Europa: 1989 vs. 2040
Door Aafke Romeijn, op Wed May 22 2019 23:00:00 GMT+0000'Terug naar 2040, toen gebeurde wat niemand nog had verwacht in Europa: er werden weer muren gebouwd. Opeens werden de grenzen weer zichtbaar in het landschap.' Een literair essay over de toekomst van Europa, vijftig jaar na de Val van de Muur.
I [2040]
In het Europa van 2040 zijn de straten even lang als nu. De bomen groeien gemiddeld even snel, beton droogt net zo traag, bij een val van vijfhoog breek je nog altijd je benen. We houden nog even veel van onze kinderen en katten, we haten de belastingdienst, de Donau stroomt nog steeds van west naar oost.
Op het eerste gezicht lijkt deze wereld op de onze. Maar toch. Sommige dingen zijn anders.
In een klein dorpje in de buurt van Nijmegen wonen op dat moment mijn ouders. Ze zijn inmiddels 79 en 80, en slijten hun dagen wandelend langs de Maas, waar in de uiterwaarden nog altijd duizenden ganzen neerstrijken tijdens de vogeltrek, tot grote frustratie van de boeren.
Als kind vierde ik jarenlang carnaval in een authentiek KGB-uniform. Het was veel te groot, maar oogstte wel altijd bewondering.
De dijk is een aantal keer opnieuw geasfalteerd sinds 2019, en nadat in 2034 de lente werd gegijzeld door extreme regenval en het dorp voor het eerst sinds 1996 te maken kreeg met natte voeten, werden alle dijken langs de Maas nog eens opgehoogd. De dijkhuizen hebben nu helemaal geen uitzicht meer op de uiterwaarden en de rivier, vanuit hun keukenramen zien de bewoners nu een aarden wal. Veilig, maar wel ongezellig.
Mijn ouders wonen hier al sinds de vroege jaren tachtig, ze verhuisden nog voordat ik geboren was, voor Tjernobyl, voor de val van de muur. Mijn vader herinnert zich nog hoe de douaneposten aan de Oost-Duitse grens eruitzagen toen ze nog bemand waren. Hoe lang hij als muzikant soms aan de grens moest wachten wanneer zijn orkest op tour ging naar Polen en Rusland.
Hij weet nog naar welke artikelen er de meeste vraag was achter het ijzeren gordijn. Sigaren, drank, maar vooral instrumentonderdelen. Jarenlang nam hij extra mondstukken, rieten, holsters en kleppen mee de grens over, omdat zijn collega-klarinettisten er met geen mogelijkheid aan konden komen. Hij ruilde ze voor Sovjet-parafernalia. Als kind vierde ik jarenlang carnaval in een authentiek KGB-uniform. Het was veel te groot, maar oogstte wel altijd bewondering.
Mijn ouders hebben ook de hoopvolle decennia meegemaakt waarin de grenzen vervaagd leken, de douanehuisjes waren, net als onze bunkers en de forten van de waterlinie, landschappelijke herinneringen aan onveiliger tijden. Beton zonder functie. Cement geworden idee dat we het toch maar mooi goed voor elkaar hebben tegenwoordig.
Bijna veertig jaar duurde het, net zo lang als de Koude Oorlog. Elke keer dat je op weg naar een camping in Zuid-Frankrijk langs een grenspost reed schoot het even door je hoofd: je kunt je niet meer voorstellen dat…
Die gedachte: je kunt je niet meer voorstellen dat… is altijd overmoedig. Stel het je wél voor. Als het niet lukt, doe dan beter je best.
In 2040 woont een paar huizen van mijn ouders verwijderd een vrouw die Zosia heet. Ze is hier niet geboren maar voelt zich hier thuis. Ze heeft de planten in haar achtertuin zo uitgekozen dat er vanaf de prille lente tot laat in september altijd iets in bloei staat. Als er op zondagochtend mis is, loopt ze iets voor tienen de straat uit, de hoek om, het rood bakstenen kerkgebouw in. De schilderingen met helderblauwe en gouden details op de kerkmuren doen haar denken aan haar jeugd in het oosten van Polen, aan de kerk waar ze de eerste communie deed en die dezelfde kleuren had.
Ik groeide op in de jaren negentig, en tot het moment dat ik die nieuwe Bosatlas kreeg, waren grenzen een absoluut gegeven. Onveranderlijk.
Zosia komt nog maar weinig in Polen. Niet dat ze niet vaker zou willen gaan, maar het is moeilijk geworden sinds de grenzen gesloten zijn. Eens in de twee jaar neemt ze de tijd om visa aan te vragen voor zichzelf en haar twee zoons. Ze upload pasfoto’s, paspoortscans, vingerafdrukken. Het is of de bureaucratie nooit is weggeweest: het duurt soms maanden voor ze antwoord krijgt op haar aanvragen.
Ze gaan in de zomer, nemen twee dagen de tijd, overnachten in een hotel in Weimar. De tweede dag vertrekken ze om vijf uur ’s ochtends, om op tijd te kunnen aansluiten in de file voor de grens. Grenzen zijn onberekenbaar.
De ene keer kun je zo tot aan de streep oprijden, scant een beambte in uniform met een ongeïnteresseerde beweging je visum en ben je weer op weg.
De andere keer - zelfde tijdstip, zelfde temperatuur - sta je urenlang in de file en word je naar een loods gedirigeerd waar scanners en honden het interieur van je auto te lijf gaan. Nadat je al je bagage uit hebt moeten laden maakt een douanebeambte met een stanleymes sneetjes in de bekleding van de stoelen om met een vinger rond te porren in de ingewanden van je auto. Wanneer de douanebeambten na uren plotseling verdwijnen en je achterlaten met een gehavende auto en kledingstukken verspreid over de betonnen vloer, is er niemand die zich verontschuldigt.
II [1990-2000]
Als kind was ik geobsedeerd door boeken. ’s Avonds las ik stiekem verder wanneer mijn vader mijn lamp uit was komen doen. Mijn ouders stonden het oogluikend toe. Ik kende alle titels in de boekenkast van mijn ouders. Niet dat ik ze allemaal gelezen had - zo briljant was ik nou ook weer niet -, maar ik had zo vaak naar die kast staan staren als ik mijn wekelijkse stapel biebboeken weer uit had, dat ik de omslagen kon dromen.
Er waren een paar boeken waar ik steeds naar terugkeerde, en een daarvan was een Bosatlas die mijn moeder in de jaren ’70 had moeten aanschaffen voor de aardrijkskundelessen op de middelbare school. De atlas had een grijsbruine omslag met van die kenmerkende jaren ’70-letters in wit en blauw. Ik bestudeerde urenlang bergketens, Russische plaatsnamen, eilandjes in Oceanië, en de omtrekken van Europa.
De oorlog op de Balkan was slechts een laatste stuiptrekking van een wereld waarin Europa nog dictators kende.
Ik weet niet meer exact in welk jaar het was, maar ik zal een jaar of tien zijn geweest toen ik een nieuwe Bosatlas kreeg, voor Sinterklaas. Dolblij was ik. Niet alleen hadden de kaarten frissere kleuren dan de jaren ’70-editie (zeg maar: iets meer Mondriaan, iets minder verschillende tinten beigebruin), maar ik zag bij vergelijking ook meteen dat grenzen verdwenen, verlegd of uit het niets verschenen waren.
Natuurlijk: ik wist dat Rusland vroeger Sovjet-Unie heette, maar ik had er tot dan toe geen idee van gehad dat er met het veranderen van die naam ook een hele zwik nieuwe landen bij was gekomen. Ik wist überhaupt niet dat landen zomaar 'verzonnen' konden worden, en ik was razend benieuwd welke mensen op welk kantoor verantwoordelijk waren voor het bedenken van nieuwe naties, en ik wist zeker dat ik daar wilde gaan werken als ik groot was.
Ik groeide op in de jaren negentig, en tot het moment dat ik die nieuwe Bosatlas kreeg waren grenzen een absoluut gegeven. Onveranderlijk. Dat is natuurlijk wat ieder kind denkt: alles is altijd al zo geweest, en alles zal altijd zo zijn. Pas wanneer het kennismaakt met teleurstellende fenomenen als de dood en oorlog, begint het te begrijpen dat niets voor altijd is. Het leert te koesteren, te beschermen, en te verdedigen.
Maar de grenzen leken niet alleen in mijn kinderlijke blik vast te liggen, het leek of we na 1989 collectief waren gaan geloven dat onze zelfbedachte tectonische platen tot stilstand waren gekomen. Mijn ouders vertelden wel eens van een verleden waarin men muren bouwde om andere mensen tegen te houden. Waarom die andere mensen tegengehouden moesten worden, dat begreep ik niet goed. Het maakte ook niet uit, die muren waren er niet meer, ze waren met hamers en beitels tot gruis gemalen door redelijke mensen, die geloofden in een redelijke toekomst.
De filosoof Kant had zo’n rotsvast vertrouwen in de ratio dat hij ervan overtuigd was dat als iedereen logisch zou nadenken, iedereen tot dezelfde, logische conclusies zou komen. Die conclusies waren vanzelfsprekend de juiste conclusies.
Als ik terugdenk aan de jaren negentig, lijkt het soms wel of we geloofden dat we in Europa eindelijk, na eeuwenlang piekeren, tot de enige juiste conclusie waren gekomen. Oorlog is ongezellig, muren zijn onhandig want daar moet je overheen klimmen, en dictators geven veel te veel geld uit aan lelijke kleding.
Waar universele mensenrechten ooit de basis vormden voor het ontstaan van de Europese Unie, bleken ze nu toch vooral een soort irritant gezoem in je oor.
Na eeuwenlang onderhandelen waren we tot een akkoord gekomen, en iedereen zou zich aan de voorwaarden houden. De oorlog op de Balkan was slechts een laatste stuiptrekking van een wereld waarin Europa nog dictators kende. Binnenkort zou Europa een dictatorloos en oorlogloos werelddeel zijn - grappig genoeg laten we Wit-Rusland altijd even buiten beschouwing wanneer we het hebben over hoe democratisch en open en vrij Europa is, maar dat geheel terzijde.
Aan Kants geloof in de ratio bleken nogal wat haken en ogen te zitten. Sommige mensen doen heus hun best om logisch na te denken, maar blijken daar niet bijster veel talent voor te hebben. Wat doe je met die mensen in een democratie? Pak je hun stemrecht af? Als je kijkt naar de verkiezingsuitslag van de Provinciale Statenverkiezing dan lijkt dat een verleidelijke optie, maar het is ook een beetje arrogant en paternalistisch - én ondemocratisch - om te denken dat jij het beter weet dan de rest. Het kan natuurlijk ook gewoon zijn dat je het niet met elkaar eens bent.
Met die optie hield Kant geen rekening. In zijn ogen prevaleert altijd één belang, en dat is het belang van de mensheid als geheel. Het was mooi geweest als iedereen er zo over dacht, maar in praktijk blijkt de mens vaak niet veel verder te kunnen kijken dan zijn eigen achtertuin.
Datzelfde geldt voor Europa: het leek in de jaren ’90 misschien of we één gezamenlijk belang hadden: vrede en vrijheid bewaren, maar de afgelopen twintig jaar zien we langzaam maar zeker scheurtjes ontstaan in die zekerheid. Toen de euro werd ingevoerd, was het idee dat we samen sterker zouden staan, maar toen Griekenland failliet dreide te gaan, bleken andere EU-lidstaten opeens niet zo solidair te zijn. Ze hadden geen zin om een vriend in nood te helpen, het was makkelijker om met een beschuldigende vinger te wijzen en te roepen wat VVD-stemmers ook graag tegen mensen in de bijstand roepen: 'Ga eerst maar eens werken voor je geld in plaats van de hele dag op je luie reet te zitten.'
Toen honderdduizenden migranten de landen aan de Middellandse Zee overspoelden, bleken andere lidstaten niet van zins om te helpen of zelfs maar mee te denken over een oplossing. Waar universele mensenrechten ooit de basis vormden voor het ontstaan van de Europese Unie, bleken ze toen het puntje bij het paaltje kwam toch vooral een soort irritant gezoem in je oor wanneer je probeert te slapen en er ergens nog een mug vliegt. Gezamenlijke normen, waarden en belangen leken opeens ver weg.
Zoals Kant geen rekening hield met tegengestelde belangen, zo was het ook naïef te denken dat onze grenzen na de val van de muur wel zo’n beetje hun eindpunt zouden hebben bereikt. Als je kijkt naar de geschiedenis, dan is Europa de afgelopen millennia een razendsnel wisselende verzameling van koninkrijkjes, wereldrijken, republieken, dictaturen, stadsstaten en andere samenwerkingsverbanden geweest.
Waarover zijn we het in Europa dan wél eens met elkaar? Wie zijn wij eigenlijk, wij Europeanen?
Er is geen periode van vijftig jaar te vinden waarin de grenzen niet ergens verschoven zijn. Wie zijn wij dan om te denken dat we nu het wiel hebben uitgevonden wat vrede en democratie betreft? De geschiedenis is explosief, veranderlijk en onvoorspelbaar, en dat zal ‘ie altijd blijven, ondanks onze goede - en minder goede - bedoelingen.
Maar als we het over onze grenzen al niet snel eens kunnen worden, waarover zijn we het dan wél eens met elkaar? Wie zijn wij dan eigenlijk, wij Europeanen? Waardoor worden wij verbonden? Dat is een lastige vraag, maar wel een belangrijke. Als we vooruit willen met het Europese project - en daar geloof ik in, daarom sta ik hier vandaag - dan moeten we eerst een stap achteruit zetten, en ons afvragen wat het precies is dat we willen verdedigen.
Er zijn een aantal definities van “Europa” mogelijk. De makkelijkste is de geografische. Europa is een werelddeel met redelijk duidelijke en concrete grenzen: je hebt water in het noorden, westen en zuiden, en de bergen van de Oeral in het Oosten. Er is natuurlijk best wat af te dingen op die definitie, want waarom trek je een grens dwars door Rusland heen, waardoor het land in twee continenten tegelijk ligt? Alle andere continenten worden voor het grootste deel gescheiden door water, waarom zijn Europa en Azië dan twee verschillende werelddelen? Maar goed...
Er moet dus ook nog iets anders zijn dat ons bindt, iets dat los staat van geografische scheidslijnen, iets dat niet zozeer concreet als wel cultureel en historisch is. Op het eerste gezicht lijkt dat niet makkelijk te vinden te zijn. Een gemeenschappelijke taal, zoals in Noord-Amerika, waar vrijwel iedereen Engels praat, is het in ieder geval niet. Een gemeenschappelijke historie dan?
Misschien, maar het ligt eraan hoe je die definieert. De meeste landen in Europa bestaan nog niet zo gek lang, en de oudste landen (bijvoorbeeld Frankrijk en Engeland) hebben van oudsher toch vooral ruzie met elkaar, dus gemeenschap kun je dat moeilijk noemen.
Wat zou er kunnen gebeuren als we met z’n allen niet opletten?
Filosoof Peter Sloterdijk schreef in de optimistische jaren negentig een opvallend alarmistisch boekje over Europa, met de titel: “Europa, mocht het ooit wakker worden”, waarin hij stelt dat het misschien wel goed lijkt te gaan met Europa, maar dat het onherroepelijk fout zou gaan als we niet als de wiedeweerga op zoek zouden gaan naar een gemeenschappelijke identiteit.
En over die identiteit zegt hij dan: 'Europa is een raadsel zonder oplossing, een totaalkunstwerk uit louter verdeeldheid, een wirwar aan vaagheden en verschillen.' En over Europese talen schrijft hij: 'Wie Europeaan is, is ook altijd vertaler.'
Misschien dat daar juist onze gemeenschappelijke deler ligt: dat we met veel mensen op een klein gebied wonen en een enorme diversiteit kennen. We zijn niet gebonden aan één taal - nou ja, behalve de Britten dan, maar die vinden al een behoorlijke tijd dat ze niet bij Europa horen, dus die tellen sowieso niet mee.
Maar wij, alle andere Europeanen, wij zijn gewend ons uit te drukken in twee, soms drie talen. Het dialect dat we van huis uit meekrijgen, de taal die we op school leren, en het Engels waarmee we ons over de grens verstaanbaar maken. We zijn dus gewend om ons te handhaven in het buitenland, als we een paar uur rijden bevinden we ons in een gebied waar andere regels en gewoontes heersen. Zou dat iets gemeenschappelijks kunnen zijn?
Jacques Derrida, een Franse filosoof, schreef nét nadat de muur viel ook een lang essay over Europa, waarin hij stelt dat er niet zoiets bestaat als één cultuur met één set regels. Een cultuur is volgens Derrida een verzameling van minieme afwijkingen, en juist in die afwijkingen vinden we elkaar. Toch denk ik dat het een zwaktebod is te stellen dat onze gemeenschappelijke deler alleen maar bestaat uit verschillen, er moeten ook overeenkomsten te vinden zijn.
Misschien kunnen we iets over die overeenkomsten te weten te komen door niet alleen naar het verleden van Europa te kijken, maar nog eens te kijken naar hoe Europa er in 2040 uit zou kunnen zien. Wat zou er kunnen gebeuren als we met z’n allen niet opletten?
III [2020-2040]
Terug naar 2040. De Poolse Zosia die bij mijn ouders in de straat woont, heeft haar ouders de afgelopen twee jaar allen gesproken via Facetime en Whatsapp - of welke naam die technologie tegen die tijd ook zal hebben. Het is alweer tien jaar geleden dat ze voor het laatst zonder op- of omkijken de grens tussen Duitsland en Polen passeerde.
In 2030 zijn de grenzen in Midden-Europa weer dichtgegaan, en het ziet er niet naar uit dat daar snel weer verandering in zal komen. Tot die tijd is het een kwestie van: je reis lang van te voren plannen, visa aanvragen, geld betalen, documenten opsturen, en afwachten of het allemaal lukt. Natuurlijk zijn een hoop zaken makkelijker geworden nu veel digitaal kan, maar toch is het verrassend hoeveel gedoe en bureaucratie er ontstaat wanneer landen niet meer onderling samenwerken. Voor wie in die bureaucratie terechtkomt lijkt de wereld plotseling weer verdacht veel op die van voor 1989.
Regeringen raakten in paniek, werden vervangen voor extreem-rechtse politici met harde woorden en grote beloftes.
Een nieuw IJzeren Gordijn. Als je dat in 2020 had voorspeld, had niemand je geloofd, en toch is gebeurd. Dat ging natuurlijk niet zomaar, er ging een flinke crisis aan vooraf. De eerste vluchtelingencrisis deed Europa wankelen, maar werd afgewend toen de Europese Lidstaten elkaar niet vonden in eensgezindheid over de noodzaak om mensen te helpen, maar in eensgezinde laksheid. Niemand had zin om vluchtelingen op te vangen, en dus durfde ook niemand zijn buren en collega’s daar wel toe te verplichten.
De tweede vluchtelingencrisis was echter veel groter, duurde langer, en was niet af te wenden op Noord-Afrikaanse dictators en de dodelijke golven van de Middellandse Zee. Miljoenen mensen waren niet alleen op de vlucht voor oorlogen, maar dit keer ook voor de aanhoudende droogte die steeds meer landbouwgebieden teisterde.
De eerste jaren van die crisis hakten er behoorlijk in, met name in Oost-Europa. Bij gebrek aan onderdak bouwden vluchtelingen zelf kampen waarbij de jungle van Calais verbleekt. Op weg naar het Westen lieten ze een spoor achter van overbelaste ziekenhuizen, lege supermarkten, zelf gefabriceerde onderkomens en achterblijvers. Uitgeputte kinderen. Hoogzwangere vrouwen. Bejaarden. Regeringen raakten in paniek, werden vervangen voor extreem-rechtse politici met harde woorden en grote beloftes.
En toen gebeurde dat wat niemand nog had verwacht in Europa: er werden muren gebouwd. Eerst nog haastige hekwerken, maar wanneer die omver gewalst werden veranderde ijzerdraad al snel in steen en beton. Opeens zijn de grenzen weer zichtbaar in het landschap. En het is een rare reflex, muren bouwen: het heeft mensen nooit écht tegengehouden. In Oost-Berlijn groef men tunnels, bouwde zelf vliegtuigjes en zwom in het holst van de nacht de rivier over, en vluchtelingen maken steeds grotere omtrekkende bewegingen om Europa binnen te komen. Ging het eerst via Griekenland en Bulgarije, later via Oekraïne en Polen, en uiteindelijk zelfs via Rusland en Finland.
Natuurlijk probeert de Europese Unie in allerijl tot een gezamenlijk beleid te komen, maar ook hier geldt: als de pleuris eenmaal is uitgebroken, is hij lastig te genezen. En dus grijpen West-Europese landen naar een laatste redmiddel: ze sluiten de grenzen.
Een visie ontwikkelen in crisistijd is makkelijk, maar die visie levend houden wanneer alles wel zo’n beetje van een leien dakje lijkt te gaan, dat is een stuk moeilijker.
Italië is de eerste: ze hebben daar al decennialang te kampen met een stroom aan vluchtelingen die via de Middellandse Zee aan land komen, nu komen daar nog de vluchtelingen bij die vanuit Slovenië binnenkomen. De bevolking roept om maatregelen, de regering grijpt in, en zo staan er op een dag weer douaniers aan de grens met Slovenië, en patrouilleert de politie in bosgebieden om vluchtelingen tegen te houden.
Oostenrijk volgt, en dan Duitsland. Aanvankelijk lijkt het paniekvoetbal, maar binnen een jaar is de grens een goed georganiseerd geheel. Het is alsof Europa er een extra orgaan heeft bijgekregen, een soort huid die binnen van buiten scheidt. Een muur die dwars door het continent loopt, alsof de Oeral in Rusland is opgestaan, een paar stappen opzij heeft gezet, en weer is gaan liggen.
IV [2019]
Nu denkt u misschien: vanwaar zo’n nachtmerriescenario? Geen zorgen: ik zal u niet in complete paniek achterlaten, maar het is wél belangrijk om de mogelijkheid van zo’n doemscenario steeds helder voor ogen te houden. Want, zoals we eerder al zagen: de geschiedenis is beweeglijk en explosief, voor achterover leunen is geen tijd.
Wat we in het doemscenario dat ik schetste verliezen, is volgens mij wat ons als Europeanen bindt: een basaal geloof in en streven naar solidariteit, democratie en vrijheid. In een continent waar muren staan, kun je niet vrij reizen. Dat is een even simpele als belangrijke constatering. In een continent waar muren staan, kun je niet vrij reizen. De vrijheid die we nu kennen is het resultaat van een visie die ontstond tijdens twee wereldoorlogen. Maar: een visie ontwikkelen in crisistijd is makkelijk, maar die visie levend houden wanneer alles wel zo’n beetje van een leien dakje lijkt te gaan, dat is een stuk moeilijker.
Als de geschiedenis zo flexibel en onvoorspelbaar is dat we zomaar in een nachtmerrie terecht kunnen komen, dan is dat niet alleen slecht nieuws. Het betekent ook dat we die flexibiliteit met beide handen kunnen aanpakken en de goede kant op kunnen buigen.
Pas als Europa laat zien dat het streeft naar vrijheid en veiligheid van iedereen, niet alleen voor zichzelf, pas dan kan het echt zeggen dat het een vrijheidsproject is.
Dat Europa in staat is om macht uit te oefenen, dat heeft de geschiedenis wel bewezen. Europa heeft er altijd een handje van gehad om haar normen en waarden op een nogal dwingende manier uit te dragen. Er waren de kruistochten, later de kolonies, en nog weer later probeerden we landen in het Midden-Oosten ervan te overtuigen dat democratie beter werkt dan een dictator, en dat deden we door met tanks hun land binnen te rollen. Heeft het geholpen? Matig. En wie het precies geholpen heeft, daar kun je lang over discussiëren.
Feit is wel dat we doorgaans onze normen en waarden begonnen op te dringen op het moment dat er óf iets te halen viel (denk aan alle grondstoffen en slaven die we uit onze kolonies hebben gehaald), óf als er grenzen verdedigd moesten worden.
In 1922 schreef filosoof Paul Valéry het volgende over hoe Europa zich in het buitenland gedroeg. 'Overal waar de Europese geest de overhand krijgt, komt een maximum aantal behoeften voor de dag, een maximum van arbeid, een maximum van kapitaal, een maximum van winst, een maximum van ambities, een maximum van macht, een maximum aantal ingrepen in de natuur, een maximum aantal betrekkingen en een maximale uitwisseling. Dit geheel van maxima bepaalt Europa.'
We droegen als Europa vooral uit dat we wilden groeien en graaien tot in het oneindige en dat we geloofden in de maakbaarheid van de wereld om ons heen, maar vergaten daarbij om onze belangrijkste waarden uit te dragen: vrede, vrijheid en democratie.
Als we écht een lichtend voorbeeld willen zijn, dan moeten we handelen naar het adagium 'leading by example'. Niet alleen maar handel drijven met anderen wanneer het ons winst oplevert, en niet alleen reactief van bovenaf beleid maken wanneer er paniek is, maar vanuit rust en een breed gedragen consensus een voorbeeldrol spelen.
Wanneer de Europese Unie positief in het nieuws komt, is dat meestal omdat er een kleinigheid bereikt is
Maar hoe zorg je ervoor dat mensen pal achter een idee gaan staan, en dat idee uitdragen en verdedigen? Dat doe je door ervoor te zorgen dat ze het gevoel hebben dat het hun idee is. En dat is precies het probleem met het project Europa en de Europese Unie: voor veel mensen is het een ver-van-hun-bed-show. Niet alleen letterlijk - voor ons is Brussel nog redelijk dichtbij, ik reis er maandelijks heen in twee uurtjes met de trein, maar voor veel Europeanen is het een vliegreis.
Ook figuurlijk lijkt de EU ver weg voor veel burgers. Wanneer de Europese Unie positief in het nieuws komt, is dat meestal omdat er een kleinigheid bereikt is: er is een beslissing gevallen in het uiterst belangwekkende vraagstuk of een vegetarische hamburger wel hamburger mag heten bijvoorbeeld.
Wanneer het op grote dingen aankomt - bijvoorbeeld hoe we met vluchtelingen omgaan -, dan lukt het zelden om tot eensgezindheid te komen, en dus gebeurt er uiteindelijk vaak niks. Terwijl juist die menselijke vraagstukken, de zaken die op leven en dood zijn, veel meer emotie oproepen dan bijvoorbeeld de vraag of feta die niet in Griekenland is gemaakt maar in Denemarken wel feta mag heten, of dat je die eigenlijk witte kaas moet noemen. En emotie, positief of negatief, is betrokkenheid.
Als we burgers bij het project Europa willen betrekken door vrijheid een absolute kernwaarde te maken, dan zullen we er allereerst voor moeten zorgen dat die vrijheid consequent is, en niet ten koste gaat van anderen. De manier waarop Europa op dit moment met vluchtelingen omgaat, is onmenselijk. Omdat er geen simpele oplossing is, kijkt de EU de andere kant op, met alle gevolgen van dien.
Wat Europa moreel groot heeft gemaakt, zijn emancipatorische bewegingen
We kunnen de bijbehorende mensensmokkel, uitbuiting, marteling en sterfgevallen niet afwentelen op regio’s die het minder goed hebben dan wij: we moeten onszelf eens diep in de ogen kijken en verantwoordelijkheid nemen. Pas als Europa laat zien dat het streeft naar vrijheid en veiligheid van iedereen, niet alleen voor zichzelf, pas dan kan het echt zeggen dat het een vrijheidsproject is, en niet alleen een neoliberaal handelsverdrag.
We zullen dus op een fundamenteler niveau bij onszelf en elkaar te rade moeten gaan. In plaats van het Europese 'ideaal' uit te dragen op reactieve wijze, zoals we deden in onze kolonies, tijdens de Koude Oorlog en ook nu weer in het Midden-Oosten, dienen we te definiëren wat onze idealen zijn, wat ze ons gebracht hebben, en vooral: op welke manier. Het verdedigen van principes heeft immers geen zin zonder visie.
Wat Europa moreel groot heeft gemaakt zijn emancipatorische bewegingen, die door een vroege en brede democratisering zijn gefaciliteerd en geïnstitutionaliseerd. Democratisering en emancipatie kunnen de basis vormen voor een hernieuwde en breder gedragen Europese identiteit.
Om onszelf staande te houden is het niet dus alleen belangrijk dat we ons simpelweg militair en economisch verdedigen, het Europese project kan alleen bloeien wanneer we consequent zijn in het uitdragen van onze kernwaarden: vrijheid door democratie. De Europese burger moet het gevoel krijgen dat hij ten grondslag ligt aan het Europese project, en niet reactieve beleidsmakers in Brussel.
Zonder democratisering zal Europa een hol vat blijken, dat het verdedigen ook helemaal niet waard is.
Alleen dan kunnen we écht gezamenlijk optrekken en als één blok uitdragen waar we in geloven. Zonder democratisering zal Europa een hol vat blijken dat niet alleen makkelijk ten prooi kan vallen aan beter georganiseerde mogendheden, maar dat - naar mijn mening - het verdedigen ook helemaal niet waard is.
Wat betreft Zosia: met haar gaat het goed. In 2040 reist ze naar haar ouders in Polen, en als we een beetje ons best doen kan dat zonder eerst eindeloos visa aan te vragen, en zonder files aan de grens. Zosia zal iedere zomer ongestoord in haar auto langs de ruïnes van grensposten rijden, en ze heeft er geen idee van dat het geen haar gescheeld had of haar reis was een stuk minder soepel verlopen.