De meest onveilige garantie van je leven
Door Bas Blaasse, op Fri May 21 2021 04:00:00 GMT+0000Bas Blaasse confronteert Michiel Vandeveldes dansvoorstelling Dances of Death met zijn eigen ervaringen rond afscheid nemen. 'Soms lijken de generieke codes die de dood begeleiden op lege omhulsels. Deze voorstelling doet mij beseffen dat de inwisselbaarheid van een afscheidsdienst geen afbreuk hoeft te doen aan een oprechte gezamenlijke herinnering.'
Mei 2020, Noord-Holland. Tussen de twee diensten lag nog geen anderhalve week. Hetzelfde uitvaartcentrum, hetzelfde zaaltje. Hetzelfde meubilair en dezelfde opzet – foto’s, verhalen en muziek. Daarna volgde beide keren een serene begeleiding van de uitvaartkist, tussen het lentegroen en onder een drukkende warmte, naar de reeds gegraven kuil, het gereserveerde graf. Alleen de aanwezigen en de overledenen verschilden.
Voor de een kwam het afscheid te vroeg, voor de ander was het meer een verlossing, maar in de beide gevallen kwam het einde plotseling en vlug. Je zou kunnen zeggen dat de beide ceremonies volgens dezelfde codes een andere stemming bewaarden, maar uiteindelijk eenzelfde soort verdriet probeerden te verzachten. Dankzij die identieke setting en uniforme formule sprong hun modulaire karakter in het oog. Enerzijds versterkte dat de geruststellende gedachte dat iedereen vroeg of laat zijn of haar laatste adem uitblaast. Anderzijds was het pijnlijk en cru. Alsof er geen plek meer is voor een individu terwijl je juist diens leven memoreert. Alsof je met het sluiten van de kist benadrukt dat degene van wie je afscheid neemt voortaan toebehoort aan de generieke eeuwigheid.
Bieden de conventies tijdens onze gedenkdiensten een vorm van troost? Beletten ze een vorm van ongemak? Zijn ze een noodzakelijke stap in een acceptatieproces?
Een jaar later zie ik in dezelfde periode een groep dansers verschillende vormen van rouw exploreren. In Dances of Death laat choreograaf Michiel Vandevelde zeven dansers en een zangeres door een landschap van uiteenlopende ritueelachtige scènes bewegen op zoek naar manieren om de dood te dragen en een plek te geven. Tussen het gewoel van herinneringen is hun dodendans voor mij een aanjager van gedachten die eigenlijk al vanaf die twee gedenkwaardige diensten in de wacht staan. Een uitnodiging om stil te staan bij die onvermijdelijke ontknoping die iedereen verenigt en die toch zo persoonlijk en intiem is. Welke manieren schikken bijvoorbeeld onze omgang met de dood? Volgens welke gedragscodes en conventies richten we onze gedenkdiensten in? En waartoe dienen de omgangsvormen en plichtplegingen die we naleven? Bieden ze een vorm van troost die we op zulke momenten zoeken? Beletten ze een vorm van ongemak die anders zou ontstaan? Zijn ze een noodzakelijke stap in een acceptatieproces?
De conventies waarmee we een afscheidsbijeenkomst invullen hebben volgens mij een dubbele functie, om zowel stil te staan bij een uitzonderlijk leven als naasten te verbinden in hun verdriet. Om zowel te verenigen als te onderscheiden. Maar tijdens de tweede ceremonie verloren de persoonlijke herinneringen en komische anekdotes naast de jeugdfoto’s en afscheidsmuziek iets van hun dubbele functie, en maakten ze plaats voor een gevoel van inwisselbaarheid. Dat gevoel is het resultaat van een ontwikkeling die je vrij willekeurig kan noemen. De variëteit tussen de verschillende momenten in Dances of Death benadrukt in eerste instantie bijvoorbeeld hoezeer rituelen rondom de dood arbitrair zijn en vele gestalten en mogelijkheden kennen. De gang van zaken in het rouwcentrum was slechts een mogelijkheid, de indeling had volstrekt anders kunnen zijn. Toch zijn onze specifieke afscheidsgewoonten juist onderdeel van een traditie en worden ze gekenmerkt door terugkerende elementen.
Een lichaam zonder ziel is uiteindelijk kleurloos, een gerimpelde hand zonder beweging levenloos.
Volgens een van zulke gewoonten kleden we onze lijken na ze te hebben gewassen vaak opnieuw aan zodat ze toonbaar zijn en nabestaanden afscheid kunnen nemen van een lichaam, de materie, een gezicht. Om de uiterlijke karakteristieken nog even niet te vergeten. Zó was ze. Dát is hem. Toch is een lichaam zonder ziel uiteindelijk kleurloos, een gerimpelde hand zonder beweging levenloos. In de dood wordt het individu uitgekleed om vervolgens te worden gegeven aan de nagedachtenis. Is dat de reden dat Dances of Death begint met naakte lichamen liggend op het toneel? Gedeisd worden ze ingesmeerd, gebalsemd, betast. Uit de plechtige verrichtingen spreekt een gevoel van zorg. Met verf geven ze elkaars lichamen om beurten kleur, hun ruggen worden versierd met een wit skelet. Afwisselend schikken de dansers zich in de rol van gestorvene en nabestaande en als ze allemaal zijn behandeld, trekken ze ieder onder begeleiding van de eentonige zang een lichte, bijna transparante rok aan. Nu zijn ze ingewijd. De eerste gedenketappe is volbracht.
Je hoort hun inspanning, je hoort ze ademen. De dansers veranderen in nabestaanden die houvast vinden in gezamenlijkheid en beginnen nu zelf te zingen. Ze zijn niet dood maar levend en daarvoor hebben ze elkaar nodig. Vervolgens neemt de zangeres het langzaam over. De choreografie neemt zelf de gedaante van een uitvaartdienst aan, als een uitvaartbegeleider zorgt de in het zwart gehulde zangeres voor de formele overgangen. Uit de kring van het collectief gezongen herdenkingsmoment stapt ze het midden van het podium op met de boodschap dat tranen mogen vloeien. Het zijn de geruststellende woorden die een van de dansers als het ware de moed geven om haar emoties in dansbewegingen tot uitdrukking te brengen, waarna de soliste zelf weer naar de achtergrond verdwijnt en alle ruimte laat aan de dansers, de nabestaanden, degenen die afscheid nemen. Zo leidt de soliste de dansers door hun verschillende fases. Alsof het geheel zou ontbinden als niemand de regie in handen nam, als bescherming tegen ontoerekeningsvatbaarheid. Wanneer de dansers bijvoorbeeld stilhouden en hun korte kreten geleidelijk overgaan in kuchjes en gesnik en uitmonden in een bandeloos schreien, janken en brullen, transformeert de zangeres hun onbehaaglijke klanken langzaam in prettige, kalme tonen. Ze neemt hun uitingen mee naar de wereld van de melodie, de zang, de controle. Als een therapeute die haar patiënten leert hun emoties in bestuurbare banen te leiden. Ze dirigeert, geeft een richting. De groep komt weer in beweging, van onvermogen naar een vorm van kunnen.
Tussen de woorden van overleden schrijvers voel ik me veilig. Ook zij zijn gestorven. Zo erg kan het niet zijn. Ze hebben de dood overleefd.
Want het vreemde aan de dood is dat hij de enige zekerheid van ons leven is en tegelijkertijd het meest ongrijpbare van alles wat bestaat. De dood is zogezegd de meest bekende en ongewenste vreemdeling voor bijna iedereen. En daarbij is steun en begeleiding waarschijnlijk onmisbaar. De meest onveilige garantie van je leven kan nogal eens tot volkomen oncontroleerbare emoties leiden. Misschien moet je zeggen dat de dood zelf eigenlijk niet echt bestaat maar slechts een markering is, een einde van datgene wat bestaan heeft. De paradox wil dat die zekerheid ons angst inboezemt omdat niet leven onvoorstelbaar is. Zulk onvermogen van onze verbeeldingskracht kan mij in ieder geval een ongerust en gejaagd gevoel geven. De angst voor de dood is even absurd en fundamenteel als het bijkomende verdriet. Ik heb geleerd om met die absurditeit te proberen leven en zoek op mijn manier naar vormen van steun of dingen die mij opluchten. Humor en een zekere lichtzinnigheid kunnen daar bijvoorbeeld bij helpen, ze kalmeren mijn onrust. Misschien dat lachen en huilen daarom zo dicht bij elkaar kunnen liggen. Maar echt geruststellend is een grap nooit. Hij vermindert en bedekt de verwarring maar gaat de confrontatie met het onvermijdelijke uit de weg. Mijn geruststelling vind ik in de geschiedenis. Tussen de woorden van overleden schrijvers voel ik me bijvoorbeeld veilig. Ook zij zijn gestorven. Zo erg kan het niet zijn. Ze hebben de dood overleefd.
De onbegrijpelijkheid van de dood die ons leven bedingt is een existentieel cliché. Iedereen kan ertegenaan lopen, een wezenlijke oplossing bestaat niet. Ik kan dode schrijvers lezen tot ik een ons weeg, een logische verklaring voor de onafwendbaarheid kan niemand mij geven. Zowel humor als de zekerheid van de geschiedenis zijn louter pragmatische middelen om de dood in zekere zin draaglijk te maken. En net zoals zorg en genegenheid kunnen helpen iemands verdriet te verzachten, zit in beide manieren een vorm van gezamenlijkheid verscholen. Als we samen lachen om iets onbegrijpelijks, laten we blijken dat we het allemaal niet weten. Als ik blader door de geschiedenis, identificeer ik mij met het kolossale lichaam van iedereen die er niet meer is. Zo balanceert de intimiteit van het verdriet dat de dood omwikkelt altijd tussen het gemeenschappelijke en het persoonlijke. Het verwerken van verdriet is uitermate persoonlijk. Jouw verdriet is uniek, het is van jou en alleen van jou. Maar het is de gemeenschappelijke erkenning van verdriet die de last verlicht. Zoals het besef dat op den duur bijna iedereen zulk verdriet tegenkomt, dat niemand echt een antwoord heeft op de ongerijmdheden van de vergankelijkheid.
Misschien moet het individuele wel ongemerkt verdwijnen, ontsnappen, zodat het gemeenschappelijke troostend mag zijn. Zoals er lijsten bestaan van de meest gedraaide afscheidsmuziek.
Die dialectiek tussen het individu en het collectief, tussen persoonlijke rouw en gedeeld verdriet, komt ook terug in Dances of Death. Wanneer een van de dansers een scène begint met sierlijke bewegingen vol overgave, een innige en ingetogen cadans, voegen de andere dansers zich langzaam bij het geheel met dezelfde passen. Vanuit een persoonlijke uitdrukking ontstaat een organische en symmetrische herhaling die zichzelf versterkt en gelijktijdig de individuele bewegingen minder prominent, minder persoonlijk, minder uniek maakt. Zoals ik merkte tijdens de modulaire gedenkdiensten die ik bijwoonde. Misschien moet het individuele wel ongemerkt verdwijnen, ontsnappen, zodat het gemeenschappelijke troostend mag zijn. Zoals er lijsten bestaan van de meest gedraaide afscheidsmuziek. Nummers die naderhand een persoonlijke herinnering bij mensen nalaten en tegelijk door miljoenen anderen worden gedeeld.
Toch is de praktijk zoveel weerbarstiger dan een theoretisch relaas. Op een moment dat Dances of Death afdaalt in de duisternis, vager en speculatiever wordt, we de woorden van de zangeres niet kunnen verstaan, ontstaat er een soort mechanische chaos. Stroboscopen en haperende elektronische klanken verscheuren de nog maar half functionerende lichamen. De dansers lijken in hun eigen wereld verstrikt geraakt, waar bewegingen bepaalde stappen lijken over te slaan. Het hort, het schokt, het stort. Het kruipt, het trilt, wil weg. Er is een surplus aan energie dat ergens een uitgang zoekt. Ze barsten uiteen alsof ze in een pit staan, schoppen en slaan alsof ze bezeten zijn. Ze schreeuwen hun ergste nachtmerrie uit en blijven daarin rondjes draaien. Op deze momenten treedt de zangeres opnieuw op als hoeder van de redelijkheid door lange rustige klanken te leggen op hun adem die uiteenspat in wanhopige machinale geluiden. En wanneer de chaos bedaart en we een soort geruisloze privékamers van rouw zien, waarin schimmen zich contactloos voortbewegen, is het de vorm van de voorstelling die een volgende handreiking doet. De choreografie loodst de bewegingen van volslagen gekte en verstandsverbijstering naar een vreedzame dans. Als een formele procedure die de richting bepaalt, stelt ze een van de dansers gerust wanneer die angstvallig ronddraait en met gespreide armen smekend lijkt te vragen: wie redt mij? Rustig maar, belooft de choreografie. Het hoort erbij en gaat voorbij. Neem je tijd. En kom daarna weer terug bij ons. We zijn er voor je.
Hoewel niks definitiever is dan de dood, is de omgang ermee geen eenmalige gebeurtenis maar een voortdurend proces. Die bestendigheid is onze collectieve troost.
Soms lijken de generieke codes en ceremoniële vormen die de dood voor ons begeleiden op lege omhulsels. Maar Dances of Death doet mij beseffen dat de inwisselbaarheid van een afscheidsdienst geen afbreuk hoeft te doen aan een oprechte en liefdevolle gezamenlijke herinnering. De voorstelling plakt de uiteendrijvende wanhoop van de afzonderlijke dansers opnieuw aan elkaar en zoekt troost in het gemeenschappelijke, in datgene wat we delen. Vanuit de verstilling draaien de lichamen zich weer langzaam als één geheel naar elkaar toe in een cirkel. De monotone streep geluid van de zangeres die op de achtergrond klinkt krijgt opnieuw de ruimte om te verdwijnen, omdat ze haar werk heeft gedaan. De dansers zijn weer verbonden en halen samen hoorbaar adem. Dit is de spirituele ontspanning die volgt op diepgaande meditaties. En hoewel niks definitiever is dan de dood, is de omgang met de dood geen eenmalige gebeurtenis maar een voortdurend proces. Die bestendigheid is onze collectieve troost. Dan mag het licht uit en is er niks meer.