Dear Kae Tempest
Door Wannes Gyselinck, op Thu Sep 03 2020 22:00:00 GMT+0000Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. Deze week schrijf Wannes Gyselinck een brief aan Kae Tempest, de Britse artiest die in hun songs en poëzie danst tussen compassie en woede. ‘Jouw radicale empathie is geen verdunde vorm van naastenliefde, het is het moeilijkste en daarom mooiste wat er is.’
Al even geleden, in tempore non infecto zeg maar, heb ik een hele avond filmpjes van jou bekeken, een tikkeltje compulsief, moet gezegd. Ontroering kan verslavend zijn – upping the dose, click, en nog eentje. Als ik moet aanwijzen wat het precies is dat me ontroerde, dan wellicht dat je zo goed bent. Daarmee bedoel ik: dat je ‘het goede’ zo ondubbelzinnig uitdrukt en belichaamt, zo scherp gearticuleerd, zo zonder je ervoor te verontschuldigen.
Maar niet enkel dat. Je woede, die ontroert me ook. De ‘gratie’ waarmee je die woede vorm geeft – en ik geloof dat ik dat woord (‘gratie’) in theologische zin gebruik (het is onvermijdelijk dat ik hierop terugkom).
Er is iets ingewikkelds, iets onopgelost, of onoplosbaar, aan die dans van jou tussen compassie en woede, tussen vechtlust en vorm
Er is iets ingewikkelds, iets onopgelost, of onoplosbaar, aan die dans van jou tussen compassie en woede, tussen vechtlust en vorm (er is de schreeuw, en dan zijn er de uren die nodig zijn om een goeie ‘schreeuw’ uit te schrijven – maar om woede goed uit te schrijven mag je niet meer door en door woedend zijn).
De aanleiding waarom ik je wilde schrijven is een mooi interview dat Gaea Schoeters van je afnam voor de Poëziekrant, naar aanleiding van de productie ‘Tiresias’ (in dat gesprek over Tiresias, de man die vrouw werd en daarna terug man, maar dan blind en profeet, heette je nog Kate).
‘Je moet dit echt eens lezen, in wat Kate Tempest daar zegt, over radicale empathie, daar zit een opening in voor ons,’ appte theatermaker Willem de Wolf. ‘Een opening waarheen?’ stuurde ik hem terug.
Plaats maken hoeft niet te betekenen dat je zelf ook verdwijnt. Het hoeft niet zero sum te zijn.
Even over Willem. Willem is een grote man die zich als je met hem praat kleiner voordoet dan hij is door zich naar je toe te neigen. Willem is een groot theatermaker die oprecht nadenkt over hoe hij minder plaats in kan nemen. Of juister: hoe hij plaats kan maken voor anderen – minder oude, minder mannelijke, minder witte makers. Plaats maken hoeft niet te betekenen dat je zelf ook verdwijnt. Het hoeft niet zero sum te zijn. Maar openingen komen dan wel van pas, en jij had er in dat interview eentje aangewezen.
Ik zal eerst even jouw woorden citeren. Ze gaan over empathie en de rol die kunstenaars, vanuit hun privilege, kunnen opnemen.
‘Als mijn empathie niet op alles gericht is, kan ze nergens op gericht zijn. Als ik alleen kan meevoelen met mensen met wie ik het eens ben, betekent dat niets. Ik kan dit voelen omdat ik bevoorrecht ben. Als ik elke dag agressief beledigd zou worden omwille van mijn ras of mijn sociale klasse, zou ik me wellicht heel anders voelen. Ik kan mijn empathie uitbreiden omdat mijn leven gepamperd is door privilege.’
Willem was gegrepen door deze passage omdat hij gemerkt had dat ook hij – zelfs hij – het almaar moeilijker vond om het kunstenaarschap-als-privilege onvoorwaardelijk te blijven omarmen.
Er is een morele grond voor wat kunstenaars doen, namelijk dat kunst ruimte kan openen (plaats kan maken) voor meer ongemakkelijke, zeg maar moeilijkere vormen van empathie.
De opening was dus de ruimte (mentaal, qua tijd, soms ook financieel) die kunstenaars hebben – zouden moeten hebben – om hun empathisch zoeklicht te verbreden. De opening was eigenlijk: er is een morele grond voor wat kunstenaars doen, namelijk dat kunst ruimte kan openen (plaats kan maken) voor meer ongemakkelijke, zeg maar moeilijkere vormen van empathie. Dat kunst een arena kan bieden om je te oefenen in empathie, niet enkel tegenover de schattige puppy, maar ook tegenover de parasol-werpende Brusselaar. Of tegenover de witte babyboomer die hierover vervolgens schuimbekkend, alle perspectief verliezend tekeer gaat op Facebook – een platform dat ervoor lijkt te zorgen dat we ons empathisch zoeklicht zo vernauwen dat het op een laserstraal gaat lijken, wat niet dient om iets te belichten, maar om het te verwonden.
In een interview naar aanleiding van zijn boek Against Empathy van Paul Bloom (2016) geeft de auteur een voorbeeld van waarom empathie in morele zin soms erg schadelijk uitdraait. In rechtszaken krijgt de beschuldigde vaak de kans om haar of zijn versie te geven, context te scheppen, uit te leggen waarom haar of zijn levensloop haar of hem tot misdaad leidde. Voor een wat stugge zwarte jongen die niet graag over zijn gevoelens praat is dat geen geschenk: het empathische zoeklicht zal hier geen verzachtende omstandigheden vinden in de vorm van een treffende anekdote, een mooi-onhandige uitdrukking van spijt, een door merg en been snijdende ontboezeming, een verzachtende, want op de mijne lijkende huidskleur. Empathie, zegt Paul Bloom, zou geen rol mogen spelen om de weging van een straf te bepalen.
Akkoord. Obviously. Maar eigenlijk helpt dit jouw – ons – pleidooi voor radicale empathie in de kunst. Ik zeg ‘ons’ omdat ik toch koppig blijf geloven dat het morele weefsel dat de boel min of meer bijeenhoudt niet enkel de som is van rationele afwegingen, dat het geen zaak van het hoofd alleen is.
Het helpt ons, omdat Paul Bloom hier iets beschrijft waar kunstenaars met hun privilege iets betekenisvol kunnen doen. Omdat ze plaats hebben – door hun privilege – plaats in hoofd en hart om bijvoorbeeld treffende anekdotes te verzinnen, mooi-onhandige uitdrukkingen van spijt te fabriceren, treffend gemonteerde levenswandels ineen te steken, door merg en been snijdende ontboezemingen te verzinnen. Niet om verzachtende omstandigheden te creëren voor misdadigers, niet om excuses te verzinnen, maar om het netjes afgelijnde plaatje (goed vs. slecht, crimineel vs. eerzaam burger) te vertroebelen (‘nuanceren’ zou je het ook kunnen noemen).
Terwijl ik dit schrijf denk ik: neen. Niet daarom. Toch niet enkel daarom. Misschien gaat het, zeker in jouw geval, niet enkel over het voorwerp van de empathie – de misdadiger in dit geval – maar ook om degene die de empathie ‘uitoefent’. ‘Niets gaat ons begrip te boven, van niemand kan niet gehouden worden’, zeg je in het interview dat ik al aanhaalde.
Mensen kijken graag naar andere mensen die iets moeilijks doen, iets virtuoos, iets schier bovenmenselijk. Roger Federer toont ons waartoe een mens (‘de mensheid’) fysiek in staat is. In zijn Federer-essay schrijft de onvermijdelijke David Foster Wallace: ‘Beauty is not the goal of competitive sports, but high-level sports are a prime venue for the expression of human beauty.’ Iets gelijkaardigs doet de kunstenaar die empathie oefent op mensen die geen schattige kinderen, lieve puppy’s of gelijken zijn. Die zelfs heel erg anders zijn. Empathie voor gevorderden.
Jouw radicale empathie is geen verdunde vorm van naastenliefde, het is het moeilijkste en daarom mooiste wat er is.
In die virtuose empathie – jij noemt het radicale empathie – zit hetzelfde soort schoonheid als wanneer Federer van net naar baseline danst om die onmogelijke bal op een onmogelijke manier toch nog te redden. Dat hij wint is mogelijks zelfs bijzaak, het is misschien toch de schoonheid – het onbedoelde neveneffect – waar het ons om te doen is. Jouw radicale empathie is geen verdunde vorm van naastenliefde, het is het moeilijkste en daarom mooiste wat er is.
Dat je plaats maakt wil niet zeggen dat je verdwijnt. Dat je de empathische laserstraal opentrekt wil niet per se zeggen dat het licht verzwakt.
Volta.
In de commentaren bij één van je YouTube-filmpjes las ik iets wat ik herkende: ‘I love Kate, but every time I listen to her songs, I have the feeling of being told off, without knowing what I did wrong.’ Nu goed, we moeten niet flauw doen. We weten het ergens wel, wat we verkeerd doen. Dat er, wat het ook is dat we doen, iets verkeerds aan is. Es gibt kein richtiges Leben im falschen.
Laat me maar tot mijn punt komen: je bent niet alleen empathisch, je bent ook woedend. Ik zit al even te kauwen over hoe je empathie en woede bijeenbrengt. Want je bent er zo goed in, om die twee naast elkaar te laten bestaan, zonder dat ze elkaar verzwakken of zelfs opheffen. Op het eerste zicht lijkt dat onmogelijk. Als je empathisch bent jegens iemand, ben je er niet woest op. Als je woest bent op iemand, kan je onmogelijk empathisch zijn. En dan is er nog een soort schaarstevraagstuk. Wil ik mijn empathie wel verspillen aan de daders? Moet ik op hen niet eerder mijn woede richten dan mijn empathisch zoeklicht?
Je bent er zo goed in, om woede en empathie naast elkaar te laten bestaan, zonder dat ze elkaar verzwakken of zelfs opheffen
Die ontroerende woede voelde ik ook toen ik luisterde naar het laatste album van Run The Jewels (RTJ4, gedropt te midden van de George Floyd Protests). ‘Look at all these slave masters posing on your dollar’ rapt Killer Mike, en daarna roept Zack ‘Rage Against the Machine’ de la Rocha het er nog eens woedend achteraan (intussen is hij – hulde – drie decennia geloofwaardig woest, niet dat er redenen zijn om minder woedend te zijn).
Maar ook bij Killer Mike en El-P is het misschien niet de rauwe, doorleefde woede die ontroert, maar de waardigheid en gratie waarmee ze die vorm geven. Het plezier ook (er zit plezier in de vormgeving van het rauwe, in hoe rijmwoorden achter elkaar hollen als jonge dollende honden, ook al zijn het de woorden ‘fear for free’, ‘a man like me’ en ‘I can’t breathe’).
Toen ik door omstandigheden voeding moest vinden in podcasts – iets combineerbaars met koken of de afwas doen – was het opnieuw Willem de Wolf die me ‘Owls at Dawn’ aanraadde – ‘just two dudes from Southern California who studied philosophy, politics and religion around the world and decided to start a podcast so we could bullshit with impunity.’ In het laatste deel van hun podcast mogen ze beurtelings praten over iets wat hen ‘meaning’ bracht in een ‘potentially meaningless universe’. Een van de twee ‘dudes’ legt uit wat hij zo goed vindt aan de laatste van Run The Jewels. Dat het woest is, en tegelijk ‘vreugdevol’ – joyous.
Dat laatste zit vaak net niet in kunst die oproept tot revolutie. Het gaat enkel over de intensiteit van de woede. Het is de vuist die woord werd van de ‘poet pugilist’ – om El P te citeren (hij verwijst naar dichter-vuistvechter Muhammad Ali). Maar hier, in die laatste plaat van RTJ, zit ook de vreugde van iemand die de bergtop heeft gezien, but we just have to fuckin’ get there. In zowel de woede als de vreugde zit iets speculatiefs, iets wat voorbij de horizon gekeken heeft. Ja, het is een fuck you, maar een fuck you kan utopisch zijn. Niet enkel de vernietigende mokerslag, maar ook een vingerwijzing. Niet enkel een ‘weg van hier’, maar een ‘daarheen’ (en dat laatste is moedig, want er wordt een risico genomen – de afgang als de weg naar de uitgang doodlopend zou blijken).
Gratie, in theologische zin, wordt als volgt gedefinieerd: de liefde en genade die God ons schenkt omdat hij dat wil schenken, niet omdat we iets gedaan hebben om het te verdienen. Ik denk aan jouw radicale empathie en zie gelijkenissen.
Als mensen niet van jou houden, Kae, dan vaak om dezelfde reden dat men in het algemeen niet van profeten houdt.
Kae, het is niet raar dat ik met theologie kom aandraven. Jij die priesteres wordt genoemd. Of profeet (als mensen niet van jou houden, dan vaak om dezelfde reden dat men in het algemeen niet van profeten houdt). Dat speculatieve, dat voorbij-de-horizon-kijkende, dat had Jezus natuurlijk ook. Wat hem in essentie een revolutionair maakt (‘Never forget in the story of Jesus, the hero was killed by the state’ rapt Killer Mike op ‘Walking in the Snow’).
Ik zou kunnen proberen om een synthese te maken – woede is een vorm van liefde (als ik even liefde en empathie mag gelijkstellen). Of: woede en empathie zijn twee vormen van engagement, van geloof – in een wereld die beter kan, in mensen die beter zijn dan ze lijken. Beide werpen licht op iets om het te transformeren. Of: jouw woede geldt het systeem, jouw empathie de mens in de greep van dat systeem (dat houdt wel enigszins steek, al is de ontologische status van ‘het systeem’ wel een probleemgevalletje). En zo voorts.
Tegelijk voel ik weerstand tegen zo’n synthese. Alsof zo’n synthese de twee polen – woede en empathie – dan afzwakt. Laat ons die synthese even uitstellen. De empathie mag de woede niet kaltstellen. En anderzijds mag de woede van ons empathisch spotlicht geen laserstraal maken die dat wat moeilijker invoelbaar is – want anders – als vijandig weefsel wegsnijdt. Ze moeten naast elkaar bestaan zonder elkaar te perverteren. En dat is moeilijk, maar beide lijken me nodig om de bergtop te bereiken – nu eens ‘poet’ dan weer ‘pugilist’.
‘There’s a grenade in my heart’ zingt Mavis Staples op ‘Pulling the Pin’ van RTJ4. Het hart als wapen. Misschien is dat een tikkende tijdbom van een synthese die explosief genoeg blijft voor de tijden waarin we leven.
Liefs
Wannes