Het belachelijk sublieme in de Vlaamse architectuur
Door op Tue Dec 05 2017 23:00:00 GMT+0000Architectuur in Vlaanderen is moeilijk te evenaren in haar saaiheid. Hebt u ooit al iemand in de lach weten schieten bij de aanschouwing van architectuur? Doorgaans wordt het bouwen gesublimeerd tot een kunst van de stomme verbazing. Alles draait om de wowfactor van de grote meester. Nochtans presenteert het werkelijk sublieme gebaar zich niet in het bovenaardse, maar in het belachelijke. Het volstaat om de architectuur van Office KGDVS naast, of beter, tegenover die van T.O.P. Office te plaatsen.
Het cynisme van een ronde villa
De sublieme architectuur wordt in Vlaanderen wellicht het beste vertegenwoordigd door Office Kersten Geers David Van Severen (Office KGDVS). Denk aan de veelbesproken ronde villa in Matarrana, Spanje – in het oeuvre gecatalogeerd als ‘Office 130’. Het gebouw is opgebouwd uit twee perfecte cirkels, één als vloerplaat en de ander als dakplaat. Het huis kent ogenschijnlijk geen wanden, behalve glazen puien. Gordijnen brengen desgewenst dekking voor discrete activiteiten. Op de website van de architecten lezen we: ‘Since the scenery is so impressive, we felt architecture should be invisible, merely emphasising the natural qualities of the surroundings.’ Wat we vervolgens te zien krijgen, is exact het tegenovergestelde: een stapeling van abstracte vormen die geen enkele toegift doen aan de omgeving. Het ding eist alle aandacht op, verwijst slechts naar zichzelf en negeert zijn context totaal. Kijk naar de architectuurtekeningen waarop het ontwerp overloopt in de witte leegte van de omgeving. Uiteraard is het uitzicht fantastisch, maar dat neemt niet weg dat het architecturale object eender waar tot zijn recht zou komen.
Nu vraagt u zich af wat de ronde villa te maken heeft met een discussie over humor. Mijn stelling is dat de architectuur van het Sublieme elke mogelijkheid tot kritische afstand opslokt. In het aanschijn van het spectaculaire ontwerp vergeet iedereen dat het vakantieverblijf gebouwd is in een luxe themapark met architecturale hoogstandjes van Sou Fujimoto, Pezo von Ellrichshausen, Anne Holtrop en ander mooi volk. In het aanschijn van al die spectaculaire ontwerpen verschraalt het discours tot niet meer dan een elegante verwoording van het ‘wauw’ bij de toeschouwer-consument.
(Zelf)kritiek is dodelijk voor de ontwerp-praktijk, denkt men. En zo wordt gebrek aan humor een symptoom van de rol van de architect als dienstverlener.
Verlies van afstand is niet alleen aan de hand bij de consument, maar evengoed bij de producent. De architect identificeert zich totaal met het programma van de opdrachtgever. De projectbeschrijving leest als een geloofsbelijdenis. Zo zou de tekst van de ronde villa niet misstaan in menige toeristische brochure. In de ijver van de architect om opdrachten tot een goed einde te brengen, wordt elke (zelf)kritiek beschouwd als dodelijk voor de ontwerppraktijk. Op die manier is gebrek aan humor een symptoom van de rol van de architect als dienstverlener.
Zelfs de presentatie van de architecturale producten van Office KGDVS ontbeert elke kritische afstand. Van in het prille begin werkt Office KGDVS daarvoor samen met architectuurfotograaf Bas Princen. Die omschrijft zijn rol als een bijdrage aan de creatie van het beeld dat de architecten uitdragen, zowel van de individuele objecten als van de kenmerkende atmosfeer in het overkoepelende oeuvre. Ook de fotografie is helemaal geknipt voor de toeristische brochure. Princens fotografie is geen studie, laat staan een deconstructie van de werkelijkheid. Eerder integendeel, zijn architectuurfotografie voedt de iconophilia van de consument, brengt hem tot stille aanbidding en stimuleert het verlangen naar méér. In het aanschijn van de sublieme architectuur is de lach pure blasfemie.
Office KGDVS kan haar gebouwen dan wel verkopen als ‘architectuur zonder inhoud’ – als een loutere bemiddeling tussen binnen en buiten – maar voor de opdrachtgever-projectontwikkelaar heeft de ronde villa wel degelijk een inhoud. De formule ‘architectuur zonder inhoud’ is een cynische ontkenning. Alleen al de projectnaam ‘Solo Houses’ communiceert heel duidelijk de niche die het vakantiepark wil aanboren.
Uiteindelijk brengt de vormgeving van de ronde villa ons terug bij de goede oude theorie van het postmodernisme in de architectuur – ‘het gebouw is een gigantische metafoor voor haar functie’, zo klonk het al bij Charles Jencks in The Language of Post-Modern Architecture (1977). Herinner u de uitvergrote hotdog als schoolvoorbeeld van de theorie van de decorated shed bij Richard Venturi. De vorm van de Solo Houses is weliswaar meer verfijnd, maar het vakantieverblijf behoeft in ieder geval geen reclamepaneel, omdat het er zelf één is geworden. Architectuurmagazines en krantenbijlagen laten de beelden gretig circuleren.
Buig voor een vrachtcontainer
Het werk van T.O.P. Office, opgericht door Luc Deleu en Laurette Gillemot in 1970, is wellicht het beste antigif tegen het saaie en tegelijk diep cynische karakter van de architectuur. Behalve als architect van enkele markante gebouwen – zoals Red House in Tervuren en het Belle Epoque Centrum in Blankenberge – heeft Luc Deleu vooral naam gemaakt als provocateur. Zijn voorstellen betreffen de afschaffing van de wet op de architectentitel, de afschaffing van het verkeersreglement in Antwerpen, gebruik van raketten voor de export van nucleair afval, naakte Olympische Spelen en nog veel meer. En wat te denken van zijn heroïsche poging om stedenbouw op planetaire schaal te bedrijven – met de ontwerpen van een onaangepaste stad en de uitvinding van zijn eigen discipline genaamd ‘Orbanisme’?
Deleus eindeloze stroom van voorstellen, adviezen en utopische visioenen allerhande vinden onderdak in de kunstwereld: ze duiken doorgaans op in tentoonstellingen, galeries en museumcollecties. De sticker van ‘artistieke grappenmaker’ die aan Luc Deleu kleeft, getuigt echter van een weerstand om zijn werk überhaupt serieus te nemen. Zo was de Laatste Steen van België (1979) een eigenzinnige manier om de morsige bouwwoede in ons verkavelingslandje aan te kaarten. Vandaag kan de museumbezoeker deze ironische gedenkplaat op zondagmiddag lang aanstaren in het S.M.A.K, desgewenst eens smakelijk lachen en vervolgens naar huis gaan om de winstcijfers van het bouwbedrijf te controleren.
De uitdaging is dan ook om van het werk van Deleu het ‘radicale realisme’ te zien in iets wat zich op het eerste gezicht als belachelijk presenteert.
Stel je eens voor hoe anders onze openbare ruimte er vandaag zou uitzien als er indertijd iemand ook daadwerkelijk geloof had gehecht aan die laatste steen. Geert Bekaert schreef: ‘Het merkwaardigste [aan het werk van T.O.P. Office] is (…) niet die onuitputtelijke en vrijpostige verbeelding, maar haar rigoureuze, realistische én systematische betrokkenheid op onze actuele werkelijkheid en haar uitgesproken ethisch engagement.’ De uitdaging is dan ook om van het werk van Deleu het ‘radicale realisme’ – dixit Bekaert – te zien in iets wat zich op het eerste gezicht als belachelijk presenteert.
Het meest frappante voorbeeld van die bloedserieuze grap is misschien wel wat T.O.P. Office allemaal heeft gebouwd met modulaire vrachtcontainers – gestapeld in de vorm van uitkijkpost, brugconstructie, triomfboog, plantenbak, muurornament… Onlangs omschreef Deleu dat werk als een weigering om ‘bij te dragen aan de wereld zoals die gedirigeerd wordt’. Hij bekritiseerde hoe architectuur louter bijdraagt tot de profileringsdrang van bedrijven: Prada met Rem Koolhaas (OMA), BMW met Coop Himmelblau, Louis Vuitton met Frank O. Gehry en Daniel Buren. Idem dito voor steden: Frank O. Gehry in Bilbao (Guggenheim), OMA in Peking (CCTV), Zaha Hadid in Antwerpen (Havenhuis), Calatrava in Luik en Bergen, en de lijst gaat nog wel even door.
In die spektakelontwerpen zien we de terugkeer van het infantiele denken in de architectuur.
Het werk met de containers valt te lezen als een kritiek op alle architectuur die zichzelf gereduceerd heeft tot levensechte reclamezuilen. Kern van Deleus betoog was: in die spektakelontwerpen zien we de terugkeer van het infantiele denken in de architectuur. Ontwerpen en gebouwen lijken nog enkel gericht op de non-verbale communicatie van macht en aanzien – nota bene door dezelfde bedrijven die ons dagelijks bombarderen met reclame. Deleu bestempelde deze eigentijdse architectuur als ‘het nieuwe ancien régime’. Haar boodschap is: ‘buig voor de nieuwe koningen en keizers, de aandeelhouders’.
In dat licht zijn de bouwsels met modulaire vrachtcontainers een vervolg op Deleus befaamde bouwwerken met lego-blokjes in musea, maar dan nu met het symbool van de geglobaliseerde warenconsumptie als elementair bouwdeeltje. Architectuur mag hier dan wel verschralen tot een ridicule opeenstapeling van containers, maar is subliem in de verbeelding van de functie van architectuur binnen het stedelijke theater. (De enige reden dat de container op het ronde punt aan de Brusselse Pachecolaan is blijven staan na afloop van de oorspronkelijke kunstmanifestatie, biechtte Deleu op, is omdat het meer kost om hem te verwijderen dan om hem gewoon te laten staan.) Hetzelfde kan gezegd worden over de architect zelf: hij is verworden tot een stadsnar, maar vertolkt in de marge van het toneel tenminste wel – met een sardonische lach – de waarheid.
Dolle architect
Luc Deleu heeft de wereld van de kunst omschreven als een mogelijkheid om daadwerkelijk architect te zijn. De stelling was dat de gangbare architectuurpraktijk uiteindelijk slechts een banale bouwpraktijk betreft. De grootspraak van architecten over ‘architectuur zonder inhoud’ is een amechtige poging om hun bestaansreden in zichzelf te zoeken, maar verdringt de idee dat het ontwerp een variatie is op een thema gedicteerd door de opdrachtgever. (In het geval van Office KGDVS heel letterlijk een variatie in het themapark.) De wereld van de kunst daarentegen stelt de architect in staat om een kritische afstand te bewaren tegenover het dwangmatige bouwen, en om te reflecteren over de eigen mogelijkheidsvoorwaarde. Humor is het teken van de speelruimte die zich opent in de kritische afstand.