Het beste was ik in meedoen. Tot ik op was.
Door Sym Van Wesemael, op Tue Aug 17 2021 22:00:00 GMT+0000In de reeks 'Getuigenissen van het kunstenfront' vertellen vijf kunstenaars hoe beperking hun creatieve doen en laten beïnvloedt.
Mijn dansleraren vonden me lui. Ik deed het met opzet, daar waren ze van overtuigd. Ik lette niet op omdat het me niet interesseerde, luisterde niet naar de muziek omdat ik daar geen zin in had, bewoog vroeger of later of anders dan de rest. Medestudenten plaagden me omdat ik steeds meer lessen miste. Dacht ik dat ik me alles kon permitteren?
Ik zat bij haar op kantoor en probeerde uit te leggen waarom ik niet uit bed raakte, en dat ik verdrietig was, en altijd bang. Dat ik wel wilde maar dat het niet lukte. Ze vond alleen maar dat ik wat harder mijn best moest doen.
Het licht in de studio was te fel voor mij, en de muziek stond altijd net te luid. Elke week veranderde er wel iets in de planning.
Hij vond het ondankbaar van me dat ik stopte. Hij wilde absoluut weten waarom. Ik was te moe om nog te liegen, dus vroeg ik of hij een lijstje wilde van zijn ongepaste seksuele opmerkingen, gemene kritiek (‘You’re shit’) en verwarrende boodschappen. Hij noemde mij gek, zei dat ik het verzon, en vond dat ik een psychiater nodig had.
Het licht in de studio was te fel voor mij, en de muziek stond altijd net te luid. Elke week veranderde er wel iets in de planning. Meestal kwam ongeveer een kwartier op voorhand geen vraag, maar een aankondiging: jullie blijven vandaag twee uur langer en komen morgen een uur later. Ik wilde hard gillen, het liefst met mijn handen over mijn oren, maar dat deed ik niet.
Ik wilde graag alleen zijn en de mêlee van half bekende stemmen en lichamen achter me laten, maar waar kom je zonder netwerk? Hoe praat je mee als smalltalk je uitput?
Toen ik mijn non-binariteit kon benoemen, was die vernieuwend op een podium, maar in de studio en op audities werd mij vriendelijk doch dringend verzocht om die op te bergen.
Ik ben autistisch en ik heb ADHD. Dat weet ik nu, maar dat wist ik toen niet. Soms wens ik dat ik al eerder een naam had voor waarom ik muziek anders hoor, waarom mijn lichaam soms trager gaat dan mijn hoofd, waarom ik wil huilen als iemand zonder mijn toestemming mijn planning omgooit, waarom ik altijd doodmoe en verdrietig was, terwijl ik eindelijk deed waar ik een heel tienerleven van had gedroomd: een professionele dansopleiding volgen. Ik weet niet of een naam me had geholpen. De lichten zouden nog steeds even fel zijn geweest, de agenda’s nog steeds even ‘flexibel’, de dagen nog steeds even lang, de eisen nog steeds even hoog. Niemand leek van plan om daar om welke reden dan ook iets aan te veranderen.
Mij werd van bij het begin heel duidelijk gemaakt dat ik het als danser alleen zou halen omdat ik zo’n goede performer was. Logisch dat ik daar goed in was, want alles was een performance voor mij, al besefte ik dat zelf niet eens. Ik leerde mezelf pas kennen toen ik de deur van de studio achter me sloot. Ik bracht een prachtige performance van ‘vrouw zijn’, elke dag. Toen ik mijn non-binariteit eindelijk kon benoemen, was die interessant en vernieuwend op een podium, maar in de studio en op audities werd mij vriendelijk doch dringend verzocht om die op te bergen. Elke dag droeg ik het kostuum van een neurotypisch persoon. En het beste was ik in meedoen: het systeem niet in vraag stellen. Tot ik op was.
Exclusie uit de danswereld begint in de opleidingen. Willen die opleidingen ook het begin van inclusie zijn?
Een dansopleiding bereidt je voor op de harde realiteit van het werkveld. Dat is het excuus. Als je die realiteit niet aankan, dan is dans niets voor jou. Als je het tempo niet kan volgen, dan is dans niets voor jou. Als je moe of verdrietig bent, dan is dans niets voor jou. Als je niet meer kan doen alsof, dan is dans niets voor jou.
Maar de opleiding is het werkveld. De leraren die mij lui en tegendraads noemden, maken deel uit van dat werkveld. Ze zijn leraar, maar ook danser en choreograaf (diezelfde choreografen die genderdivergentie wel interessant vinden, en dat het liefst exploreren met een cast van cis dansers). De opleiding bepaalt het werkveld. Ze levert een nieuwe generatie dansers af die heeft moeten knokken voor haar plaats en die niet zomaar zal afstaan aan wie niet zo gemakkelijk mee kan, of er eenvoudigweg niet bij hoort. Exclusie uit de danswereld begint in de opleidingen. Willen die opleidingen ook het begin van inclusie zijn?
Overdrijf ik? Of voel jij het ook? Dat we een dansveld bouwen waarin bitter weinig mensen passen?
Ik ga ervan uit dat je dit leest en vindt dat ik overdrijf, want mij werd altijd gezegd dat ik overdreef, en ik geloofde dat. Maar overdrijf ik? Of voel jij het ook? Dat we een dansveld bouwen waarin bitter weinig mensen passen? Dat we een veld bouwen dat luid roept dat de deur openstaat voor iedereen, maar weigert om wat er achter die deur schuilt veilig en inclusief te maken? Dat we een veld bouwen waarin iemand als ik niet kan blijven meedansen, en waarin anderen niet eens hun eerste pliés afmaken? Overdrijf ik? Of moet de danser niet alleen het publiek, maar vooral docenten en choreografen behagen, en sluit de deur voor elk lichaam dat ‘onbehaaglijk’ is?