Hedendaagse dans in Iran, deel 2: prille professionalisering
Door Ines Minten, op Mon Mar 04 2019 23:00:00 GMT+0000Hoe evolueert een kunstscène van een braakland over een jong en ongereguleerd netwerk tot een sector met stevigere fundamenten? En dat in een land waarvan de overheid de kunstvorm in kwestie op zijn zachtst gezegd niet bijzonder kan smaken? De scène voor hedendaagse dans in Iran organiseert zich volledig van onderuit. ‘De plek waar we werkten, noemden we de magische kelder.’
Lees deel 1: dansen op de rand van wat mag
Een lichamelijke kunstvorm als dans blijft verdacht in de ogen van het streng islamitische Iraanse regime. Al is het publieke podiumlandschap in Iran de laatste tien jaar een stuk toleranter geworden voor voorstellingen met bepaalde vormen van beweging, toch is de term ‘dans’ nog steeds taboe. Al wat zich presenteert als beweging of fysiek theater wordt – net zoals elke andere vorm van podiumkunst – onderworpen aan het scherpe oog van de revisiecommissie van het ministerie voor Cultuur en Islamistische Begeleiding. Een enkele zweem van sensualiteit en de voorstelling passeert niet.
Daarom organiseert de scène zich ook in 2019 nog voor een groot deel ondergronds. Op ondersteuning of omkadering van bovenaf hoeft de sector niet te snel te rekenen. Toch beweegt er ook op organisatorisch vlak heel wat. Choreografen en performers proberen de opleidingen die ze creëren en de evenementen die ze organiseren, almaar meer structuur te geven. Stap voor stap versterken ze ook hun lokale, regionale én internationale netwerken. De professionalisering van de hedendaagse dans in Iran is 100% mensenwerk.
Van workshop tot organisatie
‘Hoe belangrijk mijn eerste workshop hedendaagse dans was? Heel simpel’, vertelt Sorour Darabi, die zich na een studie choreografie in Parijs vestigde. ‘Er is voor mij een leven voor en een leven na. Ik zou niet weten hoe ik met dans in contact zou zijn gekomen als ik als tiener niet heel toevallig in een magazine een aankondiging had gelezen van een workshop met de mysterieuze naam ‘harmonie van lichaam en geest door beweging’. Het heeft alles voor me veranderd.’
‘We waren ons eigen publiek, er kwam niemand van buitenaf kijken.’
Het ging om de eerste workshop die Mohammad Abbasi (zie deel 1) in zijn thuisland gaf na zijn tweejarige opleiding in Frankrijk, in 2010. ‘Intussen heb ik ruim honderd workshops gegeven’, vertelt hij.
Je kunt natuurlijk workshops blijven geven. Maar wat met leerlingen die meer willen? Dansers met een ambitie die verder reikt dan pure recreatie, willen creëren en presenteren. ‘Dus besloot ik een festivalletje te organiseren’, vertelt Abbasi. ‘Iedereen maakte een korte solo, die we presenteerden in verschillende kamers van een privéwoning. We waren ons eigen publiek, er kwam niemand van buitenaf kijken. Omdat ik in die tijd nogal gefascineerd was door de ideeën van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, noemde ik het evenement Untimely, zijn synoniem voor hedendaags. Ik vond het woord perfect kloppen met wat wij deden.’
Tegelijk begon Abbasi zijn leerlingen uit te nodigen voor vertoningen van dansfilms. ‘Ik had intussen een behoorlijke privécollectie. We kwamen geregeld samen om er daar eentje van te bekijken en bespreken.’ En er waren jam sessions: ook weer besloten bijeenkomsten voor de (vroegere) deelnemers van de workshops, waarbij iedereen naar hartenlust kon dansen, tonen en kijken. ‘Voor je het weet heb je een organisatie en een jaarlijks festival’, besluit hij.
Na negen edities is Untimely Festival artistiek, logistiek en organisatorisch uitgegroeid tot een veel ruimer evenement met een reeks Iraanse en een reeks Europese voorstellingen, en met bewuste en gezochte uitwisselingen tussen alle aanwezigen.
En dat laat mee zijn sporen na. Zeven à acht jaar geleden kon je de docenten hedendaagse dans in Teheran op één hand tellen. Intussen is er een veelvoud aan workshops en lessenreeksen beschikbaar. Maar omdat de scène nog zo jong en informeel is, is het niet altijd gemakkelijk om het kaf van het koren te scheiden. ‘Kun je geloven dat er mensen zijn die na twee workshops al zelf beginnen lesgeven?’ vraagt Abbasi. ‘Waar haal je het zelfvertrouwen?’
Je komt in de wandelgangen dus wel wat dansers tegen met behoorlijk wat blessures op hun conto. ‘Bij gebrek aan officiële opleidingen bestaat er ook geen standaard voor wat goed is en wat niet’, vindt Masoumeh Jalalieh. ‘Zeker als beginner is het lastig om na te gaan wie de dingen met kennis van zaken aanpakt en wie zomaar iets imiteert van video’s of internet.’
Dansen in de gang
Alireza Keymanesh kwam tien jaar geleden voor het eerst in aanraking met hedendaagse dans. ‘Als student had ik me al verdiept in allerhande fysieke technieken. Ik werd mijn eigen laboratoriummuis’, lacht hij. ‘Ik probeerde Suzuki, Lecoq, mime, viewpoints… allemaal technieken waarvan ik later ontdekte dat ze erg dicht tegen hedendaagse dans aan leunen.’
Uiteindelijk kwam hij uit bij een lessenreeks van Masoud Najafi, die in Polen fysiek theater had bestudeerd en gedoceerd. ‘Op een dag leerde hij ons contactimprovisatie kennen. Dit komt uit de hedendaagse dans, zei hij.’ Vanaf dat moment wist Keymanesh dat hij helemaal op het juiste spoor zat. ‘Maar ik kon niet meer verder. In Iran had ik alles gevolgd en onderzocht wat voorhanden was. Een langetermijnopleiding was er niet, dus besloot ik zelf iets te organiseren.’
Keymanesh was niet helemaal van Iran naar Nederland gekomen om zich te laten wegsturen uit de danszaal.
Keymanesh zette een eigen ondergronds workshoptraject op, waarin hij alles doorgaf wat hij intussen zelf in verband met fysiek theater en dans had onderzocht en verder bleef exploreren. ‘Het was het eerste traject in Teheran waar studenten zich langere tijd aan één stuk konden verdiepen in fysiek onderzoek. Tegenwoordig werken we anderhalf jaar met dezelfde groep, in het begin duurde zo’n traject negen maanden. We trainden, praatten en schreven. De plek waar we werkten, noemden we de magische kelder.’
In 2011 maakte Keymanesh Monotalkhak, zijn eerste voorstelling waarin hij het fysieke onderzoek voorop plaatste. ‘Ik was verbijsterd door het enthousiasme van het publiek. Mensen stonden soms uren in de rij om een ticket te bemachtigen.’ Keymanesh won er een prestigieuze Iraanse theaterprijs mee. ‘Ik besefte dat het Iraanse publiek klaar was voor dit type podiumkunst, en ik besloot mijn land te verlaten om me er nog meer in te kunnen verdiepen.’
Zo kwam Keymanesh uiteindelijk aan de ArtEZ-hogeschool in Arnhem terecht. ‘Ik was er de eerste student in het statuut van gastonderzoeker, waardoor ik vrij was om zelf een programma samen te stellen’, vertelt hij.
En dus meldde hij zich aan bij het departement voor dans. ‘Maar ze lieten me aanvankelijk niet toe. Je bent geen danser, zeiden ze. Het kan niet.’ Keymanesh was echter niet helemaal van Iran naar Nederland gekomen om zich te laten wegsturen uit de danszaal. ‘Dus heb ik de lessen twee weken van in de gang gevolgd, waar ik alles in de spiegels kon zien’, lacht hij. ‘Ik danste in de gang, maar ik danste.’
Op den duur zagen de docenten hoe hard Keymanesh het meende. ‘Waar heb je dat geleerd?’ vroegen ze. ‘Ik heb misschien geen academische graad, maar ik geef al vier jaar zelf les in al die technieken!’, was zijn antwoord.
‘Vanaf dan mocht ik meedoen. Dat jaar in Nederland was ontzettend intens. Ik maakte en speelde, pikte alle lessen en workshops mee die me interessant leken: theater, dans, performance art… Op elk evenement en festival in Nederland was ik.’
Terug in Iran concentreerde Keymanesh zich behalve op zijn eigen artistieke werk ook op de uitbouw en professionalisering van zijn lessenreeksen, die zich vanaf dan volledig toespitsten op hedendaagse dans.
Kernen van kennisoverdracht
Mohammad Abbasi en Alireza Keymanesh zijn twee dansers-choreografen die hun kennis in eigen land grondig en professioneel proberen door te geven. Ze hebben hun eigen methodes, maar zijn even ambitieus als het gaat over de toekomst. Geen van beiden wil zich laten tegenhouden door wat voor omstandigheden dan ook. Stap voor stap bouwen ze hun artistieke activiteiten, hun organisaties en lesactiviteiten verder uit.
Hoewel je nog allerminst kan spreken van één coherente danssector, worden de netwerken steviger.
En zij zijn niet de enigen. Her en der in Teheran, en ook elders in Iran, ontstaan rond specifieke individuen of kleine groepen gelijkaardige kernen van uitwisseling en kennisoverdracht, die zich snel ontwikkelen.
Waar al die kanalen eerst kleine antennes leken die hier en daar voorzichtig de kop op staken, maar verder vrij geïsoleerd van elkaar hun eigen ding deden, komt daar anno 2019 langzaam verandering in. Hoewel je nog allerminst kan spreken van één coherente dansscène of -sector, worden de netwerken steviger: zowel lokale netwerken in Teheran als interregionale contacten met andere steden en regio’s binnen Iran. En ook de internationale uitwisseling (met onder meer Turkije, Libanon en Europa) groeit.
Lokale contacten per Telegram
Het nieuws over Mohammad Abbasi’s workshops verspreidt zich van mond tot mond. De telefoon blijft overgaan. ‘Ik kondig niks aan op internet. De eerste jaren deed ik het zo omdat ik zo naïef was te denken dat ik dan onder de radar kon blijven. Nu hou ik aan het systeem vast omdat het werkt. De workshops raken vol, dus ik heb geen andere reclame nodig.’ Hij beschikt naar eigen zeggen over een lokaal netwerk van zo’n 2000 namen, dat op natuurlijke wijze steeds verder aangroeit.
Anderen maken graag gebruik van sociale media om hun activiteiten aan te kondigen. Zo richtte Alireza Mirmohammadi drie jaar geleden het netwerk IPAC (Iranian Performing Arts Community) op. Het idee is simpel, de uitvoering zo mogelijk nog simpeler. IPAC is een groep met intussen zo’n 330 leden op Telegram (een app vergelijkbaar met Whatsapp). ‘We gebruiken het netwerk om contact te houden, elkaar op de hoogte te brengen van wat we doen en hulp te vragen.’
Geef je een workshop of heb je een voorstelling, dan kondig je die aan in IPAC. Zoek je dansers voor een nieuw project? Heb je een zaal of studio nodig? Idem. ‘De ene week komen er tien posts op, de volgende twintig’, legt Mirmohammadi uit.
‘De danssector in Iran heeft dit soort initiatieven nodig. We hebben geen professionele opleidingen. Om onszelf te verbeteren moeten we het dus hebben van de workshops van al die verschillende dansers en choreografen die intussen actief zijn in Teheran, of die hier op bezoek komen. Het is ontzettend belangrijk dat we met elkaar in contact blijven, kennis doorgeven en informatie uitwisselen. Alleen zo kunnen we groeien.’
De laatste twee jaar zijn onze dansers er stevig op vooruitgegaan.
En die groei is volop bezig, vindt Mirmohammadi. ‘De laatste twee jaar zijn onze dansers er stevig op vooruitgegaan, ten eerste omdat er zoveel workshops waren, zowel van lokale als van internationale docenten, ten tweede omdat er significant meer Iraanse performers naar het buitenland zijn gegaan om zich daar bij te scholen.’
Tot nu toe is IPAC een amalgaam van oproepen en aankondigingen. Daarom werkt het voor de ene al beter dan voor de andere. Sommigen gebruiken het platform als voornaamste bron voor promotie en informatie-uitwisseling. Anderen vinden er moeilijk hun weg in, omdat ze vinden dat er te veel op wordt gepost dat niet direct nuttig voor ze is, of ze gebruiken gewoon liever hun eigen (socialemedia)kanalen.
‘De bedoeling is om er binnenkort een stap verder mee te gaan’, besluit Mirmohammadi. ‘Ik wil er een aparte app voor ontwikkelen, en een website. Zo zou een en ander duidelijker en gebruiksvriendelijker moeten worden.’
Van lokaal naar nationaal
Zeker in de beginjaren (2002-2013) was de Iraanse hedendaagsedanssector embryonaal, met slechts een handvol spelers die elkaar per toeval tegen het lijf liepen, gewoonlijk in workshops. ‘Ik hoorde via-via wel dat er ook in andere steden mensen bezig waren met hedendaagse dans, en ik was nieuwsgierig naar wie ze waren en wat ze deden, maar we kenden elkaar niet’, vertelt Shirin Farshbaf, die via fysiek theater met hedendaagse dans in aanraking kwam. ‘Doordat we zo gelimiteerd waren in de mogelijkheden om met ons werk naar buiten te komen, verspreidde de informatie zich maar mondjesmaat.’
Voor veel dansers blijft hun netwerk tot vandaag beperkt en lokaal. Maar het breidt uit. ‘Toen ik vorig jaar in Teheran was om er een workshop te geven, waren er voor het eerst deelnemers van Shiraz en Koerdistan’, vertelt Ehsan Hemat, die al twaalf jaar in België woont en werkt.
Mohammad Abbasi: ‘Mijn organisatie ICCD (Invisible Centre for Contemporary Dance, IM) heeft nu een soort tweede afdeling in Shiraz, gerund door een bevriende choreograaf. Hij spoort zijn beste studenten aan om hun producties aan te melden voor Untimely.’ En zo heeft iedereen wel weet van iemand of iets, ergens in het land.
Het vliegtuig op
Internationale contacten zijn altijd cruciaal geweest. De meeste pioniers van de hedendaagse dans in Iran kwamen via Europese theatertournees en opleidingen met de discipline in aanraking. Sommigen vestigden zich nadien in het buitenland, maar keren geregeld terug naar eigen land om hun kennis te delen. Anderen gingen terug in Iran wonen, maar bleven heen en weer reizen, om te spelen of voor residenties. Zo verruimden ze elk hun internationale netwerken, en stimuleerden ze wederzijdse uitwisseling.
Op hun beurt steunen ze ook hun meest getalenteerde studenten om elders opleidingskansen na te jagen. ‘Ik zie per jaar zo’n twee nieuwe leerlingen met heel bijzondere danskwaliteiten. Die probeer ik te motiveren om door te gaan’, vertelt Mohammad Abbasi.
Omdat de speelmogelijkheden in Iran nog beperkt blijven, is artistieke profilering in het buitenland van enorm belang.
Sorour Darabi was de eerste in die reeks poulains. ‘Zodra Sorour begon te bewegen, merkte ik een uitzonderlijke bewegingskwaliteit en podiumprésence op.’ Het had nog behoorlijk wat voeten in de aarde, maar uiteindelijk stapte Darabi op het vliegtuig naar Montpellier, voor een opleiding choreografie. ‘Zulke talenten voorthelpen is waar het allemaal om draait. Het is de belangrijkste ambitie van mijn lessen.’
Hoewel het aantal creaties die je onder de noemer hedendaagse dans kunt catalogiseren elk jaar aangroeit in Iran, blijven de speelmogelijkheden in eigen land nog beperkt. Daarom is artistieke profilering in het buitenland van enorm belang. Europese programmatoren boeken voorstellingen of groeperen ze in festivals met specifieke thema’s. Dansers aanvaarden residenties in Europese kunstenhuizen. Bij al die gelegenheden, op al die plekken, ontstaat weer uitwisseling. De ene residentie brengt de volgende speelkans met zich mee. Een ontmoeting leidt tot een nieuwe uitnodiging van Iraanse kunstenaars naar Europa, of van Europese spelers uit het dansveld naar Iran.
Als je alle netwerken samen neemt, bestrijken ze ongeveer heel Europa (van België en Duitsland over Frankrijk, Nederland, Noorwegen, Zweden, IJsland, Zwitserland, Oostenrijk en Italië, tot Polen, Roemenië, Servië, enzovoort). Dichter bij huis zijn vooral Turkije en Libanon van belang.
Een hele wereld daarbuiten
Neem de zogenaamde Maha-groep, waar Sina Saberi vier jaar lang deel van uitmaakte. De groep ontstond in 2014, toen de leden samen een fysieke theatervoorstelling voorbereidden, waarin ze ook enkele technieken uit de hedendaagse dans exploreerden. ‘Mostafa Shabkhan had van alle leden de meeste ervaring met dans, dus hij begon te delen wat hij kende. Tegelijk bekeken we samen video’s van Steve Paxton, Pina Bausch, William Forsythe… Wauw, dacht ik, er bestaat een hele wereld daarbuiten!’
Maar hoe konden ze zichzelf een opleiding bezorgen, als er in Iran geen voorhanden was en de weg naar opleidingen in Europa niet zomaar open lag? ‘We wisten wel van workshops in Teheran, en ook dat er geregeld Europese choreografen op bezoek kwamen om enkele dagen les te geven. Het probleem was dat zeker die buitenlandse workshops niet voor ons allemaal toegankelijk waren. We wisten er niet van of we werden niet uitgenodigd. Dus moesten we zelf iets doen.’
Via een contact op een of andere Europese ambassade kwam Saberi de Libanese choreograaf Omar Rajeh op het spoor, die zijn eigen verhaal herkende in dat van de jonge aspirant-danser. ‘Na vijf minuten op Skype wisten we dat we een ontmoeting zouden regelen. Hij kwam naar Teheran, wij toonden de solo’s die we op eigen houtje hadden gemaakt, en hij gaf les.’ Het werd een fantastische ervaring, omdat de groep voor het eerst heel duidelijke en onmiddellijk bruikbare feedback kreeg van een professionele choreograaf.
‘Als danser heb je sowieso een korte carrière, dus jullie hebben geen tijd te verliezen’, was zijn besluit. ‘Jullie zijn al ver gekomen, zo zonder enige formele opleiding, maar laat ons de dingen nu meteen aanpakken.’
Het was een broodnodig hart onder de riem. Sina Saberi: ‘Sommigen onder ons waren lichtjes wanhopig aan het worden. We zagen het werk van al die Europese en Amerikaanse choreografen, de technische vaardigheid van de dansers, en we vroegen ons af hoe we die achterstand ooit zouden inhalen. Toen beseften we dat we de video’s niet hoefden te imiteren, maar dat we aan de slag moesten met wat we hadden: ons eigen lichaam, onze eigen achtergrond.’
‘Met dansers uit Detroit hebben we een gezamenlijke workshop georganiseerd via Skype.’
Door artistieke en praktische meningsverschillen is de Mahagroep intussen wat veranderd van samenstelling, maar hij is onder leiding van Mostafa Shabkhan nog erg actief in zowel het underground als het officiële circuit. ‘Afgelopen najaar hebben we nog een groot ondergronds evenement georganiseerd, met voorstellingen van Maha-leden en anderen’, vertelt Shabkhan. ‘We gaan proberen daar in de komende jaren mee door te gaan.’
Sina Saberi probeert nu met een nieuw initiatief een degelijke introductie in de hedendaagse dans uit te bouwen voor een opkomende generatie geïnteresseerden. Dat collectieve is belangrijk, vindt hij. ‘Met Maha hebben we veel aan elkaar gehad. Er was iets heel dringends aan wat we deden. Als ik erop terugkijk, ben ik best trots op wat we in die eerste periode gerealiseerd hebben.’
Het nieuwe project zit nog in een experimentele fase. Van het najaar van 2018 tot en met de zomer van 2019 wil Saberi allerlei formules uitproberen: workshops van lokale en internationale docenten, uitwisselingsmomenten, mentorschap… ‘Zo kunnen we bekijken wat het best werkt in onze context, en daar dan uiteindelijk een vaster programma uit distilleren.’
En anders? Digitaal!
En wat als je wel internationaal wil samenwerken, maar het land niet zomaar kunt of mag verlaten? Legio zijn de verhalen van personen die geen buitenlands visum kunnen krijgen omdat ze bijvoorbeeld hun legerdienst niet hebben vervuld, of van dansers die een opleiding, speelreeks of residentie hadden versierd in Europa of de VS, maar waar visumkwesties, sancties, geldgebrek of andere omstandigheden dan toch stokken in de wielen staken.
‘Ik mocht naar de VS voor een opleiding, maar kreeg geen visum’, vertelt Alireza Keymanesh. Na die eerste teleurstelling pakte hij het anders aan. ‘Ik heb contacten met dansers uit Detroit. Het is momenteel wederzijds heel moeilijk om elkaar op te zoeken. Dus hebben we een gezamenlijke workshop georganiseerd via Skype. Zo zie je maar: er is altijd een manier.’
Niemand een cent
Wat heeft de sector in Iran momenteel het dringendst nodig? Ik stelde de vraag aan elke choreograaf, danser en aspirant die ik tegenkwam. De antwoorden waren even divers als logisch. Geld. Infrastructuur. Opleiding. Meer eenheid, communicatie en solide netwerken. Professionele dramaturgie en danskritiek. Meer zichtbaarheid ook, zowel intern als internationaal.
Het meest flagrant kampt de sector met een gebrek aan werkingsmiddelen. Met een overheid die dans niet als discipline erkent, komt er uit die hoek geen enkele ondersteuning. Makers die hun voorstellingen onder de noemer ‘theater’ aan de revisiecommissie presenteren en daarop toelating krijgen om openbaar te spelen, kunnen zoals de reguliere theatersector rekenen op ticketinkomsten, soms op een gratis speelplek. Op veel meer niet, maar het is alvast dat. Met wat geluk raak je uit de kosten. Met nog wat meer geluk hou je er wat aan over.
Het undergroundcircuit draait volledig op vrijwilligers, op ‘liefde en passie’.
Vanzelfsprekend heeft het undergroundcircuit het financieel nog moeilijker. Gewoonlijk draait het volledig op vrijwilligers, of, zoals het dan mooi heet, op ‘liefde en passie’. Aan het grootste ondergrondse dansfestival van Teheran verdient niemand iets, ook de artiesten en de organisator niet, laat staan de technici en logistiek medewerkers. Buitenlandse artiesten komen er optreden dankzij steun van hun eigen overheden, organisaties of ambassades, vaak eveneens aangevuld met de nodige portie liefde, passie en nieuwsgierigheid naar het land en zijn (underground)scene.
Veel spelers in de sector gaan er prat op dat ze staan waar ze staan dankzij grotendeels vrijwillige inzet, waarmee ze zich geregeld afzetten tegen de Europese scène, die in vergelijking financieel goed doorvoed is. ‘We krijgen alles gedaan wat we willen, want we doen wat we doen met volle overtuiging.’
Heb je dansers nodig? Je plaatst een oproep op sociale media en morgen kan je eraan beginnen. Niemand krijgt er een cent voor, maar de productie of dansfilm staat er. In Europa ben je drie jaar verder voor je alle papierwerk op orde hebt – als je het al op orde krijgt en er geld voor vangt. Die teneur.
De meeste dansers en choreografen halen hun geld elders, door te werken als acteur, docent, masseur, in de communicatie, de horeca, of nog wat anders. Ze aanvaarden de penibele financiële situatie van hun sector omdat ze geen andere mogelijkheden zien.
Maar her en der hoor je gegrommel dat het niet kan blijven duren met dat vrijwilligen. ‘Als de voorstelling of film succesvol wordt, zijn het de regisseurs en choreografen die de eer opstrijken’, zegt Masoumeh Jalalieh. ‘Maar ze hebben hun ding alleen maar kunnen maken omdat zoveel dansers voor niets hebben gewerkt. Echt fair is dat niet.’
Als je wat doorvraagt, geeft uiteindelijk iedereen toe dat een minimum aan financiële middelen de sector een pak vooruit zou kunnen helpen. ‘Natuurlijk zou ik iedereen die me helpt met mijn festival, deftig willen betalen’, zegt Mohammad Abbasi. Maar voorlopig is dat geen optie.
Nood aan een school
En wat met infrastructuur? De Iraanse theaterzalen zijn niet bedoeld voor dans. Met wat geluk tref je er een tamelijk flexibele vloer aan. Maar soms heb je pech, en dan is het behelpen. Voor workshops en repetities beschikken verscheidene dansers intussen over een studio met een vloer die min of meer geschikt is om op te dansen zonder je meteen een hoop vervelende blessures op het lijf te halen. Sommigen huren er één, delen er een met anderen, of hebben er eigenhandig een gebouwd.
Op zulke plekken blijven de betrokkenen voortdurend alert voor problemen. Begin dit jaar nog sloot een bekende repetitieruimte verplicht de deuren voor dansers. Waarschijnlijk sprong de studio de laatste tijd te veel in het oog als een plek die de wet niet nauw genoeg nam, en besloot de overheid in te grijpen. Van de weeromstuit weerde minstens één andere repetitieplek voortaan alles wat op dans leek. ‘Hoewel we er in het algemeen langzaam maar zeker op vooruitgaan, komen we toch nog geregeld dat soort hindernissen tegen’, laat een van de betrokken docenten weten.
Verscheidene van de choreografen-docenten die ik spreek, spelen met het idee om een iets fundamentelere opleiding op poten te zetten. ‘Een echte school, met een vast programma en gastdocenten uit Europa. Daar droom ik van.’ Gemakkelijk is dat niet. Opnieuw speelt vooral gebrek aan middelen en infrastructuur hen parten, maar de ideeën zijn er, mogelijkheden worden nagegaan, contacten worden gelegd en hier en daar krijgt stilaan een programma vorm, ook al is dat nog grotendeels op papier.
Met professionalisering komt vanzelf ook de lokroep van spelen in het buitenland.
Ook de netwerken en samenwerkingsverbanden kunnen nog meer professionaliseren. Ze zijn nu gefragmenteerd en kampen met onderlinge concurrentie of meningsverschillen over aanpak en uitvoering. Toch is de evolutie die de laatste vijf à tien jaar is doorgemaakt onmiskenbaar, zowel lokaal als internationaal. En het lijkt wel of die netwerken dag na dag groeien. Visibiliteit en speelkansen hangen er onlosmakelijk aan vast.
In Iran zelf vind je almaar meer voorstellingen die je kan labelen als hedendaagse dans dan wel beweging of hybride podiumkunst, zowel in het officiële als in het undergroundcircuit. Gevestigde initiatieven groeien, nieuwe komen erbij. En of ze nu een lang leven beschoren zijn of niet, ze creëren kansen, ze worden gezien. Met die eigen professionalisering komt vanzelf ook de lokroep van spelen in het buitenland. Sommige producties worden opgepikt door buitenlandse programmatoren, maar makers gaan ook zelf actief op zoek naar residentie- en speelplekken. En het ene bevrucht het andere.
Ik heb een aantal van de hoofdrolspelers uit de hedendaagse dans in Iran een jaar lang gevolgd. Terwijl sommigen in eigen land werkten aan nieuwe creaties en lesplannen, zich concentreerden op organisatorische, communicatieve dan wel logistieke beslommeringen, pakten almaar meer dansers de koffers richting buitenland. Voor residenties in België, Zwitserland of Duitsland, tournees door Italië, Centraal-Europa of Scandinavië…
Valt er anders te besluiten dan met Mohammad Abbasi’s woorden uit deel 1: ‘Geef ons nog vijf jaar, en we spreken opnieuw’?
Lees hier deel 3 van deze reeks, over de artistieke evoluties in de dans in Iran.
Dit artikel kwam tot stand met de steun van rekto:verso en Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Info: www.fondspascaldecroos.be.
Met dank aan Bára Sigfusdottir, GRIP, en uiteraard aan alle Iraanse dansers en choreografen die bewust en onbewust hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de reeks.