd – zowel wettelijk, cultureel, historisch, politiek en uiteraard ook letterlijk.’
Naqvi’s tekst probeert duidelijk te maken hoe minderheden en dissidente stemmen gedemoniseerd worden, en hoe een ‘meerderheid’ wordt gesmeed uit diverse en soms tegengestelde groepen en belangen. Die constructie van een meerderheid versus een minderheid zorgt er ook voor dat de verschillen en tegenstellingen binnen een groep, zowel binnen de ‘hindoegemeenschap’ als de ‘moslimgemeenschap’, aan het oog onttrokken worden.
In het hindoenationalistische India van huidig minister-president Narendra Modi zijn overigens niet enkel de moslim of andere religieuze minderheden die gewraakte ‘Ander’, maar ook de linkse activist, de opstandeling, de dissident. Chaudhari: ‘De Ander is een begrip dat iedereen omvat die kritisch is voor de Indiase staat en de huidige regering’. Die zette haar hindoenationalistische meerderheidsideologie gaandeweg om in concreet beleid, wat de voorbije tien jaar leidde tot steeds meer repressie en autoritair bestuur.
De ondermijnende kracht van kunst
De trilogie waarvan The Muslim Vanishes het sluitstuk vormt, is ook een onderzoek naar wat zegbaar is, en wat de staat toelaatbaar acht. Na de parlementsverkiezingen van juni jongstleden, waarbij de regerende Bharatiya Janata-partij (BJP) van Modi haar meerderheid verloor en dus in coalitie verder moet regeren, bel ik Chaudhari met de vraag of de verkiezingsuitslag de autoritaire tendensen in India zal afremmen. ‘Het is nog te vroeg om te weten of de electorale afstraffing van de BJP zal leiden tot democratisch herstel’, zegt ze vanuit New York. Komt er een andere omgang met de oppositie? Meer ruimte voor kritiek en dissidente stemmen? Chaudhari vreest ervoor. Ze verwijst onder andere naar de vervolging van Arundhati Roy onder de draconische antiterrorismewet voor uitspraken die de schrijfster in 2010 deed over Kasjmir. Op een door studenten georganiseerde bijeenkomst in Delhi zei Roy onder andere dat Kasjmir nooit een integraal deel van India is geweest en dat het dus zowel voor India als voor Kasjmir bevrijdend zou werken als er gehoor werd gegeven aan de kreet van de straat: ‘Azadi!’ Dat betekent vrijheid, maar ook onafhankelijkheid; het is tevens de titel van haar essaybundel uit 2020: Azadi. Freedom. Fascism. Fiction, waarin maatschappelijk engagement en literatuur, literaire vrijheid en vrije meningsuiting onlosmakelijk verbonden zijn. Met andere woorden: Je loopt in India nog steeds een groot risico als je als kunstenaar ruimte zoekt voor een mening die niet in overeenstemming is met het beleid.
Hoe gaat ze nu verder met The Muslim Vanishes? Chaudhari: ‘Ik ga in elk geval verder met mijn werk, want de discussie over burgerschap, rechten van minderheden en hindoenationalisme blijft belangrijk en urgent – meer dan ooit. Maar ik zal dat op een voorzichtige en weloverwogen manier doen. De praktijk van theater is uiteindelijk een kwestie van tonen wie je bent, waartoe je je bekent, wat je kijk op de wereld is. Dit hele project is een getuigenis. Wie getuigt, neemt een standpunt in.’
This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.