Een schuilplaats voor de kunsten? Twijfels over de tax shelter
Door Rasmus Van Heddeghem, op Thu Oct 11 2018 22:00:00 GMT+0000De culturele sector is inmiddels gewend geraakt aan krimpende budgetten, maar dankzij het geschenk van de uitgebreide tax shelter lijken er alleen maar winnaars te zijn. Alleen blijft de vraag of er achter het duwtje in de rug geen zachtjes omgewrongen arm schuilt. Vijf vraagtekens bij vijf citaten over de tax shelter.
'Ik hoop dat de organisaties die tot nog toe aarzelden om in deze vorm van aanvullende financiering mee te stappen, op grond van deze mooie resultaten snel mee op de kar van de tax shelter springen.'
(Minister van Cultuur Sven Gatz)
Na één jaar is niet minder dan 7% van het totale jaarbudget cultuur opgehaald door de podiumsector. De minister zelf ziet dat aandeel alleen maar toenemen. Op dus, aldus de minister, naar de 1 miljard – het bedrag dat volgens De Tijd de afgelopen vijf jaar via hetzelfde systeem in de filmsector belandde.
De invoering van de tax shelter getuigt van een groeiende liberalisering van de cultuursector: onder het mom van responsabilisering verwacht de minister dat de podiumsector zo 20 tot 30% meer middelen binnenhaalt. Maar wat heet meer? Er is geen zekerheid dat dit deze financiering aanvullend blijft en niet wordt gevolgd door verdere besparingen. Wat er bijkomt, kan verdwijnen als subsidie. Het is de vraag of er achter het duwtje in de rug geen zachtjes omgewrongen arm schuilt.
Via de illusie van een blanco cheque beperkt de uitgebreide tax shelter de publieke rol van de cultuursector.
De groeiende rol van de tax shelter kan fungeren als alibi om de middelen voor cultuur terug te schroeven. Impliciet wordt nu al verondersteld dat toegekende subsidies worden verhoogd met privéinvesteringen. In de filmsector, meer nog dan de podiumsector een industrie, heeft dit al verstrekkende gevolgen. Een langspeelfilm maken zonder tax shelter vraagt verregaande toegevingen: je werkt met middelen die in vergelijking met gangbare budgetten ontoereikend zijn. Wie niet meedraait, werkt met halve budgetten.
Maar er is meer. De instroom van privégeld via de tax shelter doet het belang afnemen van commissies en publieke beslissingsorganen. Via de illusie van een blanco cheque beperkt de uitgebreide tax shelter dus de publieke rol van de cultuursector. Dat heeft een impact op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van gesubsidieërde kunstenaars en organisaties.
Steeds grotere bedragen voor films, concerten en theateropvoeringen hoeven als vrijgesteld belastingsgeld – en dus als gemeenschapsgeld, zoals theatermaker Stijn Deville stelde in Focus Knack – niet langs ‘start’ te passeren.
In de kern zijn dit publieke middelen waarover de samenleving inspraak verliest. Wie beslist dan hoe die verdeeld worden? De onzichtbare hand van de vrije markt? Niet echt, want de tax shelter creëert een nieuwe groep ‘poortwachters’ die over de toekenning van gemeenschapsgeld mogen beslissen.
‘Voor het ophalen van investeringen kan een productievennootschap beroep doen op een tussenpersoon. Gemiddeld vloeit ongeveer 5,14% van de tax shelter-investering terug naar de investeerders zelf en gaat 14,41% van de investering naar de tussenpersonen.’
('Tax Shelter Podiumkunsten – Evaluatie 2017', Departement Cultuur, Jeugd & Media, afdeling Media en Film)
Het werd al duidelijk dat de tax shelter-regelgeving voor culturele organisaties op juridisch en financieel vlak zo complex is dat ze de hulp van coproducenten en bankfondsen als Taxshelter.be (ING) of BNP Paribas Fortis Film Finance in moeten roepen. Vzw’s in de audiovisuele sector en vzw’s die niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting moeten gedwongen aankloppen bij deze ‘intermédaires’.
Als niet-te-passeren schakel verzamelen deze bedrijven langs de ene kant investeerders en langs de andere films en voorstellingen waarin geïnvesteerd kan worden. Na één jaar blijkt dat zij samen met de investeerders 20% van de extra middelen voor cultuur in de podiumsector vangen. Dat de bedragen in de filmsector lager liggen, is moeilijk voorstelbaar.
Een van de redenen om de tax shelter uit te breiden naar de podiumkunsten was dat er al jaren meer investeerders dan films zijn om in te investeren. De uitbreiding verzekerde de plek van juridische en financiële experts binnen de kunstensector, maar voorziet nauwelijks meer zekerheid voor kunstenaars.
De precaire posities van filmmakers, choreografen of theatermakers die wachten op de volgende subsidieronde, en de verdere liberalisering van de kunstensector, steekt af tegen de gebeitelde positie en inkomstenstroom van de tussenpersonen en investeerders. Zolang er kunst en kunstenaars zijn, wordt het fiscaal voordeel én rendement van de investeerders gegarandeerd (letterlijk: een van de voorwaarden bij de tax shelter is de verplichte verzekering op het investeerdersrendement).
De precaire posities van kunstenaars die wachten op de volgende subsidieronde, steekt af tegen de gebeitelde positie en inkomstenstroom van de tussenpersonen en investeerders.
Wanneer de minister stelt dat het belang van de tax shelter moet toenemen, betekent dat ook dat steeds meer middelen voor cultuur onderweg zullen blijven ‘plakken’. Waarom is er nooit sprake geweest van een publiek orgaan dat deze functie kan vervullen? Nu is er een markt ontstaan waarop de ‘intermédiaires’ concurreren om hun deel van de middelen voor cultuur mee te pikken, terwijl een publiek fonds de brug kon zijn tussen sector en investeerders – en de winsten zo opnieuw naar die eerste kon laten vloeien.
Niet alleen vangen deze bemiddelende privéspelers nu één vijfde van de extra middelen, er gaat opvallend weinig aandacht naar hun groeiende machtpositie in het culturele veld. Als poortwachters scheiden ze de makers en producenten van de nieuwe middelen die de overheid creëerde. Anders dan bestaande commissie- en subsidiesystemen die steunen op een democratisch verlangen, leggen zij geen rekenschap af voor hun keuzes.
Zo verliest de samenleving inspraak over tot de helft van het publieke geld voor een voorstelling, film of circusopvoering. Het is onmogelijk de uitbreiding van de tax shelter niet te zien als een door en door politieke keuze: het haalt de beslissingsmacht weg bij publieke instellingen om die cadeau te geven aan banken en privé-investeerders.
‘Geld helpt je op weg, maar niet altijd in de juiste richting.’
Bertie, in 'La fleurière' (Ruben Desiere, 2017)
Tijdens het maken van de film La fleurière van filmmaker Ruben Desiere hebben we ons als productiestructuur de vraag gesteld of het beter was weg te blijven van de tax shelter, of net het systeem van binnenuit te leren kennen. En aangezien de film een startbudget had, lag de magische vermenigvuldiging van tax shelteren al snel op tafel.
Eenvoudig gesteld is de tax shelter het verkopen van de uitgaven bij het maken van een film
Accattone films ontstond vanuit de overtuiging dat het artistieke werkproces van een film niet los valt te zien van zijn praktische en financiele implicaties. We wilden wel tax shelteren als we, trouw aan onze werkwijze, alle stappen van het productieproces in de hand konden houden.
La fleurière werd een film over geld waarin drie jongeren, Tomi, Rasto en Mižu, een tunnel naar de kluis van de Nationale Bank graven. Wanneer aanhoudende regen hun tunnel onder water zet, ontspinnen zich gesprekken tussen hen. Net zoals de regisseur zocht naar de juiste vorm en woorden, legden we bij productionele beslissingen een voorzichtigheid aan de dag die moeilijk te verenigen was met het ‘stroomlijnen van het productieproces’ waar de tax shelter om vroeg.
Eenvoudig gesteld is de tax shelter het verkopen van de uitgaven bij het maken van een film: hoe meer kosten, hoe hoger het bedrag dat geïnvesteerd kan worden. Om zo veel mogelijk te tax shelteren, heeft iedereen er baat bij om investeerders zo vroeg mogelijk aan boord te halen. Nog voor er in de verste verten een film of voorstelling is, moet er dus een hapklaar product zijn. Waar subsidies een ruimte moeten openen voor artistiek werk, dwingt de tax shelter de kunstenaar in een vooropgesteld kader.
Het is de vraag hoelang meestappen in de tax shelter-caroussel nog een keuze blijft. Voor onze productiestructuur waarin filmmakers grote autonomie over hun werk behouden, was duidelijk dat de opgedrongen logica cinema verder in de richting duwt van een filmindustrie met radicaal andere prioriteiten.
Het staat iedereen vrij deze bezorgdheid al of niet te delen, maar wie niet meedoet draagt driedubbel de gevolgen. Je mist extra financiering, de ontvangen subsidies worden ontoereikend en de prijzen worden, een onbedoelde effect, opgeblazen, zoals in de filmsector (door het binnenlandse succes en de toevloed van buitenlandse films opgenomen en afgewerkt in België).
Als het uiteindelijke doel meer en betere films en voorstellingen zijn, waarom zorgt de overheid er dan niet voor dat ‘de gecreërde meerwaarde’ in de cultuursector blijft?
Wie films maakt, draait dus mee in een sector vol films die hoge uitgaves ‘nodig hebben’ om tax shelter-investeringen op te halen, waarmee die hoge kosten dan betaald worden. In gesprekken met mogelijke partners viel het woord ‘optimalisatie’ al gauw. De tax shelter maakt constructies mogelijk met op het eerste gezicht alleen maar winnaars: wanneer er hoge(re) prijzen gevraagd worden aan leveranciers, kan meer geïnvesteerd worden en gaat het totale filmbudget de hoogte in.
Wie hier niet aan meedoet en toch professioneel wil werken, moet rekenen op de goodwill van bedrijven die onrechtstreeks met overheidsmiddelen werken. Of hoe een liberaal idee over de cultuursector een verholen machtsverschuiving naar privéspelers inhoudt.
Wint iederéén bij de tax shelter? Vergeten we niet dat het subsidies én inkomsten uit belastingen onder druk zet. Als het uiteindelijke doel meer en betere films en voorstellingen zijn, waarom zorgt de overheid er dan niet voor dat ‘de gecreërde meerwaarde’ in de cultuursector blijft? Nu is de winst van de ene onvermijdelijk het verlies van de andere.
‘Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.’
(Matteüs 25:29)
Binnen de sector bevestigt de tax shelter de bestaande verhoudingen: voor organisaties met structurele ondersteuning of commerciële spelers die werken zonder subsidies, is het systeem het meest toegankelijk. Dit versterkt het matteüseffect: grote, dure en prestigieuze producties worden makkelijker gefinancierd, terwijl werk van kleinere organisaties het moeilijker krijgt.
Het is best paradoxaal dat spelers met het grootste aandeel van de middelen, nog eens het grootste deel van de koek krijgen.
Het risico van dit liberaal ideaalbeeld is dat ongelijke verhoudingen in stand gehouden worden en de plek van een hele hoop werk en projecten onzekerder wordt. Het is best paradoxaal dat spelers met het grootste aandeel van de middelen, nog eens het grootste deel van de koek krijgen, door ‘creatief’ om te springen met het belastingssysteem, dat eigenlijk in essentie juist herverdelend zou moeten zijn. En dat terzelfdertijd de voedingsbodem voor nieuw, kleinschalig, tegendraads wordt weggeslagen. De bodem die voor onze cultuursector misschien al het vruchtbaarst is gebleken.
Organisaties die door het huidige klimaat naar de tax shelter worden gedreven, begeven zich dus op een hellend vlak. Ik begreep dat wel of niet tax shelteren voor grote organisaties een bittere keuze is: het gaat om het wel of niet maken van een aantal producties, het wel of niet behouden van werknemers en gemaakte beloftes. De besparingen bij de VRT konden er misschien ook mee door worden opgevangen. Maar dat twijfelen over de tax shelter niet altijd even vrijblijvend is, is een reden te meer om kritisch te zijn over dit moeilijk te weigeren geschenk.
‘Je moet het dak repareren als de zon schijnt.’
(Ralph Hamers, bestuursvoorzitter ING-groep)
Is het naïef om vragen te stellen bij de toenemende macht van financiële spelers in de cultuursector, zoals Ken Loach bij de vertoning van I, Daniel Blake op het Filmfest Gent 2016 wees op het oranje polsbandje van alle genodigden met het logo van een grootbank die net 1.700 naakte ontslagen aangekondigd had?
Wat sta je nog hoog van de toren te blazen met bijtende kritiek op het kapitalisme, in een miljoenenproductie powered by om het even welke grootbank?
Tussenpersonen en bankfondsen die de tax shelter aanbieden, beslissen de facto mee welk werk gemaakt wordt. Het valt niet aan te raden, maar wie een rondje maakt langs hun websites leest zinnen als ‘Taxshelter.be biedt aan de Belgische ondernemingen een financieel product aan met een fiscaal voordeel’. Of: ‘Onze klantenportefeuille bestaat uit investeerders die de Belgische audiovisuele en culturele sector een zeer warm hart toedragen. Wij speuren voor u de markt af en zorgen voor investeerders die bij uw project past. Een win-winsituatie.’ Onderaan de pagina scroll je langs films of theatervoorstellingen die bij uw portefeuille passen. Theater en film als risicoloze investering.
Cultureel kapitaal komt hier ten dienste te staan van financieel kapitaal. Letterlijk het vermarkten van cultureel gemeengoed voor en door private spelers. Wat sta je nog hoog van de toren te blazen met bijtende kritiek op het kapitalisme in een miljoenenproductie powered by om het even welke grootbank? Wie zet wie te kijk? Wie kan er schuilen onder dat gerepareerde dak als je weet dat dezelfde bank zijn bestuursvoorzitter onlangs 50% opslag aanbood om dertig keer zoveel te gaan verdienen als de gemiddelde werknemer?
Een cultureel veld, ondersteund door publieke middelen, blijft geen kritische ruimte als het blind meegaat in deze evolutie. Kadert de uitbreiding van de tax shelter in een liberalisering van de cultuursector; dan is het gevolg neoliberalisme uit het boekje: privatisering van winsten uit de publieke sector voor enkelen. De tax shelter, voor wie is het eigenlijk een schuilplaats?