De mislukking voorbij
Door Nadia Fadil, op Wed Feb 04 2015 13:28:11 GMT+0000Sinds Merkel en Sarkozy, en niet alleen zij, een paar jaar geleden verklaarden ‘dat de multiculturele samenleving mislukt is’, lijkt dit failliet een vrij algemeen aanvaard idee. De daaropvolgende debatten – die tot op heden aanhouden – gingen dan altijd door op het multiculturalisme als project. Maar misschien wel veel problematischer is de idee ‘mislukking’ zelf. Voor de realiteit van vandaag is een ander denkkader nodig.
Multiculturalisme. Het is een -isme dat er te veel aan lijkt te zijn, in een tijdperk dat de strijd heeft aangebonden tegen alle vormen van ‘-ismen’: populisme, socialisme, liberalisme, fascisme. Multiculturalisme is een jonge ideologie die, in onze postideologische tijden, net te laat komt om eenduidig gevierd te worden. Dit gedachtegoed zou te lang de schijn van een romantische idylle met de culturele diversiteit hebben hooggehouden, en moet daarom onverbiddelijk ontmaskerd worden. Dat gebeurt op vele manieren, van underground reportages à la Femme de la Rue of casussen als die van Jejoen Bontinck, tot complexe kwesties als het probleem van de radicalisering of de verschillende aanslagen sinds 9/11. Allemaal zijn het voorbeelden van hoe het multiculturele model zich niet langer in ‘onschuld’ kan hullen, hoe de ‘malaise’ zou overheersen. Multiculturalisme is niet alleen in crisis, maar – als we de Merkels en Sarkozy’s van vandaag mogen geloven – zelfs onherroepelijk ‘mislukt’.
Al in 2005 schreef Erwin Jans in het magazine Courant dat onze relatie tot multiculturaliteit zich baseerde op een misleidende afstandelijkheid. ‘De ja/nee-debatten geven de verkeerde indruk dat er over “de multiculturele samenleving” nog een beslissing te nemen valt, dat ze bijvoorbeeld alsnog afgewend kan worden en dat alles weer wordt zoals het vroeger was.’ Terwijl de ‘realiteit’ er juist op neerkomt dat multiculturaliteit een ‘demografisch en historisch feit is’. Onafwendbaar, onoverkomelijk. Niet meer te negotiëren. Dat inzicht is gewapend met cijfers over de verschuivende demografische realiteiten van onze Belgische grootsteden, en fundeert zich op de positieve bijdragen van die migratie en het complexe karakter van diemeerlagige realiteit. Velen trachten dan ook een charme- of tegenoffensief te voeren tegen de terdoodverklaringen van dit model, ondersteund door nieuwe concepten als ‘superdiversiteit’ en ‘interculturaliteit’, want elke semantische hulp is welkom.
Maar de strijd is verre van gestreden. Sinds het einde van de jaren 1990 lijken opiniemakers van alle slag – het signatuur ‘links’ of ‘rechts’ lijkt daarbij weinig van tel – verwikkeld in een onverbiddelijke strijd rond dit concept. Ze redetwisten over het statuut van dit multicultureel model, haar wenselijkheid, haar onafwendbaarheid, haar aanvaardbaarheid. Die ideologische bekamping drukt een onzekerheid uit rond hoe we moeten omgaan met de toenemende aanwezigheid van etnisch-culturele minderheden uit de oud-kolonies in ‘onze’ centra. Die minderheden lijken zich immers niet langer te beperken tot de perifere zones van onze geografische, politieke, culturele en economische ruimtes. Ze bekleden intussen een substantieel aandeel van het centrum. Hetzij door mee te dingen naar ‘onze’ welstand, hetzij door gevestigde modellen en concepten als integratie, neutraliteit of het Nederlands in vraag te stellen. Het multiculturele model bevragen kan dan begrepen worden als een poging om die ogenschijnlijke onafwendbaarheid te controleren, door die telkens te willen presenteren als een ‘keuze’. Als een keuze van politiek-correcte apologeten die in naam van culturele diversiteit hun ‘beschaving’ te grabbel gooien.
Twee termen komen in deze controverse zo vaak terug dat ze om nadere beschouwing vragen. De eerste term is ‘crisis’. Een crisis agendeert het niet langer functioneren van een welbepaald model, en behoeft daarom een oplossing. De tweede term is ‘mislukking’. Hij werd gemunt in Paul Scheffers beruchte essay van 2000, en groeide uit tot een internationale mantra toen de groten der aarde hem gingen overnemen. Crisis en mislukking: twee termen die in één adem worden gebruikt om de huidige staat van onze multiculturele realiteit te duiden, maar die verschillende posities suggereren. Terwijl ‘crisis’ nog een zekere onvoorspelbaarheid en openheid toelaat, velt het failliet-denken een onverbiddelijk oordeel over deze verandering. Het gebruik van deze woordenschat is dan ook niet neutraal. Het vraagt om een antropologische bewustwording over de effecten ervan in het multiculturele debat. Dat biedt ons niet alleen de nodige kritische afstand tegenover dat debat, maar opent ook de mogelijkheid voor andere – zachtere – woorden die ons in de permanente zoektocht naar (multiculturele) verbeeldingskracht kunnen begeleiden en ondersteunen.
Multiculturalisme in crisis
De Duitse historicus en cultuurwetenschapper Reinhart Kosselleck stelde in zijn artikel ‘Crisis’ van 2006 dat de moderniteit beschreven kan worden als een tijdperk van crisissen. Het woord ‘crisis’ komt van het Griekse woord ‘beslissen’, maar zal via de medische wetenschap vanaf de negentiende eeuw breed ingang vinden in het politieke en historische taalgebruik, om situaties van onzekerheid en/of onvoorspelbaarheid te beschrijven. Het begrip werd toen gebruikt in gevallen van verdeelde loyaliteiten ten tijde van burgeroorlogen, om te wijzen op de gestage aftakeling van een gevestigde politieke orde, om revolutionaire situaties te beschrijven (Clausewitz, Burke, Rousseau) of om het functioneren van het kapitalisme te vatten (Marx en Engels). Zo zal het crisis-denken een centraal onderdeel van het moderne conceptuele kader en tijdsbesef gaan vormen. Onze visie op de maatschappij wordt niet langer als voorspelbaar, lineair of progressief gezien. Die zekerheid dreigt telkenmale onderbroken te worden door crisissen. Onze zekerheden worden dus gevormd met het besef dat alles, te allen tijde, ineen kan storten. Het is altijd wachten op de volgende aanval – of crisis – die ons zal nopen tot grondige hervormingen of wijzigingen.
Onze zekerheden worden gevormd met het besef dat alles, te allen tijde, ineen kan storten
Het is tegen deze achtergrond van het alomtegenwoordige crisis-denken dat we de crisis van het multiculturalisme moeten situeren. Want het is niet enkel het multiculturele model dat in crisis is. Ook ons politiek of economisch stelsel gedijt op opeenvolgende crisissen. Het idee ‘communautaire crisis’ is één van de centrale cementbegrippen in de politieke woordenschat van ons land, en de financiële crisis van 2008 is slechts een van de vele crisissen die onze economie heeft gekend. De huidige staat van ‘crisis’ van het multiculturele denken is dus geen uitzondering, maar past eerder naadloos in onze tijdsgeest. De vraag is echter wat achter deze specifieke crisis schuilgaat, en welke permanente instabiliteit hier dreigt?
Wanneer we de verschillende elementen die achter deze crisis schuilen in overschouw nemen, lijkt de bezorgdheid niet institutioneel noch economisch te zijn, maar eerder cultureel. Er tekent zich een bezorgdheid af rond het idee dat bepaalde culturele evidenties niet langer zouden opgaan. Dat heersende (seculiere en liberale) normen en waarden, of culturele patronen zouden komen te verdwijnen omwille van migratie. De angst voor de ‘islamisering van de maatschappij_’_ is er zo één. Deze angst drukt het idee uit dat er een permanente dreiging uitgaat van een religieuze minderheidsgroep. Die wordt in staat geacht een nieuwe culturele en religieuze orde te vestigen die de heersende zou vervangen. Een ander voorbeeld vinden we in de bezorgdheid om het Nederlands en de verschillende maatregelen om het te blijven waarborgen: inburgeringscursussen, boetes, straffen of andere disciplinerende maatregelen die de dreigende meertaligheid moeten voorkomen en tegenhouden.
De dominante samenleving wordt in dit verhaal begrepen als zwak en weerloos, en de effecten van (bepaalde) migratieprocessen voelen bedreigend. Men gaat voorbij aan de culturele kruisbestuivingen die een permanente onderlaag vormen van iedere samenleving. Of aan het feit dat elke maatschappij altijd in verandering is. De term crisis zal, daarentegen, bepaalde elementen in deze verandering begrijpen als het gevolg van slecht beheer. En het is tegen die achtergrond dat de term ‘mislukking’ een belangrijke rol komt spelen.
De mislukte integratie
Het idee dat de integratie van etnisch-culturele minderheden mislukt is, is niet nieuw. Men zou zelfs kunnen stellen dat het per definitie het idee van integratie voorafgaat. Integratie veronderstelt immers elementen die niet kunnen opgaan in een groter geheel en daarom een extra ondersteuning behoeven. Sinds de jaren 1990, met de oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor Migratiebeleid (de voorloper van het huidige Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding), ging men integratie zien als een middel tegen de torenhoge werkloosheidscijfers bij migranten en de groeiende sympathieën voor extreemrechts bij de autochtone bevolking. ‘Integratie’ zou de oplossing bieden. Het zou een ultieme poging zijn om een harmonieuze samenleving te herstellen. Deze inspanningen mochten echter niet baten, want faillietverklaringen bleven zich opstapelen. En niet alleen autochtonen, ook ‘allochtonen’ gingen zich mengen en verklaarden de integratie mislukt. Zo wees Tarik Fraihi in 2000 in het beruchte essay ‘Het failliet van de integratie-industrie’ op het paternalistische karakter van het integratie_beleid_, dat er niet in slaagde de reële problemen te onderkennen en op te lossen.
Wat de term mislukking hier doet, is niet alleen wijzen op een crisis. Die crisis wordt ook begrepen als een anomalie, een malaise die een goed functioneren van het systeem in de weg staat. De term ‘mislukking’ geeft daarom de indruk van controle over alle complexiteit. Hij biedt een kristalheldere uitweg op moeilijke kwesties, die zich moedwillig blijven opstapelen. Die kwesties worden niet langer ervaren als een maatschappelijke uitdaging, maar eerder als het gevolg van niet-efficiënte, niet-aangepaste gebruiken, ideeën, religies, ideologieën en gebruiken. De term mislukking hangt in die zin nauw samen met een tijdskader dat de maatschappij opdeelt in termen van ‘kosten’ en ‘baten’, en de ‘waarde’ van elke actor beoordeelt en evalueert vanuit diens bijdrage tot de samenleving. Recent waren we getuige van hoe een zittend staatssecretaris vraagtekens plaatste bij de ‘meerwaarde’ van Congolese, Marokkaanse en Algerijnse migranten.
Stellen dat de integratie of het multiculturele model is mislukt, is tevens stellen dat de geleverde inspanningen (het integratiebeleid, de aanwezigheid van migranten) niet hebben opgebracht. De term ‘mislukking’ sluit daarom, bij voorbaat, pogingen tot remediëring of herstel uit. Je kan andere, nieuwe, pogingen ondernemen. Maar je kan geen mislukking herstellen. Een mislukking valt slechts te liquideren, failliet te verklaren, weg te cijferen, uit het systeem te weren.
Pleidooi voor vertrouwen
Kunnen we geen andere termen verzinnen om over onze relatie tot de multiculturele samenleving na te denken? Termen die de complexiteit ervan niet als crisis aanschouwen, en die loskomen van de permanente drang naar zekerheid en controle die de gevestigde woordenschat laat uitschijnen?
Misschien behoeft de relatie tot de (multiculturele) samenleving geen ‘oplossing’, geen nutsanalyse, maar vertrouwen
De term vertrouwen kan ons misschien in een bepaalde richting helpen. Het is een term die, op het eerste gezicht, weinig weerklank biedt, maar hij bevat wel een aantal elementen die een ander pad moeten kunnen uittekenen om over de huidige maatschappelijke veranderingen na te denken. Het idee van vertrouwen is omringd door onzekerheid, kwetsbaarheid en subjectiviteit – en dat laatste staat juist haaks staan op onze neoliberale drang naar zekerheid, succes en objectiviteit. Vertrouwen veronderstelt immers een onzekerheid, want men kan nooit op voorhand weten of het al dan niet zal worden geschonden. Vertrouwen wijst ook op een positie van kwetsbaarheid: door vertrouwen te geven, geef je jezelf bloot. Vertrouwen, ten slotte, is hoogstpersoonlijk: jij – en niemand anders – beslist je vertrouwen te schenken. Het is een subjectieve en onzekere daad, maar levensnoodzakelijk om het sociale mogelijk te maken.
Misschien behoeft de relatie tot de (multiculturele) samenleving dus geen ‘oplossing’, geen nutsanalyse, geen kosten-baten-dictaat, geen faillietverklaring, maar eerder vertrouwen. Het vertrouwen dat de veelheid aan vreemde talen onze collectieve verbeeldingskracht kan voeden en zelfs verrijken. Het vertrouwen dat geldende waarden en normen voortdurend ter discussie gesteld worden en het zogeheten ‘multiculturele debat’ daar geen uitzondering op is. Het vertrouwen dat een minder eurocentrische kijk op de wereld ons tot weerbare wereldburgers kan maken. Het vertrouwen dat de Islam noch het Westen monolithische blokken zijn. Het vertrouwen dat een sterk herverdelingsverhaal álle burgers ten goede komt en daarom broodnodig is. Het vertrouwen dat we elkaar misschien niet altijd kunnen vinden, maar gedoemd zijn om elkaar te blijven tegenkomen. Het vertrouwen, ten slotte, dat het niet beheersen van een situatie – of ze niet kunnen of willen beheersen – misschien niet op een mislukking wijst, maar het begin kan betekenen van een antwoord.
Nadia Fadil is docent bij de vakgroep antropologie aan de KU Leuven en verricht onderzoek naar multiculturalisme, etniciteit en ras, religie en islam.