Het ‘kunstenaarsstatuut’ 2.0

Door Andreas De Kerpel , op Thu Aug 18 2022 22:00:00 GMT+0000

Een vernieuwd ‘kunstenaarsstatuut’ staat in de steigers, met onder meer de invoering van een uniform kunstwerkattest. Hoe kwam dat vernieuwde ‘statuut’ tot stand en wat verbetert er concreet voor de sociaal-economische positie van kunstwerkers in ons land? Ingrid Vranken, Katleen Vermeir en Katrien Reist (SOTA) bereidden het nieuwe ‘statuut’ mee voor en geven toelichting.

Niet toevallig staat ‘kunstenaarsstatuut’ tussen aanhalingstekens. Officieel is het geen apart statuut, maar een geheel aan uitzonderingen op de werkloosheidsreglementering. Een unieke vorm van sociale bescherming, specifiek voor kunstwerkers. Toch klinkt de roep om een update al langer. Vooral jonge of startende kunstenaars krijgen moeilijk toegang tot de regeling. Het huidige ‘kunstenaarsstatuut’ houdt evenmin rekening met de enorme diversiteit in arbeidsvoorwaarden en manieren van werken in de vele verschillende kunstdisciplines. Voor beeldende kunstenaars is het bijvoorbeeld minder makkelijk toegankelijk dan voor theatermakers. Ook de coronapandemie en de bijbehorende lockdowns legden de tekortkomingen van de huidige regeling bloot.

‘We zijn blij dat de stem van de kunstwerkers zelf hier prioritair aanwezig was. Alleen hen al op één lijn krijgen was een hele klus.’

Een hervorming drong zich op. Ingrid Vranken, Katleen Vermeir en Katrien Reist zetten vanuit het open kunstwerkersplatform State of the arts (SOTA) het voorbije jaar mee hun schouders onder dit proces, via hun deelname aan de federale werkgroep Working in the Arts (WITA). Dat deden ze elk met hun eigen rugzak vol veldervaring. Ingrid Vranken werkt onder meer als dramaturg en gaat binnenkort aan de slag als artistiek leider van de masteropleiding DAS Theatre in Amsterdam. Ze werkte ook mee aan het project Juist is Juist dat principes voorschrijft voor eerlijke samenwerkingen in de kunstensector. Katleen Vermeir maakt met het duo Vermeir & Heiremans voornamelijk beeldende kunst. Ze zette mee Jubilee op, een platform dat audiovisuele praktijken stimuleert. Katrien Reist is op haar beurt vooral actief als begeleidster van kunstwerkers in hun praktijk en zetelt in de kerngroep van SOTA.

Verder waren ook kabinetsmedewerkers en vertegenwoordigers van de kunstenaarsfederaties aanwezig in de WITA-werkgroep. Deze groep kwam tussen april en juni 2021 twee keer per week samen om de gebreken van het huidige ‘kunstenaarsstatuut’ onder de loep te nemen en om voorstellen te formuleren voor een ‘kunstenaarsstatuut’ 2.0.

Katrien: ‘We zijn blij dat de stem van de kunstwerkers zelf hier prioritair aanwezig was. Alleen hen al op één lijn krijgen was een hele klus.’

'Deze nieuwe regeling erkent dat het kunstenaarschap meer is dan creëren en presenteren alleen.'

Ingrid: ‘Tijdens de bijeenkomsten viel bijvoorbeeld op dat de wijze van tewerkstelling vaak afhangt van de kunstdiscipline en van de regio waarin de kunstwerker actief is. We hebben ook gekeken op welke problemen kunstenaars stoten in het huidige werkloosheidsstelsel en welke procedures leiden tot administratieve, psychologische en financiële druk. Daarnaast analyseerden we elk mogelijk onderdeel van de uitzonderingen op de werkloosheidsreglementering voor kunstenaars. Op basis van deze denkprocessen en de input vanuit het gelijknamige digitale inspraakplatform Working in the Arts hebben we concrete hervormingsvoorstellen uitgewerkt.’

Katleen: ‘Het uiteindelijke WITA-voorstel is in een lang politiek proces tussen de meerderheidspartijen verder onderhandeld. Daarbij waren we als WITA-groep niet betrokken. Wel is ons nog om Gemeenschappelijk Advies gevraagd na de eerste lezing van de wetteksten in mei 2022.’

Hebben jullie in al die vergaderingen bepaalde pijnpunten zelf nadrukkelijk naar voren geschoven?

‘Er is veel essentieel werk in een professionele kunstpraktijk, waar niemand je voor betaalt. Officieel ben je tijdens deze activiteiten zelfs ‘werkloos’.’

Katleen: ‘Ja, in het huidige statuut wordt het ‘onzichtbare werk’ beschouwd als ‘inactiviteit’. Je netwerk uitbreiden, coproducenten samenbrengen, fondsen zoeken, beursaanvragen schrijven, onderzoek, prospectie, je ambacht onderhouden… Dat is essentieel werk voor je professionele kunstpraktijk, waar niemand je voor betaalt. Officieel ben je tijdens deze activiteiten zelfs ‘werkloos’. Een schizofrene situatie die ook veel stress bezorgt want je moet voldoende bewijzen van werk kunnen inleveren om onder het ‘kunstenaarsstatuut’ aan de slag te blijven. Daarnaast is er ook veel on(der)betaald werk in opdracht, zoals persteksten schrijven, installaties mee opstellen... Daarvoor zou de kunstenaar natuurlijk wel eerlijk betaald moeten worden.’

Ingrid: ‘Ook de hoge drempels van het huidige systeem voor beginnende, pas afgestudeerde en zeer experimentele kunstenaars hebben we aan de kaak gesteld.’

Welk antwoord biedt de hervorming op deze pijnpunten?

Ingrid: ‘De invoering van het kunstwerkattest biedt veel soelaas. Met dit attest kiezen we resoluut voor de lange termijn. Je verwerft het immers voor vijf jaar. Daarmee kan je de specifieke uitzonderingen op de werkloosheidsreglementering aanvragen, geldig voor drie jaar. Ook kan je met het kunstwerkattest gebruik maken van andere tools, zoals 1bis. (Voor de sociale zekerheid ben je als kunstenaar met een 1bis-contract een ‘werknemer’, ook al kan je geen volwaardige arbeidsovereenkomst afsluiten met je opdrachtgever, red.). Je werk als kunstenaar en je bijdragen aan de sociale zekerheid worden dus over een langere termijn dan vandaag bekeken. Dat geeft de nodige ruimte om ook volwaardig bezig te zijn met het ‘onzichtbare werk’. Deze nieuwe regeling erkent dat het kunstenaarschap meer is dan creëren en presenteren alleen.

Katleen: ‘Het kunstwerkattest neemt eveneens (onbetaalde) activiteiten die voortvloeien uit je artistieke praktijk in acht.’

‘Een contract alleen geeft geen realistisch beeld van wat een kunstenaar allemaal doet.’

Katrien: ‘Tot nu toe moesten kunstenaars bij iedere controle van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) opnieuw bewijzen dat ze professioneel artistiek actief zijn en enkel via artistieke contracten. Maar een contract alleen geeft geen realistisch beeld van wat een kunstenaar allemaal doet. Dat leidde tot frustraties, zowel bij kunstenaars als bij ambtenaren die de dossiers moeten beheren en beoordelen. Kunstwerkers die binnenkort een kunstwerkattest verwerven, hebben de zekerheid dat elke overheidsinstantie hen erkent als kunstwerker.’

Wat verandert er nog meer voor wie al onder het huidige ‘kunstenaarsstatuut’ werkt?

Ingrid: ‘Er zijn een aantal technische, maar toch ingrijpende veranderingen. Zo wordt de omzetregel, nu gekend als de ‘cachetregel’, veralgemeend. Om toegang tot de werkloosheid te krijgen, zal het brutobedrag van je artistieke inkomsten primeren boven het aantal dagen van tewerkstelling. Om te bepalen hoeveel dagen je recht hebt op een uitkering, kijkt de RVA dus niet meer naar het aantal dagen waarop je effectief inkomsten hebt verworven. In plaats daarvan berekent de RVA het aantal dagen dat equivalent is met wat je bruto hebt verdiend. Als je met een opdracht voor drie dagen bijvoorbeeld 5000 euro bruto verdient, zal de RVA oordelen dat die 5000 euro bruto gelijk staat aan meer dan drie ‘gewerkte’ dagen. Om de uitzonderingen op de werkloosheidsreglementering te genieten, zal je niet meer jaarlijks, maar om de drie jaar de nodige bewijzen moeten voorleggen. Je kan bijgevolg drie jaar aan inkomsten meenemen. Tot vandaag moest je ook werk aannemen van de VDAB als je binnen achttien maanden minder dan 156 dagen officieel gewerkt had. Die regel valt eveneens weg.’

Hoe wordt misbruik van deze lage drempels vermeden, zodat niet zomaar iedereen die zich een artiest noemt een kunstwerkattest krijgt?

‘Het nieuwe systeem is toegankelijker dan het huidige.’

Ingrid: ‘Voor alle duidelijkheid, een kunstwerkattest is geen automatisch recht op een uitkering. Het attest erkent voor minstens vijf jaar dat je professionele activiteit primair artistiek van aard is. Voor de toekenning van een uitkering, moet de RVA via objectieve parameters, zoals het bruto minimaal inkomen, oordelen of je recht hebt op een uitkering en hoe groot die moet zijn. Voor de toekenning van het startersattest moet je onder meer kunnen bewijzen dat je een opleiding in het hoger kunstonderwijs of een gelijkwaardige opleiding hebt gevolgd, dat je bereid bent om een financieel plan te ontwikkelen of dat je reeds vijf artistieke kernactiviteiten hebt verricht, samen goed voor minimum 300 euro bruto aan inkomsten. Dat is inderdaad een zeer lage financiële drempel, het is dan ook enkel het minimale bedrag om het startersattest te bekomen. Om daarna verder onder het specifieke werkloosheidssysteem te kunnen vallen, moeten starters net als de andere kunstwerkers 156 gewerkte dagen over een referteperiode van 24 maanden bewijzen, wat overeenkomt met een verdiend brutobedrag van 10.837,32 euro. Daarbij is de omzetregel van toepassing. Uiteindelijk is het inderdaad wel een toegankelijker systeem dan het huidige.

Vlaams minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) vreest dat de makkelijkere toegang van kunstwerkers tot de sociale zekerheid kunstenorganisaties minder zal motiveren om hun artiesten eerlijk te verlonen. Is dat de keerzijde van deze hervorming?

Katleen: ‘De sterke onderbetaling van kunstenaars is een wereldwijd structureel probleem. Dat los je niet zomaar op. De UNESCO en het Europees Parlement vragen niet toevallig specifieke regels in de sociale zekerheid voor kunstwerkers. Niet als privilege, maar wel om te verzekeren dat de de socio-economische rechten van kunstwerkers gelijkwaardig zijn aan die van andere werknemers. Wie gelooft trouwens dat, als je het sociale vangnet voor kunstenaars wegneemt, organisaties plotseling veel meer zullen betalen voor hun artiesten? Het nieuwe Kunstendecreet vraagt inderdaad aan organisaties om de kunstwerkers beter te verlonen, maar met die vraag moeten wel structurele middelen gepaard gaan. Hoe controleer je überhaupt of een organisatie aan Fair Pay doet? Het probleem blijft hetzelfde als je als kunstenaar een correcte verloning krijgt voor officieel vijf dagen werk, maar in de realiteit zes maanden met dat project in opdracht bezig bent.’

'Een goed sociaal vangnet sluit eerlijke verloning niet uit.’

Katrien: ‘Met deze hervorming zetten we een belangrijke stap richting een betere sociale bescherming van de kunstwerkers, maar er is tegelijk nood aan een passend beleid rond effectieve tewerkstelling in de sector. Voldoende cultuurbudgetten vastleggen om kunstwerkers eerlijk voor hun werk te vergoeden is voor ons onlosmakelijk verbonden met het dichten van de gaten in het sociale opvangnet. Een goed sociaal vangnet sluit eerlijke verloning niet uit.’

Een speciale kunstwerkcommissie met experten uit de praktijk zal moeten oordelen wie wel en wie niet het kunstwerkattest krijgt. Vallen rechter en partij hier niet te sterk samen?

Ingrid: ‘Bij SOTA zien we veel mogelijke objectieve criteria om te bepalen wanneer je recht hebt op een kunstwerkattest: heeft de aanvrager al subsidieaanvragen ingediend, heeft de aanvrager een artistieke opleiding gevolgd, wordt er samengewerkt met professionele kunstenorganisaties… De commissie zal ook een draaiboek moeten opstellen en een levend kadaster bijhouden van de behandelde aanvragen. Op basis daarvan kunnen nog meer criteria vastgelegd worden om te bepalen wie wel in aanmerking komt voor het attest en wie niet.’

Katrien: ‘In de teksten wordt gesteld dat er een evaluatie van de commissie zal zijn. Hoe die evaluatie moet gebeuren, zal in het draaiboek staan. Het is nog niet duidelijk of en hoe je in beroep kan gaan tegen beslissingen van de kunstwerkcommissie. Verder zijn we bezorgd over de mogelijke werklast van de commissie. Ook daarover moet het draaiboek klaarheid scheppen. Wij zijn alvast bereid om samen met het brede kunstenveld verder na te denken over deze vraagstukken.’

Er ligt dus nog heel wat werk op de plank?

‘De sterke onderbetaling van kunstenaars is een wereldwijd structureel probleem. Dat los je niet zomaar op.’

Katleen: ‘Inderdaad. Bij verschillende aspecten van de hervorming zijn er nog vraagtekens te plaatsen. Het oorspronkelijke WITA-voorstel werd door het politieke proces achteraf nog sterk aangepast, waardoor sommige evenwichten verdwenen. Zo staat in de wetteksten nu de term ‘professionaliteit’ omschreven als ‘kunnen voorzien in eigen levensonderhoud’. Voor ons is het echter niet duidelijk of die definitie dan ook een extra voorwaarde oplegt om als professionele kunstwerker erkend te worden. Verder blijft het risico bestaan dat sommige kunstenaars minder zouden verdienen dan wat de CAO’s (Collectieve Arbeidsovereenkomst, red.) in de kunstensector voorschrijven. Dat hadden we graag anders gezien.

Ingrid: ‘Tijdens de vergaderingen van de WITA-groep hadden we ook nog langer willen stilstaan bij kunstenaars die het statuut van zelfstandige hebben, de tewerkstelling van kunstwerkers met een handicap, de regelgeving voor buitenlandse kunstenaars die hier werken met een werkvisum… Maar daarvoor ontbrak helaas tijd.’

Katleen: ‘Ook is het afwachten hoe de hervorming in de praktijk tot stand zal komen. We hopen daarom dat de beleidsmakers het kunstenveld zullen blijven raadplegen.’

Als alles goed gaat, keurt het federaal parlement in september de hervorming van het ‘kunstenaarssatuut’ goed. Eind 2023 zou, na een overgangsperiode, de nieuwe regeling van kracht moeten zijn en kunnen de eerste kunstwerkattesten aangevraagd worden.