Kempen - Borgloon - Gaasbeek
Door Vincent Focquet, Ewoud Vermote, Leontien Allemeersch, op Thu Mar 10 2022 00:00:00 GMT+0000Vanuit hun uiteenlopende praktijken (her)verbeelden theatermaakster Martha Balthazar, platform voor architectuur en ruimte AR-TUR en kunstenaarscollectief Seasonal Neighbours de rurale ruimte van Vlaanderen. Zo schetsen ze de contouren van wat we een dorpsdramaturgie zouden kunnen noemen.
Hoewel het platteland het toneel is voor belangrijke hedendaagse dynamieken als klimaatverandering, globalisering of woningnood, is het maar zelden het onderwerp of de locatie van kunstwerken. De stad en de stedeling blijven de maatstaf van de kunsten. Martha Balthazar, AR-TUR en Seasonal Neighbours vertellen in verschillende kunstvormen over wat er zich afspeelt buiten de grote steden. Hun verhalen komen los van een clichématige en romantiserende representatie van het platteland als achtergesteld cultureel braakland en scheppen een complex beeld van een kritieke zone in transformatie.
Sinds een paar jaar maakt de term ‘stadsdramaturgie’ zijn opmars binnen de kunsten. Gerardo Salinas, stadsdramaturg bij KVS, introduceerde de term. Vooral in de jongste jaren is het gebruikelijk voor onder andere stadstheaters in België en Nederland om een stadsdramaturg aan te stellen of projecten rond stadsdramaturgie op poten te zetten. De term kent zoveel invullingen als er beoefenaars zijn. Wat ze delen is de vaststelling dat het stedelijke kunstinstituut de snel veranderende hedendaagse realiteit van de stad allesbehalve weerspiegelt en dat de verhalen van de stad verteld moeten worden.
De verhalen komen los van een clichématige en romantiserende representatie van het platteland als achtergesteld cultureel braakland.
Dramaturgie, een praktijk waarvan de definitie allesbehalve vaststaat, ontstond in de context van teksttheater. Het hield grofweg het analyseren, vertalen en bestuderen van een tekst en zijn opvoeringen in. In het creatieproces verbonden dramaturgen de inhoud van deze tekst aan de actualiteit van de tijd waarin ze worden opgevoerd. In de context van stadsdramaturgie wordt de stad zelf als die tekst beschouwd.
Dramaturg noch dorp
Stadsdramaturgen als Salinas en zijn voormalige collega Tunde Adefioye maken gaten in de onzichtbare muren rond het theater, waardoor het theater beter de stad in kan en vice versa. In MAPping Brussels (2017) bijvoorbeeld, namen Brusselse kunstenaars je mee op een wandeling door de stad waarbij ze probeerden je door hun ogen te laten kijken. Tijdens Seniorenslam (2019) betraden senioren uit Brussel, gecoacht door jonge stedelijke slam poets, de scène van de KVS om er hun teksten te delen. De twee projecten zoeken naar manieren om de verhalen die zich buiten de muren van het theater afspelen, verteld te krijgen. Wat nu als we deze logica doortrekken buiten de stad?
Een dorpsdramaturg probeert het dorp en haar omgeving als een tekst te lezen en interpreteren en die persoonlijke lezing te linken aan bredere fenomenen. Zo slagen dorpsdramaturgen erin om in hun artistieke projecten thematieken, dynamieken en perspectieven uit het platteland te vertegenwoordigen, die de kunsten voorlopig missen.
De dorpsdramaturgen uit dit artikel zijn kunstenaars en onderzoekers, ze hebben nergens een afgelijnde functie als dorpsdramaturg. Die functie bestaat voorlopig niet. Door de nauwe samenwerking die elke maker met de inwoners van een bepaalde ruimte heeft, oefenen ook zij een belangrijke invloed uit op de dramaturgie, die een gedeelde verantwoordelijk wordt binnen een ruraal netwerk. Omdat dramaturgie hier loskomt van de functie van de dramaturg, is het niet gebonden aan één medium. Theater, maar ook fotografie of beeldende kunst geven vorm aan de betekenissen en verhalen van het dorp.
Misschien bestaat het dorp, het platteland of de rurale omgeving vooral als mentale ruimte.
Een dorpsdramaturgie zonder expliciete dramaturg dus, maar ook zonder dorp? Want wat betekent het dorp vandaag nog? In een door en door verstedelijkt Vlaanderen is het moeilijk om nog vast te houden aan het klassieke beeld van het gemoedelijke plaatsje rond de kerktoren. De stad en het dorp vallen niet langer simpelweg geografisch van elkaar te onderscheiden, maar verworden tot elkaar in zogenaamde ‘nevelsteden’. Ze zijn intiem vervlochten. Misschien bestaat het dorp, het platteland of de rurale omgeving vooral als mentale ruimte. Rond die ruimte en haar bewoners hangen hardnekkige associaties als nostalgie, rust, eenvoud en natuurlijkheid. Dorpsdramaturgie zou dus evengoed plattelandsdramaturgie of de dramaturgie van het rurale kunnen heten. Wat van belang is, is dat de dramaturgie in dialoog gaat met de specifieke mentale ruimtes van het dorp, het platteland of het rurale.
Niet-stedelijke verhalen
Een belangrijke voedingsbodem voor stadsdramaturgie was de realiteit van een ‘sterk veranderende stad’. Daarmee worden dynamieken als superdiversiteit en gentrificatie aangeduid. Het stereotype beeld van de snel evoluerende stad wordt vaak gecontrasteerd met de stilstand op het platteland. Maar ook het dorp is de scène van, weliswaar zeer verschillende, veranderingen, zoals de directe impact van klimaatverandering, de geografische en politieke isolatie van gemeenschappen en de transformatie van arbeid door globalisering en laatkapitalisme in de vorm van mechanisering en seizoensarbeid. Ook die verhalen worden in de kunsten nog niet genoeg gereflecteerd.
Als een dorpsdramaturgie het dorp als tekst probeert te lezen, wat zou die tekst dan te vertellen hebben? Op die vraag hebben de drie kunstpraktijken erg uiteenlopende antwoorden. Martha Balthazar ziet in het dorp de beproevingen voor hedendaagse landbouwers door klimaatverandering en aanhoudende prijsdalingen. AR-TUR kijkt vanuit een architecturaal perspectief naar dorpen in de Kempen en ziet nieuwe mogelijkheden voor ruraal wonen. Seasonal Neighbours focust op seizoensmigratie en daaraan verbonden thema’s als identiteit en globalisering.
In haar Boerenpsalm (2021) componeert Balthazar een tekst van en voor het platteland in de vorm van een beurtzang waarin diverse en conflictueuze perspectieven uit de agrarische sector aan het woord komen. Ze sprak met beleidsmakers, activisten, werknemers van biotechnologische multinationals, onderzoekers en boeren, van korteketenbioboer tot industriële aardappelteler voor McDonalds. Acteurs Barbara T'Jonck en Mats Vandroogenbroeck horen live via een grote koptelefoon de interviews die Balthazar met protagonisten van het landbouwdebat voerde, waarna ze deze woord voor woord voor het publiek brengen.
Het publiek bevindt zich bij elke voorstelling op een tribune in een veld; Boerenpsalm doet immers geen theaters aan, daarvoor is de rurale context te belangrijk. Wijzelf beleefden deze voorstelling in een Gaasbeeks veld. Op een sterk geregisseerd moment waarin de acteurs van de 'scène' verdwijnen, blijft enkel het veld en de geluidsband met interviews over. Door de afwezigheid van spelers lijkt het veld zelf de dorpse verhalen over de toenemende industrialisering, zelfmoord bij boeren en de rampzalige persoonlijke en politieke gevolgen van klimaatverandering te vertellen. Een veld, maar al te vaak gereduceerd tot een soort romantisch tafereel van onschuldige natuur, begint zo zelf te spreken.
Deze ‘glokale’ verhalen van buiten de stad en hun vertellers vinden, ondanks hun grote impact op onze levens, hun weg naar de scène maar moeilijk.
Het Gaasbeekse veld spreekt niet enkel voor zichzelf, maar ook voor vele andere velden, zo ver als India. Daar interviewde Balthazar een activist tijdens de boerenopstanden van 2020 en 2021. Miljoenen boeren kwamen op straat tegen een nieuwe neoliberale wetgeving die de landbouweconomie zou de-regulariseren door onder andere speculatie op landbouwproducten mogelijk te maken en minimumprijzen te schrappen. Deze ‘glokale’ verhalen van buiten de stad en hun vertellers vinden, ondanks hun grote impact op onze levens, maar moeilijk hun weg naar de scène. In Boerenpsalm brengt Balthazar ze samen in een meerstemmig relaas van het dorp. Ze toont een complex en ambigu strijdveld in de voorhoede van de wereldeconomie.
Toekomstige dorpen in kaart gebracht
Ook het platform voor architectuur en ruimte AR-TUR, dat focust op dorpse architectuur in de regio Kempen, leest het dorp. Zij vertalen die blik op het dorp niet naar een voorstelling, maar verkennen architecturale mogelijkheden.
Stadsdramaturgie richt zich sterk op stedenbouw en de publieke ruimte van de stad. Dorpsdramaturgie, zoals die door AR-TUR beoefend wordt, kijkt vooral naar de grond van het platteland en wat daar gebouwd wordt en groeit. Terwijl stedelijke gebieden in Vlaanderen goed in kaart zijn gebracht, ontbreekt veel van deze informatie in bijvoorbeeld de Kempen. Dat houdt het clichébeeld van het platteland als ‘terra incognita’ mee in stand. In 2017 presenteerde AR-TUR hun Kempenatlas, een publicatie met bijbehorende expositie, waarvoor ze professor voor stedenbouw Maarten Van Acker als hoofdredacteur aanstelden en samenwerkten met lokale experten. Het indrukwekkende overzichtswerk koppelt essays over de Kempen aan thematische kaarten rond grond, water, mobiliteit en cultuur.
Net als in de kaarten en essays, vindt het landschap en de bebouwing van de Kempen een neerslag in foto’s van Filip Dujardin. Je ziet schijnbaar verlaten dorpskernen maar ook de imposante industriële infrastructuur van Soudal of Katoen Natie. Deze silo’s en fabrieken krijgen in de atlas evenveel plaats als de naaldbomen, heides en meren die ons beeld van de Kempen bepalen. Op een van de beelden gaat een veld met paarden schijnbaar naadloos over in een enorme attractie van het pretpark Bobbejaanland. Zo ontwikkelt Dujardin in dialoog met de kaarten en teksten een visuele dorpsdramaturgie die de verscheidenheid van bouwvormen in het Kempense landschap aantoont. Op die manier ontstaat een uitzonderlijk gelaagd beeld van de Kempen, als natuurgebied, maar ook als ideale locatie voor moderne megastallen, reusachtige fabrieksgebouwen of gevangenissen.
Net in een regio ver van de grote steden, zagen beleidsmakers de ideale omgeving voor een ‘inlandse kolonie’.
Niet alleen door het belang van fotografie maar ook door zijn omgang met tijd, onderscheidt de Kempenatlas zich van klassieker cartografisch werk. Kaarten tonen hier niet louter waaruit het landschap bestaat, maar ook hoe het zo geworden is en waar het naartoe zou kunnen gaan. De atlas schetst een beeld van een unieke regio in transformatie. De Kempen waren tot ruim in de 19e eeuw een erg afgelegen zanderig gebied. De regio kwam voor het eerst onder de planmatige aandacht wanneer er door de overheid van Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gronden opgeëist werden om er zogenaamde Weldadigheidskolonies in Wortel en Merksplas te stichten. Net in een regio ver van de grote steden zagen beleidsmakers toen de ideale omgeving voor wat een ‘inlandse kolonie’ genoemd werd. 130 kleine boerderijtjes werden ingeplant, waar de armen uit de stad naartoe gestuurd werden om er de ruwe grond te bewerken. Na de Belgische Revolutie werden Wortel en Merksplas de locatie voor ‘landloperskolonies’ met een soortgelijke werking. Vandaag staan waar vroeger de kolonies waren penitentiaire instellingen.
De Kempen waren voor de overheid niet enkel van belang om voor hen ongewenste bevolkingsgroepen te plaatsen, maar ook tijdens de industrialisatie kreeg de regio een sleutelrol. Grootschalige wegen- en waterwerken en de aanbouw van industriële infrastructuur moesten de regio nuttig maken. Dat maakt dat de Kempen vandaag een voor Vlaanderen uitzonderlijk sterke productie-industrie kennen. Vanuit deze specifieke geschiedenis, die het landschap getekend heeft, schetst AR-TUR ook mogelijke toekomsten van de regio. De makers van de atlas beschrijven de mogelijkheden van een klimaat- en waterneutrale, leefbare en diverse regio in de toekomst. Zo vertellen ze hoe de 19e eeuwse waterinfrastructuur benut kan worden voor ecologische transitie en hoe de productie-industrie lokale doelen kan dienen.
Ook andere trajecten van AR-TUR verbeelden expliciet de toekomst van het snel veranderende dorp. Wat en hoe willen we (ver)bouwen in een tijd waarin de klassieke woonvormen te veel ruimte en energie verbruiken en snelbouwappartementen de overhand nemen? In het boek Toolbox dorpse architectuur (2021) probeert AR-TUR deze vragen rond leefbaarheid en duurzaamheid te beantwoorden door de architectuur in het dorp te bestuderen en herdenken. Net als bij Boerenpsalm, stellen de publicaties van AR-TUR ons in staat de regio op een andere manier te lezen. Deze meerlagige dorpsdramaturgie plaatst het dorp niet in het verleden, waar het soms onterecht vast lijkt te zitten, maar projecteert het de toekomst in.
Onzichtbare bewoners
Ook het kunstenaarscollectief Seasonal Neighbours creëert een ander soort beeld van het platteland. Dat doet het vanuit het fenomeen seizoensarbeid, waarbij elk jaar honderdduizenden Oost- en Zuid-Europeanen naar West-Europa reizen om er tijdelijk te werken in de landbouwsector. Seasonal Neighbours onderzoekt deze migratiebeweging en haar link met thema’s als schaalvergroting, de manier waarop we voedsel produceren, en de plaats van seizoensarbeiders in het lokale weefsel. Dat doen ze in verschillende artistieke projecten die steeds vertrekken vanuit de omgeving van de seizoensarbeider. Als we de landelijke omgeving als tekst bekijken, dan vormt deze hyperdiverse groep een onderbelicht personage. Seasonal Neighbours stelt net dit personage, en de manier waarop het mee de dynamiek van het platteland bepaalt, centraal.
Het collectief ontstond in 2018 in het Limburgse Borgloon, het hart van de Belgische fruitstreek, en de geboortestad van oprichtster Ciel Grommen. De kunstenaar-architect stelde er vast dat zowel werk als vrije tijd zich voor de gastarbeiders veelal afspelen in de besloten woonvertrekken van de boer. Het enige moment waarop ze zich mengen met de lokale bevolking is in de lokale supermarkt. Samen met architect Maximiliaan Royakkers creëerden ze daarom het House for Seasonal Neighbours, strategisch geplaatst achter de parking van de Aldi. Het mobiele rijtjeshuis werd een ontmoetingsplaats waar seizoensarbeiders, toevallige voorbijgangers en boeren een zomer lang terecht konden voor alles behalve werk. Tijdens koffiepauzes, filmvertoningen en barbeques werd gepraat over de betekenis van ‘thuis’ en gastvrijheid. Een rondetafelgesprek, gemodereerd door architect-socioloog Dieter Leyssen ging dieper in op hoe steeds grotere landbouwbedrijven hun stempel drukken op het Haspengouwse landschap.
Als we de landelijke omgeving als tekst bekijken, dan vormt de hyperdiverse groep van seizoensarbeiders daarin een onderbelicht personage.
In dit zelfverklaarde ‘publiek huis voor private tijd’ werden tijdelijke en permanente inwoners uitgenodigd om zich op een andere manier tot elkaar te verhouden. Niet als buitenstaanders, maar als tijdelijke buren. Seasonal Neighbours eigende er zich een stukje publieke ruimte toe en opende het voor een groep die al decennia deel uitmaakt van het rurale landschap, maar er slechts zelden wordt gehoord. Door komaf te maken met de illusie van het dorp waar iedereen elkaar, de weg en de taal kent, ontstond een plek die ruimte biedt voor anders-zijn. Het tijdelijke karakter van het House for Seasonal Neighbours, aan de rand van een ietwat afgelegen parking, zorgt niet voor structurele veranderingen. Wel toont Seasonal Neighbours dat plattelandsbewoners geen homogene groep zijn, en dat ook moeilijk zichtbare groepen zoals seizoensarbeiders een plaats kunnen hebben in de lokale gemeenschap. Ze herdefiniëren op die manier de mentale ruimte van het platteland, openen de deur voor andere projecten en sensibiliseren het lokale beleid.
In de lente van 2020, toen er door gesloten grenzen een tekort aan werkkrachten op het veld dreigde, stuurden Grommen en Royakkers een projectoproep uit naar kunstenaars, schrijvers, ontwerpers en onderzoekers om het thema ‘seizoensarbeid’ verder te verkennen vanuit een persoonlijke werkervaring in de landbouwsector. Ondertussen telt het collectief zestien leden die hun ervaringen in verschillende landbouwbedrijven in België, maar ook in Nederland en Polen, gebruiken als uitgangspunt. Ze thematiseren persoonlijke verhalen van seizoensarbeiders, bieden reflecties rond vraagstukken als automatisering en empathie met niet-menselijke levensvormen, en onderzoeken de hybride identiteit van het platteland.
Zo neemt kunstenaar Karolina Michalik met haar project CHŁOPI de rurale Poolse identiteit onder de loep aan de hand van een eeuwenoude folkloristische traditie: het weven van een grote kroon met lokale graanoogst (Wieniec Dożynkowy). Deze feestelijke gelegenheid wordt steeds meer ingegeven door romantische gevoelens van nostalgie en (religieus) patriottisme, en negeert moderne fenomenen als automatisering en het hoge aantal Poolse seizoensarbeiders in West-Europa. Deze spagaat tussen de realiteit van het Poolse platteland en de rooskleurige representatie ervan via de Wieniec Dożynkowy, bracht Michalik ertoe om een eigen interpretatie van zo’n kroon te maken. Voor de decoratie ervan werkt Michalik in de zomer van 2022 op verschillende landbouwbedrijven in Vlaanderen samen met Poolse seizoensarbeiders, met wie ze bespreekt welke materialen hun ervaring als seizoensarbeider kunnen representeren. Het gereedschap, de planten, de plastic bodembedekking, alles komt in aanmerking.
Door komaf te maken met de illusie van het dorp waar iedereen elkaar, de weg en de taal kent, ontstond een plek die ruimte biedt voor anders-zijn.
Door zich de traditie van het weven van een kroon toe te eigenen en er een nieuwe betekenis aan te geven, verschijnen belangrijke vragen. Voor wie is deze traditie er, door wie wordt ze in stand gehouden, en welke andere vormen kan ze aannemen? Michalik toont aan dat het platteland niet stilstaat in de tijd. Ook nostalgie, het vieren van de stilstand, is immers een uiting van hedendaags sentiment. Als sluitstuk zal de kroon gepresenteerd worden tijdens De Mooiste Wieniec Dożynkowy, een prestigieuze wedstrijd op het jaarlijkse presidentiële oogstfeest in Warschau. Temidden de verheerlijking van een platteland dat al lang niet meer bestaat, zal haar kroon er een ander verhaal vertellen. Van het platteland als hybride constructie, zowel traditioneel als hypermodern, lokaal en globaal, en van de inwoners die er vertrekken om te werken als seizoensarbeider.
Net als Martha Balthazar en AR-TUR herdenkt Seasonal Neighbours op die manier de mentale ruimte van het dorp en haar omgeving. Terwijl Balthazar’s dramaturgie focust op meerstemmigheid, legt die van AR-TUR belangrijke verbindingen tussen het heden en het verleden van dorpen. Het collectief Seasonal Neighbours bouwt op zijn beurt aan een collectieve dramaturgie rond seizoensarbeid. Die verscheidenheid aan invalshoeken toont de complexiteit van de huidige situatie buiten de stad.
Wanneer we dorpsdramaturgie beschouwen als het lezen, interpreteren en herformuleren van het dorp als tekst, zou dat kunnen suggereren dat het dorp net als een tekst statisch is. De drie dorpsdramaturgieën bewijzen echter dat het dorp in continue transformatie is. Wanneer we dat dorp nauwgezet lezen, kunnen we er zelfs een toekomst voor formuleren. Een ander belangrijk manco van het idee van het dorp als tekst is dat een tekst de illusie geeft min of meer op dezelfde manier toegankelijk te zijn voor iedereen, of je ‘m nu in Shanghai leest of op een bankje in Loppem. Deze dorpsdramaturgieën ontstaan echter ‘van binnenuit’. De kunstenaars en onderzoekers wonen of werken langdurig op de specifieke plek in de rurale ruimte waarover ze het willen hebben. Net omdat deze dorpsdramaturgen deel gaan uitmaken van het dorp, kunnen ze er ook iets in veranderen. Zo ontstaan nieuwe verhalen over en toekomsten voor het dorp en claimt het dorp haar rechtmatige deel in zowel artistieke als maatschappelijke tendensen.