De grijze zone van de kleine zonde

Door Lorenzo Buti, Marie Schraepen, op Mon Nov 30 2020 23:00:00 GMT+0000

Het guilty pleasure is aan een opmars bezig. Steeds vaker popt de term ons scherm op, in reclamecampagnes en op sociale media, maar ook in lange, kritische opiniestukken die de werking ervan analyseren. Pro of contra? Uw antwoord is niet vrijblijvend. Maar wat ís een guilty pleasure eigenlijk? En vooral, hoe is het zo’n maatschappelijk fenomeen kunnen worden?

Fifty Shades of Grey op het openbaar vervoer, netjes gekaft met ruitjespapier. Chocoladecake op de derde dag van mijn lowcarb dieet. Dat iedere imitatie van Backstreet Boys (inclusief het origineel) exact twee sentimentele akkoorden commercialiseert, zeg ik. Dat die kindjes in Bangladesh onze koopwoede moeten bekopen, propageer ik in mijn nieuwe sneakers (van Nike). Ik zou beter moeten weten. Wees consequent, zeg ik. Put your money where your mouth is. Maar aan mijn guilty pleasures voel ik me overgeleverd.

In eerste instantie draait het guilty pleasure om het genot dat je onttrekt aan iets wat voor jou niet plezierig behoort te zijn. Een transgressie dus – klein, onbenullig, maar een overtreding desalniettemin. Je gaat stilletjes in tegen de heersende moraal, je veegt je voeten aan je besef van 'goede smaak'.

Dat laatste is belangrijk. De ene overtreding is immers de andere niet. Of zoals de Amerikaanse auteur Chuck Klosterman het in "Why Your Guilty Pleasures Matter (And the Curious Etymology of a Phrase Gone Wrong)” (2004) formuleert: cocaïne snuiven op openbare toiletten is zowel plezierig als schuld-inducerend, toch gebruiken we de term 'guilty pleasure' doorgaans niet om die activiteit te benoemen.

Het guilty pleasure heeft te maken met je identiteit. Jij consumeert (vrijwillig!) iets wat iemand uit jouw klasse, met jouw opleidingsniveau, leeftijd, gender, jouw sociale positie en status – met andere woorden: iemand met jouw culturele kapitaal – eigenlijk smaakvol zou moeten afwijzen. Je bent je bewust van het waardenkader waar je je aan wilt houden en werkt naarstig om het in stand te houden.

Het guilty pleasure verschijnt dan als de ventilatieklep op die strakke moraal, de grijze zone, de speelruimte waar we kunnen experimenteren met wat niet bij onze vooronderstelde (sociale) identiteit past. Als man consequent naar sappige romantische komedies kijken, gaat bijvoorbeeld een stuk vlotter wanneer het de stempel van guilty pleasure krijgt opgeplakt. Door er slechts tijdelijk van onderuit te muizen, bevestigen we de goede smaak die we hoog willen houden, terwijl we toch de ruimte creëren om een teentje in de vijver van alternatieve identiteiten te steken.

Hier betreden we echter glad terrein. Is het hierboven aangehaalde idee van goede smaak immers niet hopeloos achterhaald? Hadden we niet al lang het verouderde idee achter ons gelaten dat er zoiets bestaat als een strikt onderscheid tussen 'hoge' en 'lage' cultuur? Geen exclusieve highbrow of lowbrow meer, leve de nobrow. Bovendien onderscheidt de hedendaagse gecultiveerde mens zich niet door de exclusiviteit van zijn consumptie, maar juist door de diversiteit van zijn palet. Hij is van alle markten thuis. Maar als niets in se verboden gebied is, waarom ons dan schuldig voelen?

We schamen ons niet écht voor onze guilty pleasures. Daar zijn ze te openlijk voor, daarvoor kunnen we ze te gemakkelijk opbiechten.

Het antwoord is dat onze schuld voornamelijk performatief is. We schamen ons niet écht voor onze guilty pleasures. Daar zijn ze te openlijk voor, daarvoor kunnen we ze te gemakkelijk opbiechten. Fifty Shades kreeg menig vijftiger in december 2015 onder het toeziend oog van de gehele familie. Verkoop goedkope reality-tv als guilty pleasure en plots kijkt half 'zichzelf serieus nemend' Vlaanderen naar _Temptation Island (de Nederlandse zender RTL 5 adverteerde het programma zelfs uitdrukkelijk als guilty pleasure). Het guilty pleasure moet geenszins altijd angstvallig verborgen worden voor de oordelende blik van de ander. Evengoed kan het een massaal gedeelde consumptie-ervaring zijn, waarbij de schaamte eerder verbindend dan isolerend werkt: een transparant excuus dat je deelt met anderen (‘dit is echt niet oké, we zouden beter moeten weten’) en dat het genot enkel verhoogt. We kunnen onze 'schuld' delen, terwijl we tegelijkertijd ijverig onze superieure smaak aan elkaar signaleren.

Een reactie op deze performatieve schuld van het guilty pleasure is dan weer een soort culturele pathologisering, waarbij je moet boeten voor je eigen onmacht door aan jezelf te werken. Te veel schermtijd of smakeloze romans worden hier hetzelfde behandeld als een hardnekkige drugs- of alcoholverslaving: het is sterker dan jezelf, maar je tracht je ertegen te verzetten. Een blogster loste het zo op: lees The Hunger Games als het echt moet, maar doe het op een treadmill, dan onderhoud je tenminste tegelijkertijd je body en health.

Ironische afstand

Wat doen we eigenlijk door een plezier als guilty pleasure te bestempelen? In se weinig meer dan een veilige afstand inbouwen. We activeren een ironische houding, die ons toestaat het werk te consumeren zonder ermee samen te vallen. Vanuit dit opzicht is er weinig nieuws aan de hand. Sinds de negentiende eeuw heeft de ironische houding in cultuur en filosofie sterk aan belang gewonnen. De moderne tijd deed zijn intrede door eeuwenlang vastgeroeste zekerheden vliegensvlug in rook te doen opgaan. In deze context werd ironie een aantrekkelijk mechanisme om te leren omgaan met zich opstapelende persoonlijke en sociale tegenstellingen. Wanneer de wereld zijn vanzelfsprekende coherentie verliest, kon een ironische houding houvast bieden.

De Deense existentialistische filosoof Søren Kierkegaard waarschuwde voor het gevaar van een overdaad aan ironie – hoe het individu zichzelf kan verliezen door de wereld enkel afstandelijk te benaderen – maar zag er ook al het radicale potentieel van in: ‘Hij [de ironicus] laat het bestaande bestaan, maar voor hem heeft het geen geldigheid; intussen doet hij alsof dit laatste wel het geval is, en in deze vermomming voert hij het een wisse ondergang tegemoet.’ De ironische houding kan bijdragen tot de vernietiging van oude waarden door hun decadentie bloot te leggen. Een goed voorbeeld hiervan vinden we in een zuiver ironisch personage, Lord Henry Wotton in Oscar Wilde’s The Picture of Dorian Grey, wiens oneindige stroom aan zichzelf tegensprekende ‘wijsheden’ spot met de sérieux waar de hogere klasse in het Victoriaanse Engeland zich mee tooide. Door dezelfde gewoontes en tradities ironisch te herhalen legt men het buskruit voor hun toekomstige ontploffing.

Bertolt Brecht trok de kracht van de ironie door naar de kunsten. Acteur en rol, woord en daad, fictie en werkelijkheid mogen nooit samenvallen. Naturalistisch en melodramatisch theater zetten alles ten dienste van de illusie, en wiegden zo hun publiek in een comfortabele slaap. Brecht reageerde hierop door het radicale potentieel van de afstand te ontketenen, door de hele machinerie van het theater open en bloot het podium op te gooien en zo het publiek te doen ontwaken uit zijn illusoire genoegzaamheid. Personages braken op het podium door de vierde muur heen en becommentarieerden zelf hun eigen acties. Brecht beoogde dat dit ironische ‘vervreemdingseffect’ politiserend zou werken, omdat het publiek zich bewust kon worden van zijn medeplichtigheid in het vlotte functioneren van zowel het theatergebeuren als de maatschappij erbuiten.

Onze goede smaak, en daarom onszelf, komt nooit waarlijk in gevaar. Transgressie, ja, maar de transgressie is masturbatorisch.

Keren we terug naar het guilty pleasure, dan zien we dat de eerste, afstandelijke beweging er wel in vervat zit, maar dat er van buskruit geen spoor is. De afstand die het guilty pleasure inbouwt, is niet subversief, omdat ze slechts dient om de oorspronkelijke waardeschaal in stand te kunnen houden. Onze goede smaak, en daarom onszelf, komt nooit waarlijk in gevaar. Transgressie, ja, maar de transgressie is masturbatorisch. Er is steevast een ontsnappingsroute bij de hand, en de ironie verheft ons slechts boven datgene wat we consumeren. In de overtreding van onze waardeschaal affirmeren we die tegelijk.

Dat wordt des te cynischer, wanneer we beseffen dat de ironie zichzelf verdubbelt. De ironische houding van het guilty pleasure dient slechts tot masker van mijn oprechtheid. Ik doe alsóf ik ironisch geniet van mijn guilty pleasures, maar dat is de dekmantel voor het feit dat ik er oprecht van geniet. In die zin draait het guilty pleasure de ironische beweging die Kierkegaard en Brecht beschrijven om. De afstand dient als schild, niet als wapen. Het zelfbewustzijn is een aflaat om de ziel van de kleine zonde te zuiveren.

Guilty pleasures consumeren

Het is om deze reden dat het guilty pleasure zo hapklaar is als consumptiemodus. Guilty pleasures zijn een erkenning van negativiteit die volstrekt onschadelijk is. Hen ontbreekt het radicale potentieel dat andere vormen van culturele negativiteit wel in zich kunnen dragen. De verhouding tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ cultuur kan op verschillende manieren een subversieve lading krijgen. Een draai naar weerspannige, trage cultuur kan bijvoorbeeld fungeren als aanklacht tegen een hapklare maar homogeniserende massaconsumptie. Omgekeerd kan ‘lage’ cultuur bewijzen dat het complexe ervaringen en aspiraties aanboort op een werkelijk populaire wijze, daarmee revolterend tegen het stigma dat lagere klassen gedoemd zijn om ongecultiveerd te blijven.

Telma Lannoo

Het guilty pleasure daarentegen legt iedere mogelijkheid tot subversiviteit bij voorbaat lam. Terwijl andere culturele expressies – denk aan de hippiebeweging uit de jaren 1960 of anarchistische punkers – op z’n minst een poging deden om weerstand te bieden aan de dominante consumptielogica, geeft het guilty pleasure zich bij voorbaat gewonnen. Datgene waarboven het individu zich verheft, bevestigt het tegelijkertijd. Zo onthult het guilty pleasure tevens het geheim van de cultuurindustrie: dat deze culturele blob alle verschil (van smaak, identiteit, ervaring) integreert (en dus een plaats geeft) in een consumeerbaar geheel. Terwijl negativiteit een bron kan zijn van subversieve strubbeling, vervormt het guilty pleasure ze tot stasis. Het guilty pleasure is een ode aan de status quo.

Het guilty pleasure is een ode aan de status quo.

Zo komen we ook op het spoor hoe weinig de cultuurindustrie boodschap heeft aan onze zogenaamde ‘kritische bewustwording’. Het zal Temptation Island worst wezen of de kijker zich al dan niet bewust is van de haarfijne technieken van stereotypering en stigmatisering die in het programma aan het werk zijn. Des te beter zelfs. Voor Temptation Island is het een win-win situatie: het trekt zowel de kijkers aan die ongegeneerd willen genieten van breed uitgesmeerde sensatie, als de kritische geesten die tijdens het kijken de exploitatie van het programma becommentariëren. Er moet eigenlijk geen enkel specifiek bewustzijn aanwezig zijn om te consumeren, omdat dit laatste in essentie een sociale handeling is. We kennen de beperkingen van onze guilty pleasures, maar we handelen alsof we ze niet kennen. De filosoof Slavoj Žižek waarschuwde er reeds in 1989 voor, toen hij schreef dat ironische afstand ‘een manier is om onszelf blind te maken voor de structurerende macht van ideologische fantasie: zelfs wanneer we de dingen niet serieus nemen, zelfs wanneer we een ironische afstand behouden, dan doen we ze nog steeds.’

Simulacrum van gewichtigheid

Guilty pleasures: consumeren of niet? We bereiken een nieuwe onmogelijke keuze: ofwel wijzen we onszelf af, ofwel onze waarden (en is dat eigenlijk niet hetzelfde?). Guilty pleasures moraliserend veroordelen wérkt niet. De afwijzing is reeds in hun werking geïncorporeerd. Bovendien, wanneer we strikt idealistisch propageren: ontzeg jezelf je guilty pleasures; wat doen we dan? We bevestigen het bestaande (elitaire) waarde-apparaat en sluiten de ventilatieklep. We verwijderen de afstand. We wijzen iedere exploratie van alternatieve identiteiten af. We pogen met ons waardenkader samen te vallen.

Dat klinkt misschien halvelings nobel, maar in de praktijk genereert het slechts een nieuw soort sérieux dat op weinig meer lijkt dan een karikatuur van zichzelf; het simulacrum van een gewichtigheid die haar fundament heeft verloren. Een morele striktheid die zichzelf niet meer ironisch kan benaderen, heeft vandaag bijna altijd iets weg van een parodie. Kijk bijvoorbeeld naar de 'nieuwe weerbaarheid' van de witte Vlaamse jeugd of het zelfdestructieve islamitische fundamentalisme van voormalige straatcriminelen. Wanneer beide tendensen geen fascistische zuivering van een zondige wereld propageren, verliezen ze zich in een kinderachtige obsessie met kledij en lifestyle.

Ook in een online beweging als body positivity ontwaar je deze tendens. In sommige online ruimtes verzandt het activisme in eindeloze discussies over de vraag of je nog intentioneel gewicht mag verliezen (want dat is collaboreren met de waarden van 'de maatschappij') en of je nog naar het nummer All about that bass van Meghan Trainor mag luisteren – zij maakt immers een opmerking over 'skinny bitches' en dat is discriminerend naar dunne mensen. De principiële striktheid voelt naast de kwestie, en het aangehaalde conflict klinkt vals: het is een symbooldiscussie die iets diepers uit de weg lijkt te gaan.

Echter, ook het toegeven aan onze guilty pleasures contesteert de impliciete waardeschaal niet. Dat is immers hun kracht: consumeren zonder met het object te moeten samenvallen. Als je het nodig hebt om veel zaken waarvan je geniet af te schrijven als een guilty pleasure voor je het jezelf kan toestaan ervan te genieten, zegt dat voornamelijk veel over de absoluutheid van je waardeschaal. Conclusie: noch een verwerping van guilty pleasures, noch een bejubeling ervan, stelt de geïmpliceerde rangorde in vraag.

Het is om deze reden dat de vraag ‘of we mogen genieten van ons guilty pleasure’ meer verhult dan dat ze opheldert. De vraag negeert het hele sociaal gedeelde raamwerk waarin het tot stand komt (en waarbuiten het geen betekenis zou hebben). Hij neemt de veronderstelde hiërarchie voor lief, evenals de sociale structuren waarin cultuur wordt geconsumeerd. Pro of contra? Uw antwoord is wél vrijblijvend.

Hoe geraken we uit deze catch-22? De schrijvers van dit stuk weten het oprecht niet. De categorie van het 'guilty pleasure' biedt geen wapen om te breken met het conformisme waarvan de cultuurscène vandaag doordrongen is. Daarvoor is de term te genesteld in de cultuurindustrie en de machtsdynamieken die daarmee gepaard gaan. Misschien kunnen we de tegenstellingen die in het guilty pleasure huizen, ontmantelen en op een nieuwe manier activeren. Hoe kan cultuur zijn ironische subversiviteit herwinnen? Welk artistiek genot leent zich niet tot de bevrediging van onze goedkoopste behoeften? Welk potentieel schuilt er vandaag in artistieke oprechtheid? Met een beetje geluk kunnen deze vragen onbewandelde paden vrijmaken voor de culturele praktijken die een stok in de wielen van de cultuurindustrie steken.