Doe beter, doe niets: floreren in onzekerheid
Door Maja Kuzmanovic, Nik Gaffney, op Tue Nov 24 2015 13:01:00 GMT+0000Bericht aan het cultuurveld: vernieuwing is vandaag niet langer alleen een artistieke kwestie, maar vooral een kwestie van tijd vrijmaken in onze organisatieculturen. Als we allemaal het gevoel delen dat we te veel doen, en te snel, hoe gaan we onze werking dan reëel veranderen? Voorstel: door te leren braakliggen. Niet alleen als mens, maar ook als organisatie. Hier een aanzet tot vernieuwing en verandering vanuit de Brusselse kunstenwerkplaats FoAM.
‘Hoop is geen lottobiljet dat je van op je sofa in je handen houdt met het gevoel een gelukzak te zijn. Het is een bijl waarmee je in nood deuren openbreekt … Hopen is jezelf een toekomst geven – en die betrokkenheid op de toekomst is wat het heden bewoonbaar maakt.’ (Rebecca Solnit)
Ons leven wordt almaar voller, in het kielzog van een groei-economie die zich voedt met ongebreidelde expansie. Alles moet voortdurend beschikbaar zijn, van aardbeien tot digitale hulpjes. En onze hele menselijkheid gaat mee in het bad: hoe we met tijd omgaan, onze ideeën over waarden, ethiek en zin. De aanhoudende druk om te produceren, te consumeren en te communiceren zorgt voor een arbeidsethos dat alles wat ‘niet-werk’ is, aan de kant schuift als passieve en zelfgenoegzame luxe. De netelige situatie waarin economie, cultuur en leefmilieu zich bevinden, roept ook continu om actie. Wie kan het zich nu veroorloven om tijd te verprutsen terwijl crises en conflicten elkaar steeds sneller opvolgen en alles en iedereen ten onder dreigt te gaan aan instortingsgevaar? Dat gevoel. Die druk.
Alomtegenwoordig is de opvatting dat werk de oplossing is voor zo goed als elk probleem, van armoede tot depressie – ongeacht of we zijn opgegroeid met communistische, kapitalistische of religieuze idealen. Al die ideologieën geven de voorrang aan ‘doen’. Lanterfanten wordt gestigmatiseerd of beperkt tot ingeplande en hard bevochten verworvenheden als weekends en zomervakanties. En zelfs die momenten verworden tot onbetaald werk, dankzij de effectieve sluipstrategieën van communicatietechnologie en consumptiedrang. Waar moet dat eindigen?
Uit de malaise meanderen
Niets van dat alles is nieuw. En toch staan de weinige alternatieven die een tegengewicht kunnen bieden, in gespreide slagorde. We horen over de postgroei-economie en over nieuwe bewegingen rond arbeid. Er zijn goeroes die een nieuw evenwicht prediken tussen werk en leven, en techno-optimisten die de dagenraad zien van een nog meer geautomatiseerde toekomst met meer vrije tijd. Of het nu met een 38-, een 21- of een 4-urenweek is, met een onvoorwaardelijk basisinkomen of een wijdverbreide automatisering, in theorie zouden we dus moeten evolueren naar een tijd waarin stress en overwerken iets van het verleden wordt. Nochtans signaleren studies van het European Working Conditions Observatory (EWCO) of het American Institute of Stress (AIS) dat de werk-gebonden stress almaar toeneemt. Voor het overgrote deel van de wereldbevolking gaan sociale en economische trends de tegenovergestelde richting uit. Sommigen kampen met lange werkuren en (zelf)uitbuiting, anderen kennen enkel langdurige werkloosheid en een stagnerende economie.
Ook de cultuursector wordt geplaagd door stressgerelateerde ziektes zoals burn-out, depressie of chronische pijn
De cultuursector is niet immuun voor deze malaise. In tegenstelling tot de populaire opvatting dat kunstenaars het leven leiden van bohemiens, vol roem en luxe – of dat ze juist op de kap van de belastingbetaler aanmodderen met obscure zaken waar alleen zij het licht van zien – wordt ook de cultuursector geplaagd door stressgerelateerde ziektes zoals burn-out, depressie of chronische pijn. Nochtans kunnen de kunsten, die het creatieve proces tot hun kern rekenen, een uitgelezen startpunt vormen om alternatieven te formuleren voor een onhoudbare status quo.
De sector heeft het potentieel van een labo of neutraal terrein dat prototypes kan ontwikkelen: in eerste instantie als artistieke en speculatieve ontwerpen, daarna als mogelijke experimenten ‘in het echte leven’. In dat geval wordt de ultieme creatieve daad een radicaal opnieuw vormgeven van het leven van alledag. Doelloos rondzwerven, meanderen, overpeinzen, mediteren: contemplatieve praktijken zijn goede geleiders voor een mentale openheid met ruimte voor het creatieve en het onverwachte. In een wereld die gevangen zit in spanningen en paradoxen, zijn zulke creatieve omwegen geen luxe, maar absolute noodzaak. De samenleving voeden met andere zienswijzen is meer dan een inhoudelijke opdracht, meer dan een thema binnen artistiek werk. Het is tijd om daar ook een praktijk van te maken. Hoe kunnen we met onze organisaties ook al doende andere modellen en zienswijzen ontwikkelen?
Van activiteit naar ‘activitijd’
Met het idee van ‘braakliggen’ reikt filosoof Ton Lemaire alvast een wervend vertrekpunt aan: ‘Braakliggen bestaat uit een eigenaardig mengsel van passiviteit en activiteit, een gerichtheid op de buitenwereld die tegelijk ongericht, doelloos en gelaten is. Het is gekenmerkt door openheid, beschikbaarheid, alertheid en aandacht die ervan afziet de dingen te willen beheersen en te veranderen. Het is een actief/passieve houding die zich concentreert op de leegte en zich ontledigt en juist daardoor kan openstaan voor de volheid van het moment, van het hier en nu. Braakliggen is een voedingsbodem van inspiratie en creativiteit. Juist als je niet langer gefixeerd blijft op het resultaat, wanneer je de wil tijdelijk uitschakelt en het bewustzijn vrijaf geeft, kan de inspiratie uit de diepte opstijgen als een gave en geschenk en kunnen de ideeën gaan stromen.’
Braakliggen speelt een belangrijke rol in de landbouw. Grond die intensief verbouwd wordt, is gebaat bij wisselteelt en periodiek braakliggen om vruchtbaar te blijven of het weer te worden. Biologische landbouwers en permacultuur-tuiniers werken toe naar onderling afhankelijke plant guilds die zichzelf reguleren volgens het ritme van de seizoenen, waarbij groei en stagnatie elkaar afwisselen. Wat als wij, als individuen en organisaties, ons werk zouden inrichten met periodes van braakliggen? Wat als we cycli van vruchtbaarheid, groei en herbronning gaan volgen? Beeld je in dat je uitdrukkelijk ruimte schept voor open exploraties, zonder een specifiek doel voor ogen. Hoe zou het voelen om tijd te spenderen om je omgeving bewuster te observeren, met de mogelijkheid om onverwachte invallen te volgen en uiteenlopende inzichten te verzamelen?
Tijdens periodes van braakliggen kunnen we de batterijen weer opladen, nieuwe dingen leren en ons openstellen voor zinvolle ervaringen
Tijdens periodes van braakliggen kunnen we de batterijen weer opladen,onze aandacht verbreden, nieuwe dingen leren en ons openstellen voor zinvolle ervaringen. Van activiteit naar ‘activitijd’. Maar braakliggen staat niet op zich: het is een essentiële fase in een langere creatieve cyclus, waarin de braakliggende grond zich weer verrijkt tot een waardevolle bron van ideeën en energie voor de meer actieve periodes van experiment en productie. Hoe lang zulke cycli duren, hangt af van de mensen en hun omstandigheden. Het kan om dagen, maanden of zelfs jaren gaan. Het kan gaan om korte cycli van expansie en contractie, van aandachtsbogen die zich naar buiten en weer naar binnen richten. Die cycli kunnen bepaald worden door de beschikbare middelen of direct gelinkt zijn aan het wisselen van de seizoenen, de rotatie van de aarde, de uren daglicht en duisternis. Een belangrijk verschil met de gangbare manier van werken is dat dit braakliggen gerespecteerd en omarmd wordt als deel van het werk. Het is geen zwakte of tijdverlies.
Braakliggen is niet zomaar een duur verhaaltje van zweverige typen die de werkelijkheid niet aankunnen. Als voorbeeld kan de ontwerpstudio Sagmeister & Walsh tellen. Beide ontwerpers staan erom bekend hun studio elke zeven jaar te sluiten voor een sabbatjaar: ‘Alles wat we hebben ontworpen in de zeven jaar die volgen op het sabbatjaar, vindt zijn wortels in wat tijdens dat sabbatjaar naar boven is gekomen.’ Ook in de gastronomie zijn periodes van onderzoek, veldwerk en documentatie essentieel voor topchefs als René Redzepi of Ferran Adrià. Het befaamde Catalaanse restaurant El Bulli, jaren op rij verkozen tot het beste ter wereld, was zes maanden per jaar open voor gasten, terwijl de rest van het jaar voorbehouden werd voor het exploreren van ingrediënten, nieuwe ideeën en methodes. Als kwaliteit het potje is, is lege tijd het vuur eronder.
Zorg en aandacht voor drie
Een ander aspect van braakliggen is het gebruik en behoud van energie. Volgens de principes van permacultuur verdeelt een veerkrachtig systeem zijn energie over drie domeinen: één derde besteedt het aan zichzelf, één derde aan kleinere elementen die ervan afhankelijk zijn en één derde aan zijn bredere context. Als we dat energiemodel vertalen naar de creatieve cyclus, dan laadt een eerste periode van braakliggen een kunstenaar of organisatie op met energie en wakkert ze inspiratie en motivatie aan; een tweede fase van experiment of productie verschaft de middelen voor wie bij het werk betrokken is; en in een derde fase biedt de uiteindelijke presentatie of de uitwisseling van werk, vaardigheden en kennis voeding aan het publiek en de creatieve sector.
Stel je een kunstencentrum voor waarin alle medewerkers hun tijd verdelen over die drie fases. Eén deel van hun energie besteden ze aan het werk met kunstenaars, aan artistieke programma’s ontwerpen en ervoor zorgen dat de organisatie goed draait. Het tweede derde gaat op aan de relaties met andere organisaties en het publiek, met beleidsmakers, filantropen of bredere sociale bewegingen zoals Hart boven Hard, belangenverenigingen enzovoort. Het derde deel is gewijd aan individuele ontplooiing, aan wat bijdraagt tot persoonlijke ontwikkeling: schrijven, nieuwe software leren of zorg dragen voor de daktuin van het centrum. Een goede afweging van zowel interne als externe noden zorgt voor een dynamisch evenwicht in deze verdeling van energie.
Bij FoAM in Brussel hebben we geëxperimenteerd met verschillende werkritmes, zowel op het niveau van het individu als van de organisatie. Als transdisciplinaire kunstenwerkplaats voor speculatieve cultuur richten we ons – als artistiek experiment – op het vormgeven van prototypes voor mogelijke toekomsten. We vertalen theoretische beschouwingen naar de praktijk, gewoonlijk in de vorm van immersieve ervaringen, participatieve workshops of interactieve omgevingen. Sinds 2013 hebben we sommige van die experimenten vast opgenomen in het praktijkgericht onderzoeksprogramma ‘Doing Nothing’. Daarin onderzoeken we manieren om ruimtes en momenten van verstilling op te roepen, gaande van korte rituelen (zoals de planten begieten voor het checken van e-mail) over stille wandelingen tot lucid dreaming-workshops. Wat al die experimenten met elkaar gemeen hebben, is hun eenvoud. Die lijkt op het eerste gezicht voor de hand te liggen, maar vergt vaak bestendige aandacht, toewijding en engagement.
Het onzekere voor het zekere
We leven in een tijd van transitie: een overgang van een manke (maar bekende) toestand naar een onbekende. Er zijn geen modellen waarvan vaststaat dat ze zullen werken in de nabije toekomst. Het enige waar we zeker van zijn, is dat veel van wat we ooit als standvastig beschouwden, wegsmelt als sneeuw voor de zon. Dat maakt een lange periode van transitie haast onvermijdelijk. Voorbereid zijn op de onzekerheden die een transitie met zich brengt, kan paradoxaal klinken, maar toch is precies die mindset nodig om de huidige mondiale problemen – klimaatverandering, global weirding, economische en sociale crises – het hoofd te bieden. Ze dreigen onze goed uitgekiende plannen te ondermijnen, als we niet anders leren plannen.
Zich in onzekerheid ophouden, mag je gerust begrijpen als een tegenhanger van strategisch denken, dat bouwt op risicobeheer en een vooropgesteld plan. Toch staat die keuze voor onzekerheid niet gelijk aan besluiteloosheid. Evenmin is ze wars van planning en analyse. Ze gaat alleen veel meer uit van verschillende real time en ervaringsgerichte besluitvormingsprocessen. Cruciaal daarbij is te weten wat te veranderen en wat te behouden. Wat is de essentie van ons werk, wat zijn de minimaal vereiste middelen? Wat zouden we met minder kunnen doen? Hoe kunnen we meer managen? Wat brengt de meeste vreugde voort, de helderste resultaten, de meest gewenste uitkomsten? Wat zijn onhoudbare en contraproductieve ideeën waar we aan vasthouden? Hoe herontwerpen we onze praktijk om gesterkt uit tegenspoed te komen? Waar inspiratie vinden?
Wat is de essentie van ons werk, wat zijn de minimaal vereiste middelen?
Ver hoeven we het in de kunstensector niet te zoeken om manieren te vinden om met onzekerheid om te gaan. Het creatieve proces zelf floreert in het onbekende. Als we ook onze praktijk en onze samenwerkingen als organisatie als creatieve experimenten opvatten, moet het lukken om ons in onzekerheid op te houden en lastige tijden door te komen vanuit nieuwsgierigheid en verbeelding.
Het belang van overgang
Bij FoAM proberen we dat met ons langetermijn-residentieprogramma ‘Macrotransiencies’. Dat biedt ‘transients’ (‘doorreizenden’) de gelegenheid om transities ten gronde te verkennen, voor een periode van een half jaar tot een jaar. ‘Transients’ zijn mensen die in hun leven een belangrijke transitie doormaken, bijvoorbeeld door migratie, ziekte of een carrièreswitch. Net als bij een overgangsritueel houdt een transiency een drieledige periode in van afscheid, overgang en incorporatie. Alles begint met het onderkennen van de omstandigheden die geleid hebben tot het heden, plus de nodige afstand tot het verleden. Dat is de eerste stap. De meest uitdagende en verwarrende tijd volgt daarna: de overgangsperiode, waarin transients zich tussen twee toestanden bevinden, tussen transitie en transformatie in. Dat is het moment waarop tijd doorbrengen in een kunstenlaboratorium vruchten kan afwerpen. Vanuit onze ervaringen met experiment – zowel met transities als met creatieve processen – reiken we methodes en situaties aan om het onbekende te verkennen. Tot slot, tijdens het derde stadium van de incorporatie, helpen we de transients om opnieuw de wereld te betreden, met meer vertrouwen in hun nieuwe mogelijkheden en identiteit.
Zo vatte Barbara Raes, voormalig artistiek coördinator van het Gentse kunstencentrum Vooruit, haar transiency bij FoAM in 2014 op als ‘een zoektocht naar wat een mogelijke toekomst kan zijn voor mezelf, voor de veranderende wereld, en mezelf in die veranderende wereld’. Ze begon met haar huid als artistiek directeur van zich af te schudden (‘Barbara komma een titel’), om zichzelf te leren kennen zonder jobtitel (‘Barbara komma niets’) en dan geleidelijk aan een nieuwe identiteit aan te nemen, waarvoor ze afscheidsrituelen begon te bestuderen. We ondersteunden Barbara met een hele resem technieken van artistieke coaching en experiential futures. We boden haar de ruimte om te onderzoeken hoe haar leven er na haar transiency zou kunnen uitzien.
Transitie hoeft zich echter niet te beperken tot individuen. Op dit ogenblik maakt ook FoAM zelf een_transiency_ door, als organisatie. We begonnen met achteromkijken, met vieren en oogsten, met een reflectie op ons werk van de afgelopen vijftien jaar. Door na te gaan wat waardevol is om voort te zetten, kunnen we oud materiaal respectvol laten rusten of vrolijk achter ons laten. In 2016 zullen we ons in de overgangsfase bevinden, gekenmerkt door openheid en ontpopping. We hebben vooraf genomen engagementen tot een minimum herleid, zodat ze nog wel voldoende stabiliteit bieden, maar ook genoeg ruimte laten voor dingen waar ‘geen tijd voor is’, om het onbekende te verkennen en het onverwachte te omarmen.
Bewust vroegen we bij de recente subsidieronde in Vlaanderen geen nieuwe structurele subsidie aan
Bewust vroegen we bij de recente subsidieronde in Vlaanderenook geen nieuwe structurele subsidie aan, ook al is FoAM sinds 2006 structureel gesubsidieerd als kunstenwerkplaats. Omdat de aanvraag ingediend moest zijn voor onze periode van braakliggen volbracht was, konden we niet met een gerust geweten een vijfjarenstrategie uitschrijven voor een organisatiestructuur en een financieringsmodel dat we nu niet duurzaam vinden. In plaats daarvan zullen we tijd nemen voor onderzoek en experiment. Een belangrijke plek binnen die transiency krijgt de zoektocht naar alternatieve economische en operationele modellen voor FoAM. Met voor ons passende middelen, ervaring met de cyclus van feast and famine, creatieve improvisatie en het sociaal kapitaal dat we over de jaren hebben uitgebouwd en over de hele wereld is verspreid, hebben we er het volste vertrouwen in dat we zullen blijven bestaan, zij het in een ietwat andere vorm.
Regenbogen achterna zitten
Wie dit alles leest met enige scepsis, is niet alleen. Omdat transitie en braakliggen vertraging en verschuiving van perspectief vereisen, hoor je vaak tegenwerpingen. Is braakliggen wel financieel leefbaar? Levert het wel meetbare resultaten op? Loop je als organisatie niet continu kansen mis? Een sabbatjaar valt toch nooit te verenigen met al onze plannen en programma’s? Er gebeurt toch veel te veel voor een periode van nietsdoen? Haal even rustig adem, vraag je af of je huidige ritme dan zo heilzaam voelt, en open de geest – net dat vermogen is onze kunst. Hoe braakliggen?
Voor korte periodes vormen bewuste rustmomenten en monotasking een goed begin. Wanneer je een dag, een week, een maand of een jaar plant, blokkeer je agenda dan voor rusttijd op dezelfde manier als voor een voorziene activiteit, en zorg ervoor dat die tijd lang genoeg is (zie Googles 20%-tijd). Vermijd multitasking. Hersenwetenschappers en psychologen hebben aangetoond dat zich op één taak tegelijk richten niet alleen het welbevinden van een individu vergroot, maar ook de focus, effectiviteit en creativiteit. Monotasking maakt kortere, maar meer geconcentreerde werkperiodes mogelijk en schept zo ruimte voor braakliggen. Langere periodes, zoals een sabbatjaar, moeten langer op voorhand worden ingepland. Voorzie evenveel tijd voor de planning als voor de rustperiode zelf – een sabbatjaar plan je dus een jaar op voorhand. Laat ook je klanten, medewerkers en partnerorganisaties tijdig weten wat voor hen de impact zal zijn. Neem in geen geval nieuw werk aan dat beslag legt op de rustperiode.
De opvatting dat braakliggen leidt tot zweverig onderzoek dat nergens toe leidt, komt voort uit ons vaste kortetermijndenken. Dat teistert niet alleen de creatieve sector, maar onze hele maatschappij. Braakliggen valt alleen realistisch te evalueren als onderdeel van een langer proces, waarbij zich pas na enige tijd baten laten opmerken zoals meer energie, meer kwaliteit van het werk, een betere besluitvorming. Van het exploratieproces kan en moet ook verslag worden gemaakt, en dat moet gedeeld worden. Die documentatie vormt niet alleen een tastbaar resultaat, maar ook het zaaigoed voor nieuwe ideeën. Een van FoAM’s transients, biotechnoloog Michka Melo, publiceerde tijdens zijn transitieproces bijvoorbeeld online how to-artikelen, referenties, persoonlijke reflecties, toekomstscenario’s en anekdotes. Hoewel hij bij aanvang geen vooropgesteld doel of een lijstje met specifieke resultaten voor ogen had, vormde zijn open exploratie een waardevolle bron voor anderen met gelijkaardige vragen. Voor zichzelf schiep hij klaarheid in zijn eigen transitie.
We zouden onze culturele visie moeten belichamen in alles wat we doen: van de kunstwerken die we maken tot het voedsel dat we eten
De bekommernis dat rusttijd een extravagantie is die zichzelf niet terugbetaalt, wordt weerlegd door onderzoek in het bedrijfsleven, in universiteiten of in de ontwerperswereld. Dat toonde aan dat periodes van nietsdoen en open exploratie de kwaliteit van het werk verbeteren, de productiviteit verhogen en dus ook financieel renderen. Studio Sagmeister & Walsh kon na zijn sabbatjaar hogere prijzen aanrekenen omdat de kwaliteit van het werk erop vooruitgegaan was. Tijdens de jaren 1970 bedachten onderzoekers Art Fry en Spencer Silver de nu wijdverbreide post-it tijdens hun ‘15%-tijd’ bij 3M, dat medewerkers betaalt om ‘regenbogen achterna te zitten en hun eigen ideeën uit te broeden’. Meer recent hebben bedrijven als Pixar, Google, Twitter en Facebook ‘knutseltijd’ en contemplatieve praktijken ingevoerd als een volwaardig onderdeel van hun werking. Als zelfs commerciële bedrijven economische voordelen zien in braakliggen, waarom zouden wij als cultuursector dan nog met financiële bezwaren komen aandraven?
Waarom cultuur?
Als Google inschat dat bijna de helft van zijn producten voortspruit uit de 20%-tijd die zijn medewerkers krijgen voor zelfgestuurde verkenningen, neemt dat sommige onderliggende problemen van de groei-economie niet weg. Google en co werken alleen aan de symptomen van een onhoudbare status quo. In de cultuursector hebben we de gelegenheid om dieper te graven. Alleen benaderen we die kwesties te vaak als ‘thema’s’, zonder dat onze eigen praktijk er ten gronde door verandert. Beter dan onze rusttijd te gebruiken om nieuwe producten te bedenken, kunnen we alternatieve wereldbeelden ontwikkelen en vertalen naar onze praktijk. We zouden onze culturele visie moeten belichamen in alles wat we doen: van de kunstwerken die we maken tot het voedsel dat we eten en de relaties die we uitbouwen. Om een echt betekenisvolle verandering te bewerkstelligen, moeten we onderkennen dat zoiets tijd, inspanning en reflectie vergt, dat we niet alle antwoorden in pacht hebben, dat er geen eenvoudige oplossingen zijn om ons uit het huidige zootje weg te voeren. Maar dat betekent evenmin dat we kunnen opgeven.
We kunnen leidend worden door het goede voorbeeld te geven, persoon per persoon, organisatie per organisatie. We kunnen bredere ondersteunende netwerken uitbouwen, van de grond af, via informele uitwisselingen en door uiteenlopende initiatieven samen te brengen. We kunnen een beleid uitwerken dat tijd en ruimte schept om persoonlijke, organisatorische en sociale transities ten volle te omarmen. We moeten de mindsets en het gedrag aanmoedigen waar in ‘postnormale tijden’ nood aan is. Door ons veld te verzorgen, bottom-up, en tegelijk voorbereid te zijn op tegenstand. Zonder de hoop op te geven. Het kan.
FoAM is een transdisciplinair labo in de tussenruimten van kunst, wetenschap, natuur en alledaags leven, met als motto ‘grow your own worlds’. Het is georganiseerd als een verspreid netwerk, met studio’s in Brussel, Amsterdam, Falmouth en Stockholm, en verbindingen over de hele wereld.
Met dank aan Lies Declerck, Alkan Chipperfield en Theun Karelse.
Extra lectuur
Ton Lemaire, Verre Velden: Essays en excursies 1995-2012, Ambo, 2013.
Paul Mason, PostCapitalism: A Guide to our Future, Allen Lane, 2015.
Bertrand Russell, In Praise of Idleness and Other Essays, Routledge Classics, 2004.
Nassim Nicholas Taleb, Antifragile: Things That Gain from Disorder, Random House, 2012.