Een ode aan Luis Sepúlveda, de Chileense schrijver die het magisch realisme binnenstebuiten keerde

Door Pablo Janssen, op Wed Jun 03 2020 22:00:00 GMT+0000

Op 16 april overleed Luis Sepúlveda op zeventigjarige leeftijd aan de gevolgen van het coronavirus. De Chileense schrijver die met één oog naar het verloren paradijs en met het andere naar de harde realiteit keek, laat een romanwaardige biografie na die zowel Pinochets regime als de vloot van Greenpeace bevat.

Naast één van de meest gelezen Latijns Amerikaanse auteurs van de afgelopen decennia is Luis Sépulveda ook één van Chili’s meest tot de verbeelding sprekende schrijvers. Al van jongs af aan was de schrijver van De oude man die graag liefdesromans las (1989) politiek actief. Hij was onder meer lid van socialistische en communistische jeugdorganisaties en behoorde tot de auteurs die de linkse regering van Salvador Allende (1970-73) steunden. Na de staatsgreep van generaal Augusto Pinochet in 1973 verdween hij voor twee jaar in de cel.

Terug op vrije voeten verliet hij Chili en reisde hij door Latijns Amerika, om zeven maanden bij een Shuar-gemeenschap in de Amazone te leven en aan de zijde van de Sandinistische rebellen in Nicaragua te vechten. In de jaren 1980 ontdekt hij Greenpeace en vaarde hij vijf jaar mee op één van hun iconische schepen die de illegale walvisvaart bestreden.

Zijn verhalen zijn, net als de schepen van Greenpeace in zijn kortverhaal De wereld aan het einde van de wereld, ‘een kleine vloot tegenover de grootsheid van de moderne barbarij’.

Dat leven van politiek en ecologisch engagement vertaalt zich ook in zijn oeuvre. In veel van zijn boeken – die in meer dan veertig talen zijn vertaald – staat de problematische relatie tussen mens en natuur centraal. Zijn verhalen zijn, net als de schepen van Greenpeace in zijn kortverhaal De wereld aan het einde van de wereld, ‘een kleine vloot tegenover de grootsheid van de moderne barbarij’.

Zo verzet Sepulveda zich tegen wat hij laconiek ‘het meesterwerk van de beschaafde mens’ noemt, namelijk de woestijn’: verwoeste ecosystemen, oneindige betonvlaktes en het gebrek aan verbeelding van die moderne mens, die de natuur als iets buiten zichzelf ziet en haar tot onderzoeksobject en grondstof degradeerde.

‘Ik bewonder hen die zich verzetten’, schrijft hij in Historias Marginales, ‘zij die van het woord ‘verzet’ vlees, bloed en zweet hebben gemaakt. Zij die zonder poespas aantoonden dat het mogelijk is met geheven hoofd te leven, zelfs in de moeilijkste tijden’.

De magie van de werkelijkheid

Exemplarisch voor Sépulveda’s oeuvre is zijn debuutroman De oude man die graag liefdesromans las die in 1989 verscheen.

De protagonist van het verhaal is Antonio José Bolívar Proaño. Deze oude man leefde – net als Sepúlveda zelf – lange tijd in een Shuar-gemeenschap. Antonio leert van deze bevolkingsgroep uit de Amazone alles over het leven in de jungle. Wanneer hij echter één van hun wetten overtreedt, verstoot de groep hem uit hun midden en zoekt hij zijn toevlucht in een dorp van inwijkelingen. Op een dag wordt daar door een paar Shuar het kadaver van een blanke man afgeleverd. De man kwam om het leven in de klauwen van een ocelot, wiens welpjes hij eerder had gestroopt voor hun huid. Antonio wordt door de onhebbelijke burgemeester van het dorp geronseld voor een klopjacht op het grote katachtige roofdier.

Met dit boek positioneerde Sepúlveda zich aan het einde van de twintigste eeuw binnen een nieuwe generatie Latijns Amerikaanse schrijvers die zich in zijn woorden ‘afscheidt van het magisch realisme’ – dat gedurende een halve eeuw de Latijns Amerikaanse literatuur had beheerst. In plaats daarvan legt hij in zijn werk op geloofwaardige wijze de nadruk op de ‘magie van de werkelijkheid'.

Sepúlveda’s roman leest ook als een liefdesroman. Niet het type romans over ‘ricas hembras calentonas’ (hete, opgewonden vrouwen) maar ‘over die andere liefde', zoals de oude Antonio het noemt, 'die liefde die pijn doet’. Over de liefde van Antonio voor zijn vrouw, over de liefde binnen de bijzondere vriendschap met één van de Shuar. Maar bovenal over de liefde voor de jungle, die wonderbaarlijke, bijna magische plek ‘zonder grenzen, noch eigenaars’; tegelijk een Eden en een groene hel.

Sepúlveda’s debuut leest als een liefdesroman over de liefde voor de jungle, die wonderbaarlijke, bijna magische plek ‘zonder grenzen, noch eigenaars’; tegelijk een Eden als een groene hel.

De oude man die graag liefdesromans las wijst de moderne mens zo op zijn eigen vernielzucht. Indien hij zowel zijn eigen overleven als het voortbestaan van de natuur wil verzekeren, is de mens afhankelijk van zijn kennis over zijn omgeving. Dat leerde de oude man tijdens zijn verblijf bij de Shuar. Het is die dunne lijn tussen overleven en respect voor al het leven waarop de mens schippert die in de roman centraal staat. Uiteindelijk wordt Antonio verplicht om de ocelot, het emblematische dier van de jungle, te doden. De moord stemt hem diep triest.

De kracht van het verhaal

Tegenover de relatief beperkte visies op het leven en de maatschappij van de moderne mens, tot het uiterste gedreven in het rauwe neoliberalisme en de autoritaire dictatuur van Pinochet, plaatst Sepúlveda de oneindigheid aan verhalen door de reiziger en het avontuur een belangrijke plek in zijn werk te geven. Het is volgens hem niet de schrijver die op zoek gaat naar verhalen. Verhalen zijn sluw, ze liggen ergens op de loer, wachten geduldig tot de juiste persoon voorbijkomt die hen waardig kan vertellen. Ook zo toont de werkelijkheid zich magisch in haar banaliteit. Voor Sepúlveda is de wereld één groot avontuur, een bruisend vat van verbeelding.

Dat blijkt ook uit een andere novelle van Sepúlveda uit 1989, De wereld aan het einde van de wereld. Hierin probeert de verteller – een jongen uit de hoofdstad die naar het Zuiden van Chili reist – aan boord van een walvisvaarder te raken. Hij vertrok uit Santiago na het lezen van Herman Melville’s Moby Dick. Om de bemanning te overtuigen waarom ze een onervaren jongeling mee aan boord zouden nemen, vertelt hij hen het verhaal van Moby Dick. Twee uur lang luisteren de ruige zeebonken naar de jongen. Ook de rest van de omstanders nadert en hangt aan zijn lippen. Na afloop knikt de kapitein en vertelt de jongen, die zijn oren nauwelijks gelooft, zich klaar te maken om aan boord te gaan.

Daarin schuilt voor Sepúlveda de kracht van verhalen. Zij herinneren ons aan de magie van de werkelijkheid, aan de schoonheid van de natuur, aan dit ‘avontuur dat leven heet’ en brengen ons zo op hun beurt in beweging. Net zoals zijn vertelkunsten de jongen zonder enige ervaring aan boord van het schip krijgen, wakkeren Sepúlveda’s verhalen de liefde voor de natuur en de zin voor avontuur aan.

Menselijke barbarij

Luis Sepúlveda laat ons een oeuvre na dat doet dromen over het avontuur en de schoonheid van deze wereld. In tegenstelling tot de liefdesromans van Antonio in De oude man die graag liefdesromans las is er echter geen sprake van escapisme in zijn oeuvre. Sepúlveda legt in de schaduw van zijn verhalen immers de menselijke barbarij bloot. Zijn dood is dan ook een verlies voor zowel de literatuur als voor de internationale ecologische beweging.

Dat Sepúlveda nu net aan de gevolgen van het coronavirus sterft, is dan ook opmerkelijk. Nu al wordt duidelijk dat de massale vernietiging van bepaalde ecosystemen, de handel in wilde dieren en de ongeziene bevolkingsgroei (in combinatie met een genormaliseerd en constant wereldwijd reizen) van invloed is op het ontstaan en de verspreiding van virussen als COVID 19.

Zoals professor David Quammen in de New York Times schreef: ‘We dringen door in tropische wouden en wilde landschappen, die een thuis zijn voor ontelbaar veel dieren en planten, die op hun beurt drager zijn van veel onbekende virussen. We hakken bomen om, doden en vangen dieren voor de handel. We ontwrichten ecosystemen en halen virussen bij hun natuurlijke gastheren weg. Dan gaan zij op zoek naar een nieuwe gastheer. En dat zijn we vaak zelf.’ Het coronavirus is geen nieuw feit, ‘maar maakt deel uit van een patroon van keuzes die wij als mensen aan het maken zijn.’

En net aan de gevolgen van dat virus sterft dus Luis Sepúlveda, vooraanstaande stem ter verdediging van de Amazone en zeevaarder voor Greenpeace. Eigenlijk lijkt het te gek om waar te zijn. Alsof na een leven als dat van Sepúlveda slechts een romanwaardig einde op zijn plaats was.