Faces of Water, het gelaat van de aanzwellende klimaatcrisis?
Door Gie Goris, op Thu Oct 27 2022 22:00:00 GMT+0000BOZAR Lab opende vorige week een bescheiden, maar bijzonder relevante tentoonstelling. Daarin tonen vier ‘geëngageerde mediakunstenaars’ een nieuw werk dat telkens water en onze (on)duurzame omgang ermee centraal zet.
Hoe relevant dat thema is, onderlijnde de IJslandse auteur Andri Snær Magnason in zijn keynote bij de opening van de tentoonstelling. Magnason schreef Over tijd en water, een boek waarin hij op zoek gaat naar zinvolle en bevattelijke taal om over de klimaatcrisis te spreken. In de inleiding van het boek schrijft hij: ‘Als we het over een thema hebben dat al het water op aarde, het gehele aardoppervlak en de gehele atmosfeer omvat, praten we over een dimensie die zo groot is dat elke betekenis erdoor opgezogen wordt. Over zo’n thema kun je alleen schrijven als je erachter, ernaast en eronder kijkt; als je terug‑ en vooruitblikt in de tijd, het vanuit een persoonlijk en een wetenschappelijk oogpunt benadert en er in mythologische termen over spreekt.’ Dat zou de perfecte opdrachtomschrijving kunnen zijn voor de kunstenaars die deelnemen aan Faces of Water.
Het opzet van de residenties in BOZAR Lab is niet ‘louter’ artistiek, ze dienen om kunstenaars samen te brengen met wetenschappers.
In realiteit werd de opdracht voor de tien artistieke residenties, waarvan ook de hier getoonde werken het resultaat zijn, niet geschreven door Magnason, maar door de Europese Commissie, in het kader van het STARTS-programma (Science+Technology+Arts). In de woorden van de organisatoren: ‘Elke residentie richt zich op een andere regiospecifieke uitdaging op het gebied van waterbeheer en houdt verband met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN (met name SDG6 en SDG14).’ Ter herinnering: de duurzame ontwikkelingsdoelstelling 6 is: ‘Verzeker toegang en duurzaam beheer van water en sanitatie voor iedereen‘, SDG14 is: ‘Behoud en maak duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen’.
Het opzet van de residenties is dan ook niet ‘louter’ artistiek, ze dienen om kunstenaars samen te brengen met ingenieurs, wetenschappelijke onderzoekers en centra van technologische innovatie. De Pakistaans-Amerikaanse kunstenaar Haseeb Ahmed, die in Brussel resideerde en werkte, werd bijvoorbeeld omkaderd door GLUON en LUCA School of Arts, in samenwerking met Inopsys, Pollet Water Group, VITO, VLAKWA, Pharma.be, Surplace en Capture-UGent.
Glacier Trilogy van Theresa Schubert verschuift de verantwoordelijkheid van economie naar individu.
Het is belangrijk om die ontstaanscontext van de getoonde werken meteen mee te nemen, omdat ze de keuzes van de makers – met hun opvallende nadruk op technologie, artificiële intelligentie, 3D-printing en andere innovatieve technieken – beter begrijpbaar maken. De afwezigheid van klimaat- of ontwikkelingsactivisten of -ngo’s in de omkaderende groepen, tegelijk met de ruime aanwezigheid van ondernemingen en technologiegerichte onderzoekers, helpt ook om de technofixatie te kaderen. Niet dat die daardoor minder problematisch wordt, maar daarover meer later.
Kunst, technologie, wetenschap en … de kijker
In de aankondiging van Faces of Water kiezen BOZAR en curator Sofie Crabbé resoluut en terecht voor een vraagstelling die water centraal plaatst in de enorme klimaatuitdagingen: ‘We staan wereldwijd voor ongeziene uitdagingen. In de komende honderd jaar zal de oceaan meer veranderen dan in de afgelopen vijftig miljoen jaar. Gletsjers smelten, de zeewaterspiegel stijgt drastisch en via de industrie vloeien er voortdurend schadelijke stoffen in onze rivieren. Het belang van water gaat vaak niet verder dan zijn utilitaire waarde, maar wat met humanistische, morele, emotionele, esthetische en ethische waarden? Ze blijven onterecht onderbelicht.’ De lat wordt hoog gelegd, en jammer genoeg raakt niet elk werk daarover.
De vier kunstenaars – Theresa Schubert, Joshua G. Stein, Haseeb Ahmed en Anna Ridler – kiezen voor heel verschillende vraagstellingen, onderzoeken en artistieke taal of vorm. De Duitse kunstenares Theresa Schubert focust met haar Glacier Trilogy op de problematiek van de smeltende gletsjers. Ze creëerde haar indrukwekkende centrale projectie van veranderende gletsjerlandschappen uit Noord-Italië met behulp van AI. In een andere visualisatie koppelt ze de CO2-uitstoot van de expobezoekers – die gegevens verzamelt ze via een luchtsensor – aan een artificiële gletsjer. De visuele taal van Schubert is sterk en raakt, maar de boodschap is onduidelijk en bijwijlen dubieus. De koppeling van adem en smeltende gletsjers is wetenschappelijk weinig relevant, maar verschuift de verantwoordelijkheid wel van economie naar individu. De beelden van de veranderende gletsjers zijn circulair, waardoor de installatie ook gelezen kan worden als een geruststellend standpunt: de ene keer groeien de gletsjers, de andere keer krimpen ze, en het gebeurt allemaal zonder oorzaak of gevolg. Dat staat in schril contrast met de vaststellingen van de klimaatwetenschap.
Joshua G. Stein tapt uit een heel ander vaatje met zijn Sediment as Cultural Heritage. De focus van de Amerikaan ligt op de sedimenten in de Noord-Italiaanse rivieren Oropa en Cervo. Zijn opstelling gebruikt de codes en presentatie van archeologische musea, maar toont vooral hoe ook sediment vandaag in toenemende mate van menselijke oorsprong en makelij is. Stein heeft daarbij bijzondere aandacht voor de impact van historische textielnijverheid in het stroomopwaartse stadje Biella: de giftige verfstoffen, de textielresten, maar ook het gruis van geërodeerde fabrieken. De toevoeging van een 3D-printer die verpulverde steenresten gebruikt om nieuwe ‘gevonden voorwerpen’ te printen, is overbodig , maar hielp misschien om de EU-ambtenaren te overtuigen dat het om een ‘innovatief’ project ging. Gelukkig zijn de stellingen die Stein inneemt en de manier waarop die gepresenteerd worden, meer dan sterk genoeg om dat kleine euvel te overleven.
Anna Ridlers installatie – opgebouwd rond zwart-witbeelden van de oevers van het kanaal Gent-Terneuzen – pretendeert een beter begrip te realiseren van de relatie tussen watersystemen en financiële markten. De presentatie van de beelden vormt een sterk uitgangspunt en treft je als bezoeker van een tentoonstelling over water. Wat je ziet is een landschap lángs water, gedomineerd door bedrijven allerhande die dat water gebruiken, maar – wellicht? – tegelijk ook verontreinigen en stilaan doden. Vervolgens blijkt de Britse kunstenares allerlei ingewikkelde coderingen van de beelden te hebben gedaan waarmee ze haar eigen ‘beurswaarde’ van de beelden en bedrijven ingeeft, dat wordt gekoppeld aan de Nasdaq-waarden, wat resulteert in een voortdurend veranderende projectie van beelden op een andere muur. Hoe je de bedrijven uit Oost-Vlaanderen – velen KMO’s, weinigen actief in de technologiesector wereldwijd – kan koppelen aan de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq, is mij een raadsel. En wat al dat intensieve werk en de gebruikte technologie toevoegt aan het artistieke werk, blijft nog veel duisterder. De collage van sterke zwart-wit fotografie spreekt, in zijn stilstand en soberheid, een veel luidere taal.
De Amerikaans-Belgische kunstenaar Haseeb Ahmed, ten slotte, concentreert zich op de farmaceutische verontreiniging van water. Hij vertrekt van één centrale en verontrustende vaststelling: 90 procent van de farmaceutische verontreiniging komt in water terecht via menselijke urine én via urine van dieren die mensen kweken voor consumptie. Op basis daarvan bouwt hij diverse ‘machines’ – The Fountain of the Amazons en The Fountain of Eternal Youth. Daarin wordt de accumulerende want niet afbreekbare farmaceutische vervuiling van diverse waterkringlopen gesimuleerd, maar de ‘machines’ zijn geen technische illustraties, ze zijn bedoeld als uitnodigingen voor gelaagde reflectie. Daarom zitten ze vol verwijzingen naar zowel kunstmatige nieren als oude kunstwerken, Japanse waterklokken, mythes en technologische contradicties. Met stroboscopisch effect wordt geprobeerd het stromen van water en tijd stil te zetten of om te keren; met de injectie van contraceptiva wordt de toenemende, maar onzichtbare vervuiling getoond; met de injectie van anti-verouderingsmiddelen wordt de band gelegd met het bijna gelijknamige schilderij van Lucas Cranach de oudere uit de 16de eeuw; door een laag aluminiumpoeder op het wateroppervlak van zijn fontein te leggen, wil Ahmed dat de kijker (Narcissus?) in de spiegel kijkt en zichzelf bevraagt… De uitleg is, jammer genoeg, indrukwekkender dan het kunstwerk. Geen mens die vanzelf de link legt tussen de voet waarop De Fontein van Eeuwige Jeugd staat en de vorm van het bad waarin de personages van Lucas Cranach in zijn Fontein van de Jeugd zich in 1546 baadden, denk ik. En de spiegel is letterlijk een doffe spiegel, waarin je hoogstens de niet gelukte intenties van de kunstenaar kan lezen, tenzij de kijker bereid is zelf een of andere uitleg te bedenken bij het metalige maar doffe oppervlak.
Voorbij de utilitaire waarde van water?
Op een dieper niveau toont Faces of Water, ongewild wellicht, wel degelijk de fundamentele contradicties in onze omgang met water, en bij uitbreiding de hele natuurlijke wereld en planeet. Die hebben namelijk wezenlijk te maken met het absolute geloof in maakbaarheid en het recht van de mens om de planeet te gebruiken, uit te baten en te herbouwen.
De verstoring van het klimaat wortelt in de koloniale economie die de omgang met de planeet blijft domineren.
Volgens de Indiase auteur Amitav Ghosh, in het pas vertaalde boek Te groot om ons voor te stellen, is de klimaatcrisis een extreme reactie van het planetaire systeem op de utilitaire en extractieve benadering van alles wat niet-menselijk (en bij uitbreiding alles wat niet-wit, niet-mannelijk en niet-rijk) is. Met andere woorden: de verstoring van het klimaat, die ons overleven bedreigt, wortelt in de koloniale economie die ons doen en laten, de productie en de consumptie, en vooral de omgang met de planeet blijft domineren. Die uitbuiting van mens en milieu behoort volgens Amitav Ghosh niet alleen tot de kern van koloniale verhoudingen, maar ook tot de kernideeën van de Verlichting. In een interview dat ik eerder dit jaar met hem had, zei hij: ‘Descartes, Locke, Hume en anderen verwoorden duidelijk de gedachte dat de mens een heerserssoort is en de aarde een machine, die door de mens gecontroleerd en bestuurd moet worden. Die visie veroorzaakt geweld, maar is ook ontstaan vanuit de ervaring van koloniaal geweld.’ De kleine groep Europeanen die de feitelijke kolonisatie van de rest van de wereld uitvoerde, stelde vast dat ze in staat was te heersen door enorme aantallen mensen én dieren te doden, te verminken en te verdrijven. Hetzelfde deden ze met bomen en natuurlijke habitats. Ghosh: ‘Francis Bacon vond de kolonisatie niet enkel aanvaardbaar, hij was er de ideoloog van. Hij beschrijft de inheemse volkeren als het aangespoelde restant van menselijkheid en noemt hun uitroeiing dan ook zowel wettelijk als goddelijk.’
Andri Snær Magnason is minder scherp, maar via zijn dubbele interview met de Dalai Lama roept hij wel dezelfde gedachte op. In Over tijd en water citeert hij de Tibetaanse boeddhistische leider: ‘Dat herinnert ons er natuurlijk aan dat de natuur nog steeds macht over ons heeft, hoe geavanceerd onze technologie ook is. Volgens mij is het belangrijk dat we ons daarvan bewust zijn. Het is mogelijk dat we op een bepaald moment geen invloed op de aardopwarming meer hebben, dus we moeten uiterst voorzichtig zijn, want de toekomst van zeven miljard mensen is afhankelijk van de natuur. Dat mogen we niet vergeten, dat moeten we aanvaarden. Soms geven onze hoogst geavanceerde technologie en wetenschap ons onterecht het vertrouwen dat wij de natuur onder controle hebben. Tot op zekere hoogte klopt dat, maar we moeten wel in harmonie met de natuur leven.’
Aan een individueel werk kan je geen verwachtingen opleggen, aan een tentoonstelling wel. Zeker als die vraagt om voorbij het utilitaire belang van water te kijken.
Als de eenzijdig technische benadering van alles wat leeft en waarmee de mens als soort samenhangt een van de bronnen vormt van de crisis waar we nu voor staan, dan zou een artistieke benadering van ‘water’ de techniek, de technologie en vooral de economische systemen waarin die kennis ingezet wordt veel radicaler in vraag moeten durven stellen. Aan een individueel werk of aan een kunstenaar kan je geen verwachtingen opleggen, aan een tentoonstelling wel. Zeker als die tentoonstelling zelf vraagt om voorbij het utilitaire belang van water te kijken en op zoek te gaan naar humanistische, morele, emotionele, esthetische en ethische waarden.
Om nog eens Magnason te citeren: ‘In veel gevallen is er geen nieuwe technologie voor nodig om het probleem op te lossen. De oplossing ligt voor een groot deel in het beschermen van de natuur. Bij de industrialisatie van de afgelopen eeuwen werden regenwouden en draslanden beschouwd als nutteloos gebied of puur als grondstof. Natuurreservaten werden bedacht om mensen een idee te geven van hoe de wereld vroeger was. Regenwouden en ongerepte natuur spelen een sleutelrol in het binden van koolstofdioxide en het beschermen van de atmosfeer. Hun bestaan is voor de gehele wereldbevolking van levensbelang.’ Van dat soort inzichten is in Faces of Water nauwelijks iets te bespeuren.
Een lacune in de tentoonstelling is een ernstige reflectie op de rol van macht en ongelijkheid in de omgang met natuurlijke rijkdom, inclusief water.
Dat ingenieurs zelf blijven geloven in de eigen almacht – Micheline Verhaeghe van Pollet Water Group stelde tijdens de openingsavond zonder meer dat zij alles kunnen zuiveren – is al problematisch. Zeker in combinatie met het soort pragmatisme dat er dan bijna automatisch op volgt, en dat vorige week verwoord werd door Inge Genné van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, die het PFAS-rapport van prof. Vrancken citeerde in een pleidooi om in de zorg voor de aarde of het voorkomen van vervuiling ‘niet te extreem te worden’. Helemaal problematisch wordt het als de financiering door de Europese Commissie en de nauwe samenwerking met bedrijven resulteren in het kanaliseren van het creatieve en kritische denken van kunstenaars – een beetje zoals ingenieurs ook talloze rivieren in het keurslijf van efficiëntie en bruikbaarheid dwongen, ook al resulteert dat vandaag in soms oncontroleerbare overstromingen en verwoesting.
Een andere lacune in de tentoonstelling is een ernstige reflectie op de rol van macht en ongelijkheid in de omgang met natuurlijke rijkdom, inclusief water. Stellen dat ‘de mensheid’ verantwoordelijk is voor de huidige klimaatverandering en de rampzalige gevolgen daarvan, is een vorm van verhullend spreken. Ook Amitav Ghosh beklemtoont dat, onder andere in zijn terughoudendheid om het over het Antropoceen te hebben: ‘De term Antropoceen helpt om mensen bewust te maken van de immense veranderingen die de aarde en de mensheid ondergaan. Maar tegelijk suggereert hij dat de mensheid in haar geheel en dus alle mensen verantwoordelijk zijn voor deze crisis, terwijl “de mens” die het Antropoceen veroorzaakt heeft in feite een heel kleine minderheid is.’
De kernvraag is of we ons menselijke kennen en kunnen willen inschakelen in het levende organisme dat de aarde is.
Voor alle duidelijkheid: mijn kritiek op de hiaten of op de (overbodige) technofixatie in Faces of Water is geen luddistisch pleidooi tegen technologie en exacte wetenschap. We hebben de beide nodig, ook voor de aanpak van de klimaatcrisis. Ik denk wel dat het thema water een bredere aanpak verdient, waarin technologische innovatie bijvoorbeeld zou vertrekken van de erkenning dat de mens niet de enige actor van belang is. Of waarin de oplossing van technisch gecreëerde problemen niet enkel gezocht wordt in meer technische ingrepen.
Onze schermen en ons universum
Het lijkt me gepast om hier ook nog even de woorden aan te halen van Achille Mbembe, vorige maand nog keynotespreker op een conferentie die de UA organiseerde in De Rome. ‘We staan aan de uitgang van de comfortabele klimaatniche waarin mensen en niet-menselijk leven de voorbije zesduizend jaar floreerden’, stelde Mbembe bezorgd vast. De klimaatcrisis, zei hij, is een crisis van bodemvruchtbaarheid en extreem weer, van ontbossing en drooglegging, van vervormde proteïnen en vernietigde spiercellen. En ze wordt versterkt door de steeds groter wordende dominantie van wat hij ‘computational reason’ noemt: de logica van meten is weten, omgezet in artificiële intelligentie en toestellen, toepassingen en netwerken die een eigen bewustzijn toegedicht worden. Terwijl het leven op aarde onder ongeziene druk komt, creëren we op onze schermen een parallel universum.
Tijdens het openingsweekend werden de vier kunstenaars nog geflankeerd door de indrukwekkende installatie Oceans in Transformation van het Territorial Agency. Daarin wordt de impact van menselijk handelen op oceanen gevat in grote opstaande schermen die gevoed worden door wetenschappelijke data. Maar wat telt, zei Territorial Agency-oprichter John Palmesino vorige week in Brussel, ‘is dat we erkennen dat de oceanen leven. Het zijn enorme sensorische systemen die ageren en reageren.’ De visualisatie op grote schermen en de geluidsachtergrond zijn bedoeld om dat ‘wezen’ te evoceren. Daarmee wordt duidelijk dat de tegenstelling er niet een is tussen kunst en techniek, of tussen duurzaam gebruik van de planeet en wetenschappelijke kennis. De kernvraag is of we ons menselijke kennen en kunnen willen inschakelen in het levende organisme dat de aarde is. En dan: hoe je artistiek vorm geeft aan die zoektocht. Dat lijkt me een mooie opdracht voor een volgende serie artistieke residenties.