Lieve Inclusieve

Door Nyiragasigwa Hens, Shishani Vranckx, op Sun Jun 07 2020 22:00:00 GMT+0000

Dekoloniseren van jezelf en anderen, kijken door een inclusieve bril én snappen welke gevoeligheden er bestaan in de kunsten waar de witte blik nog steeds leidinggevend is, leer je niet zomaar als je dat een leven lang niet hebt hoeven doen. Nan van Houte en Neske Beks geven in deze eerste editie van Lieve Inclusieve bij rekto:verso het woord aan Shishani Vranckx en Nyiragasigwa Hens om hierover in gesprek te gaan.

Na hun eerste editie bij Theatermaker/Theaterkrant, waarin Nan van Houte (NL) en Neske Beks (B) hun eigen ervaringen met inclusief werken uitwisselden, geven zij het project een vervolg door telkens andere koppels uit te nodigen om het gesprek voort te zetten. Nadat eerder Ira Kip en Samora Bergtop aan de bod kwamen, is het nu de beurt aan Shishani Vranckx en Nyiragasigwa Hens.


Hello Shishani

Ik ben iemand die een grapefruit moet eten om te geloven dat het zuur en bitter is. Meermaals gedacht, had ik maar niet gebeten.

Toegegeven, ik moest je googlen. Met jouw muziek, de nummers Raining Words, Kalahari Encounters en Minority op de achtergrond, schrijf ik je deze brief. ‘Every minority has a priority, we wanna be equally free…’ blijft lekker hangen en ik kan het nummer al bijna meezingen. Wat een mooie projecten zet jij op.

Ons eerste en tevens laatste gesprek heeft nog even nagezinderd, we zijn het eens: inclusiviteit heeft nog een lange weg te gaan.

IEDEREEN betrokken maken met zijn/haar/hun kwaliteiten zonder ego of angst voor die kwaliteiten kan toch niet zo moeilijk zijn? But they (beleid, instituten) failed, zwaar!!

1982: Geadopteerd in de Kempen, Turnhout, een plek waar je niet veel inclusie moest verwachten en al zeker niet in het theater of op tv.

De jaren 1990. Mijn ‘Shero’s’, de eerste zwarte vrouwen op tv waar ik me mee kon identificeren, Gerda Havertong van Sesamstraat op de Nederlandse tv en Alida Neslo van De Boomhut op de Belgische tv. Als 8 jarig meisje wilde ik kunnen zingen in andere talen als Alida en ook een gekke blauwe vogel als vriend hebben zoals Gerda.

Bij Gerda Havertong van Sesamstraat en Alida Neslo van De Boomhut kon ik wegdromen in mijn inclusieve bubbel.

Maar op klas-, familie-, en jeugdfoto’s van vroeger vind je me terug tussen allerlei soorten witte vogels: witte klasgenoten, witte vrienden en een witte familie. Bij Gerda en Alida kon ik wegdromen in mijn inclusieve bubbel.

1999: Toen ik naar de toneelschool Herman Teirlinck in Antwerpen ging, zat ik tussen twee Indonesische jongens van Amsterdam. Je zou kunnen zeggen, verandering, misschien zelfs inclusief, maar dat lijkt alleen maar zo.

Liefs
Nyiragasigwa


Lieve Nyiragasigwa

Na ons gesprek probeerde ik me voor te stellen hoe het voor jou was, opgroeien daar in Turnhout. As the only black person in your family! Ik voelde me ineens bevoorrecht om niet compleet ontheemd te zijn opgegroeid van mensen die op mij lijken.

Ons gezin was apart: opgegroeid in Zuidlaren, een oude witte Belgische vader met een lange grijze baard, een zwarte Namibische moeder 26 jaar jonger dan hij, m’n zus (biologisch mijn geadopteerde nicht van moederszijde, zwart) en ik, bruin. ‘k Heb een twintig jaar oudere witte halfbroer en zus van m’n vaders eerste huwelijk, we zijn niet samen opgegroeid. Bont gezelschap, kun je wel stellen. Wij vallen altijd op in een restaurant.

Nu ik erover nadenk is het grappig dat niemand opkijkt als ik met m’n moeder alleen loop, maar mensen haast hun nek breken als ze mij en m’n pa samen zien. Ben vaak aangekeken alsof ik zijn jonge concubine was en hij een ouwe viezerik. Gelukkig kan ik er nu om lachen. Maar een pretje was het niet.

Heb je ook wel eens dat er iets stinkt in je koelkast?

Gedurende mijn leven, tussen Nederland en België, heb ik het verschil in racisme tussen deze landen grofweg zo ervaren: trek de Nederlandse koelkast open en je ziet dat de broccoli rot is, vandaar die stank. Recht voor je raap, lomp. Trek de Belgische koelkast open, maar je ziet niet waar die stank vandaan komt. Eerst die hele koelkast leeghalen om erachter te komen dat de melk zuur is.

Als racisme een hond was, blaft Nederland. België gromt. Ze bijten beide.

Als racisme een hond was, blaft Nederland. België gromt. Ze bijten beide. Mijn Vlaamse roots piepen nu: ‘Oei! Ben ik niet te grof?’ De Hollander in mij roept: ‘Mag ik na 33 jaar op deze planeet en ontelbare ervaringen met allerlei racistische aannames en agressie eens godverdomme zeggen dat die koelkast stinkt?!’

M’n Vlaamse broer vindt dat ik me aanstel met het ‘gemekker’ over Zwarte Piet en ‘witte mensen’ omdat het polariteit bevordert en mensen in een rechts kamp stuurt. Ik denk echter dat de schaal van mensen met rechtse ideeën en de problematiek daaromheen duidelijker wordt omdat de discussie over Piet iedereen dwingt om ‘kleur te bekennen.’ Dat het aard van het beestje lelijker is dan gehoopt, is niks nieuws voor mensen van kleur. Het is alleen zichtbaarder geworden door al het ‘gemekker.’ Het heeft jaren gekost om zo’n gesprek met familie aan te durven. Maar je bereikt een punt dat je d’r klaar mee bent.

RACISME kent vele vormen: bedoeld, onbedoeld. Geïnternaliseerd, zelfs zonder dat we het doorhebben. Maar toch, het had veel voor me betekend als m’n eigen broer begrip zou hebben getoond voor mijn ervaringen en gevoel rondom Kick Out Zwarte Piet, wat in feite staat voor zoveel andere zaken en niet alleen dat ‘kinderfeestje’. Zowel onbedoelde blinde vlekken als blaffend racisme blijken niet altijd ‘daarbuiten’, ‘in de witte instituties’ en/of bij ‘onwetende mensen’. Het komt ook pijnlijk dichtbij.

Jezelf ontdoen van een leven lang ingeprente overtuigingen. Die klap kreeg ik door Sunny Bergman’s film Wit is ook een kleur. Dat moment waar ook ík er automatisch vanuit ging dat ‘Steve die veel wist over psychologie’ de witte man en niet de zwarte man was in de boekenwinkel. Ik werd me bewust van mijn geïnternaliseerd racisme.

Stel je voor. Ik, geboren uit een zwarte moeder die het ondanks apartheid in Namibië het zo ver heeft geschopt academisch. En alsnog zo’n reactie te hebben. Sprakeloos. Daar ben ik na 33 jaar op aarde nog van aan het herstellen. Kan je nagaan hoe het ervoor staat met ‘herstel’ van gekleurde mensen in een witte samenleving die honderden jaren raciaal geweld heeft gepleegd en nog niet eens degelijk ‘sorry’ heeft kunnen zeggen. Een maatschappij die zelfs niet in staat is om de huidige erfenis van dat geweld te erkennen.

Veel liefs
Shishani


Shamisa Debroey

Lieve Shishani

De melk is zuur, soms zo zuur dat de verse groenten ook bederven.

2018 in De Singel: naar jaarlijkse gewoonte opent het Vlaamse theaterseizoen met een State of the youth en een State of the union. Aminata Demba en Aïcha Cissé beginnen hun State of the youth-speech ‘we zijn niet geschoold, maar theater is ons leven, onze passie.’ Ze vragen zich af waarom niemand opkijkt bij een jazzorkest met muzikanten van alle hoeken van de wereld maar wel wanneer je deze instrumenten vervangt door rekwisieten en de muzikanten door acteurs. ‘Waarom speelt die zwarte vrouw de rol van een oorspronkelijk wit personage, klopt dit wel en mag dit wel. Maar we vragen ons nooit af waarom een zwarte cellist naast een aziatische harpiste of een witte pianiste staat.’

Een volle zaal met alweer witte mensen kijkt toe, de paar zusters en broeders – op één hand te tellen – begrijpen precies wat Aminata en Aicha willen aankaarten. Wat ben ik trots op deze twee vrouwen, het brengt me terug bij het gevoel toen ik Gerda en Alida voor het eerst op tv zag.

Maar direct daarna komt de speech van een witte artistiek leider: ‘Het ambacht raakt verloren, het is pas na het afstuderen dat de toneelspeler, toneelspeler wordt.’ Zij gaat maar door over wat je allemaal leert en niet leert op een toneelopleiding: hoe belangrijk een opleiding is en dat er te veel acteurs afstuderen. Is dit een speech enkel voor opgeleide acteurs/actrices of ook voor actrices zoals Aïcha en Aminata, gepassioneerd en gedreven, getalenteerd maar zonder opleiding? Ik wandel weg met een onbehaaglijk maar oooh zo trots gevoel voor deze actrices .

2019: samen met twee vrienden start ik de eerste Pride of Color van Antwerpen op. Een festival voor POC’s en door POC’s. De eerste editie is meteen een groot succes.

Dan doet Antwerp Pride, een voornamelijk op mannen gerichte witte organisatie die jaarlijks tijdens de Pride-week een vijfdaags event doorheen de stad organiseert een voorstel: ‘Kom je op proef in ons team?’ Dat het team vooral uit witte mannen bestaat, dat er wordt uitgepakt met de enige zwarte man in hun organisatie om de diversiteitskaart te legitimeren, dat er nog één andere vrouw in het team zit, dat wit privilege hen met de paplepel is meegegeven. Wist ik. En nog zeg ik ‘ja’.

Ik ben iemand die een grapefruit moet eten om te geloven dat het bitter en zuur is.

De enige op een podium, de enige in een team, de enige in de familie, de enige in de jeugdbeweging.

Waar ze op uit waren was samen met Pride Of Color iets organiseren, om zo in het inclusieve daglicht te kunnen schitteren. Samen een persconferentie organiseren. Samen, samen samen… Elke vraag beantwoord ik met een ‘neen, liever niet, wij als POC Pride willen ons eigen DNA vormen en hebben niet de behoefte om onder jullie vleugels te komen.’ Waar wij, POC Pride, willen inzetten op sociale thema’s, queer zijn op straat en tussen de lakens zonder dat je moet doen alsof, willen zij zich focussen op visibiliteit, en werken ze een brand uit, zoveel mogelijk regenboogvlaggen overal en liefst vijf dagen lang. We kunnen niet paraderen als we nog moeten protesteren, de strijd is bijlange nog niet geleverd. Niet diplomatiek genoeg?

We kunnen niet paraderen als we nog moeten protesteren, de strijd is bijlange nog niet geleverd.

Het woord ‘neen’ voor witte instituten werkt als een rode lap stof op een stier, ze doorboren je nog liever dan te moeten toegeven. Leren anders kijken is een moeilijke beweging maar niet onmogelijk. Deconstrueren en change of power, laten we daar eens mee beginnen.

‘Nee’ is nooit genoeg, altijd nog die laatste strohalm, die laatste poging om te overtuigen, ‘ik ken een zwarte persoon’, meestal waar ze wél een geweldige ervaring mee hebben gehad. ‘Vorig jaar bij de opening op het Sint Jansplein was er zelfs een zwarte man, misschien West-Afrikaans, die heel trots flyers meenam en in alle kapperszaken ging leggen in de Dambruggestraat, uit zichzelf, dat is toch mooi?’

Moest ik nu applaudisseren, wordt er een staande ovatie verwacht, een schouderklop of moet ik mij schamen omdat ik niet inga op het voorstel? Ik ben stil en reageer enkel met stilte – stilte – niets. Ik weet dat ik vrijwillig die boksring ben ingestapt maar dat maakt het niet minder vijandig, niet minder agressief, niet minder micro-agressief. Het maakt me zeker niet minder boos, verdrietig of moe.

Inclusie, ben het woord ondertussen een beetje beu, maar we moeten het kind een naam geven. Laten we eens kijken door die bril van inclusie: troebel… Even mijn brilglazen oppoetsen… Neen, nog niets… Serieus, echt niets…

Wanneer nu iemand zegt, ‘Dit is een zure grapefruit,’ dan geloof ik het graag, ben niet zo voor zuur en zeker niet voor bitter.

Liefs
Nyiragasigwa x


Lieve Nyiragasigwa

Toch geloof ik echt in verandering. Ik voelde het bij de intocht van Sinterklaas met roetveeg-Pieten in Amsterdam twee jaar geleden. En ik zie verandering ook binnendruppelen in ‘de witte instituties’. Laatst gebeld door een jonge witte jonge man die de blijde boodschap deelde dat ik geselecteerd ben voor het Amsterdamse muzikantengezelschap van Splendor: vijftig musici die onafhankelijk een zaal beheren en programmeren in de stad.

Meteen erachter volgde een fijn gesprek. Althans, ik vond het fijn! Want hij benoemde dat het niet alleen was omdat ik ‘jonge-vrouw-van-kleur’ ben. De organisatie is namelijk lange tijd overwegend klassiek en wit geweest. Een ‘token’ imago blijft ongemakkelijk, voor mij, voor hen. Maar, wat ik dus zo fijn vond aan dat gesprek: dingen werden benoemd. Men was reflectief over die discrepantie. Dat dingen scheef zijn, weten we. Maar doen alsof het niet (meer) zo is, ergert me mateloos. Benoemen is toegeven aan een probleem en kijken wat we eraan gaan doen.

Dat dingen scheef zijn, weten we. Maar doen alsof het niet (meer) zo is, ergert me mateloos.

Vroeger deed ik alles om de vrede te bewaren, onbewust het idee over zwarte mensen ‘op te krikken’. Op de middelbare school waar ik zowat de enige persoon van kleur was, voelde ik me de ambassadeur van alle mensen van kleur. Wat een verantwoordelijkheid. Het verschil tussen toen en nu is dat ik me geen representant meer voel van alle zwarte mensen. Er zijn zoveel gradaties van blackness. Ik moest jarenlang m’n eigen positie vinden, dat van een gemengd persoon. Niet wit in Europa, niet zwart in Afrika, queer. Vaak voelde ik me alleen, maar daar heb ik uiteindelijk rust en vrijheid in gevonden. Nu sta ik mezelf toe alles te mogen zijn wie ik ben, los van de labels en verwachtingen. Ik claim nu mijn plek in dit Europese landschap, het is deel van wie ik ben. Freedom is never given, it needs to be taken.

Mijn aanwezigheid in een witte omgeving als Splendor brengt automatisch een ander verhaal mee. Als mens, artiest met zwarte en witte bagage heb ik één doel: mensen laten voelen. Want dat is wat we missen in onze samenleving:inlevingsvermogen, de ander voelen. Ik geloof dat we pas vanuit die ontroering tot meer begrip en beter handelen overgaan.

Veel liefs
Shishani